ECLI:NL:RBROT:2022:8687

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 september 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
10/086968-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en mishandeling, veroordeling voor mishandeling van levensgezel met gevangenisstraf en maatregel

Op 15 september 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en mishandeling van zijn levensgezel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot zwaar lichamelijk letsel en mishandeling, maar hem wel veroordeeld voor mishandeling van zijn levensgezel. De zaak kwam voort uit een incident op 5 april 2022, waarbij de verdachte zijn levensgezel bij de nek heeft vastgepakt en geknepen, wat leidde tot letsel. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster inconsistent waren en dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot zwaar lichamelijk letsel. Het beroep op noodweer van de verdachte werd verworpen, omdat de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van twee maanden en een maatregel tot beperking van de vrijheid voor twee jaar, met de bepaling dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte en eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/086968-22
Datum uitspraak: 15 september 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] te ( [postcode verdachte] ) [woonplaats verdachte]
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief in het justitieel complex Zaanstad,
raadsman mr. R. Tetteroo, advocaat te Schiedam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 september 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 63 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het over de verdachte opgemaakte rapport van 7 april 2022, alsmede oplegging van een contact- en locatieverbod in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak (feit 2)
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Het primair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden. Mevrouw [naam slachtoffer] (hierna: de aangeefster) heeft bij de politie en bij de rechter-commissaris consistent verklaard en de verbalisanten hebben ter plaatse bijpassend letsel waargenomen. Het maken van een stekende beweging met een mes in de richting van de keel kan bovendien worden aangemerkt als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte heeft de aanmerkelijke kans op het toebrengen van dit letsel op de koop toegenomen.
4.1.2.
Beoordeling
Op 6 april 2022 waren de verdachte en de aangeefster aanwezig in hun gezamenlijke woning te Rotterdam. Op enig moment is onenigheid ontstaan tussen de aangeefster en de verdachte. In geschil is of de verdachte het mes heeft getoond tijdens een ruzie over geld of dat hij aangeefster met het mes zou hebben aangevallen waarbij aangeefster afweerletsel heeft opgelopen.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van de aangeefster op essentiële punten onvoldoende consistent zijn. Zo heeft aangeefster bij de politie weliswaar verklaard dat zij door af te weren heeft voorkomen dat de verdachte haar nek zou open snijden maar bij de rechter-commissaris heeft zij (onder andere) verklaard dat de verdachte met het mes
weesen dat zij op dat moment het mes heeft proberen af te pakken. Op grond van de verklaringen van de aangeefster kan derhalve niet met zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte een stekende beweging in de richting van de nek van de aangeefster heeft gemaakt. Daarnaast past het letsel dat bij de aangeefster door de politie is waargenomen naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer bij het toebrengen van letsel met een mes. De beschrijving van het letsel is algemeen van aard en voorts zijn de foto’s van het letsel, zowel van de handen als van de nek van aangeefster, te onduidelijk om letsel door messteken te kunnen waarnemen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat op grond van de beschikbare bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat de verdachte een zwaaiende of stekende beweging met het mes heeft gemaakt in de richting van aangeefster noch dat zij (afweer) letsel heeft opgelopen. Aldus kan een poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel noch mishandeling bewezen worden.
Conclusie
Het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering (feit 1)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hoewel de verdachte heeft bekend dat hij de aangeefster stevig bij haar nek heeft vastgepakt, was er sprake van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding waartegen hij zich mocht verdedigen.
4.2.2.
Beoordeling
De verklaring van aangeefster dat de verdachte haar met twee handen om de nek heeft vastgepakt en gewurgd vindt steun in de verklaring van de verdachte. Het door de verdediging opgeworpen beroep op noodweer vindt geen steun in het dossier en is niet aannemelijk geworden.
Het beroep op noodweer wordt dan ook verworpen.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 5 april 2022 te Rotterdam zijn levensgezel, [naam slachtoffer] , heeft mishandeld door haar nek/keel vast te pakken en vast te houden en in haar nek/keel te knijpen (waardoor zij geen adem meer kon halen).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn levensgezel door haar bij haar nek / keel te pakken, vast te houden en dicht te knijpen. De aangeefster heeft als gevolg hiervan letsel opgelopen aan haar nek. Met zijn handelen heeft de verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 augustus 2022, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.2.2.
Rapportages
Reclassering Nederland, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 april 2022.
Psycholoog drs. [naam psycholoog] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 9 augustus 2022.
Psychiater [naam psychiater] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17augustus 2022.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit en dat de verdachte reeds eerder is veroordeeld voor geweld tegen zijn levensgezel is een gevangenisstraf passend. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Daarnaast vindt de rechtbank het aangewezen dat aan de verdachte een locatie- en contactverbod met betrekking tot zijn (ex-)partner wordt opgelegd in de vorm van een maatregel als bedoeld in artikel 38v Wetboek van Strafrecht.
Nu verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en gelet op het rapport van de reclassering waaruit blijkt dat de kans op recidive hoog wordt geschat, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens mevrouw [naam slachtoffer] zodat ook wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38v, 38w en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 (primair en subsidiair) ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 2 (twee) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
zich gedurende twee (2) jaar na heden niet te bevinden in de [adres] te Rotterdam;
gedurende twee (2) jaar na heden op geen enkele wijze contact op te (laten) nemen, te zoeken of te hebben met mevrouw [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] en wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] .
bepaalt dat voor iedere keer dat de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van twee (2) weken, met een totale duur van ten hoogste 6 (zes) maanden;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is (apart geminuteerd);
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Freese, voorzitter,
en mrs. D. van Dooren en A.M.G van de Kragt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. de Graaf, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 15 september 2022.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 april 2022 te Rotterdam zijn levensgezel, [naam slachtoffer] , heeft mishandeld door haar nek/keel vast te pakken en/of vast te houden en/of in haar nek/keel te knijpen (waardoor zij geen adem meer kon halen);
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij op of omstreeks 6 april 2022 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een (keuken)mes in de richting van (de nek/keel van) die [naam slachtoffer] heeft gestoken/gesneden (waardoor zij (afweer)letsel heeft opgelopen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; ( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 april 2022 te Rotterdam zijn levensgezel, [naam slachtoffer] , heeft mishandeld door met een (keuken)mes in de richting van (de nek/keel van) die [naam slachtoffer] te steken/snijden, waardoor zij (afweer)letsel heeft opgelopen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )