In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen meerdere eiseressen en de burgemeester van Rotterdam. De eiseressen, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, hadden drie verzoeken ingediend voor verruiming van de openingstijden van speelautomatenhallen. De burgemeester heeft deze verzoeken geweigerd op basis van een advies van de politie, waarin werd gesteld dat de woon- en leefsituatie in de omgeving negatief beïnvloed zou worden door de verruiming van de openingstijden. De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarbij de eiseressen in beroep zijn gegaan tegen het bestreden besluit van de burgemeester, dat hun bezwaar ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 21 februari 2022 is het onderzoek heropend, en partijen hebben hun standpunten toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de verruiming van de openingstijden onwenselijk was, gezien de bestaande druk op de openbare orde in de omgeving van de speelautomatenhallen. Echter, de rechtbank heeft ook geoordeeld dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de situatie van de speelautomatenhallen aan [adres 1] verschilde van die van een ander casino, waar wel verruiming was toegestaan. De rechtbank heeft het beroep in zoverre gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de eiseressen.