Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
beschikking
de Raad voor de Kinderbescherming,
[naam minderjarige01] ,
[naam moeder01] ,
Het procesverloop
De feiten
Het verzoek
Het standpunt van belanghebbenden
De beoordeling
De beslissing
Den Haag.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige01]. Het verzoek is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, die zich zorgen maakt over de onrustige en instabiele opvoedsituatie van de minderjarige. De minderjarige woont bij zijn moeder, maar er zijn zorgen over de relatie tussen de moeder en de oma, die ook een rol speelt in de opvoeding. De kinderrechter heeft de minderjarige en de moeder gehoord, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI).
De Raad heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat de minderjarige niet goed omgaat met het gezag van de moeder en er sprake is van onmacht bij de moeder. De GI heeft echter aangegeven dat de ondertoezichtstelling moeilijk uitvoerbaar is en heeft geadviseerd om de minderjarige in een neutrale setting te plaatsen. De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek en benadrukt dat zij al het mogelijke doet om haar kind in een goede omgeving op te voeden.
De kinderrechter heeft de zorgen van de Raad gedeeld, maar oordeelt dat deze zorgen niet voldoende zijn om te spreken van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. De minderjarige doet het goed op school en in zijn sociale leven, en de moeder werkt mee aan de geboden hulpverlening. De kinderrechter concludeert dat de ondertoezichtstelling niet noodzakelijk is en wijst het verzoek af. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep.