ECLI:NL:RBROT:2022:8686

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
10/710281-81
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak verkrachting en bewezenverklaring bezit kinderporno met gevangenisstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 september 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting en bezit van kinderporno. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde verkrachting, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte de aangeefster had gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank oordeelde dat de aangeefster, die leed aan een geestelijke beperking, niet in staat was haar wil te bepalen of weerstand te bieden tegen de seksuele handelingen. De verdachte heeft weliswaar seksuele handelingen met de aangeefster verricht, maar de rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van dwang of geweld in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht.

Wel heeft de rechtbank de verdachte schuldig bevonden aan het subsidiair ten laste gelegde feit, namelijk het hebben van seks met de aangeefster, die door haar geestelijke beperking niet in staat was om haar wil kenbaar te maken. Daarnaast is de verdachte schuldig bevonden aan het bezit van kinderporno, omdat op zijn telefoon een afbeelding is aangetroffen die voldoet aan de criteria van kinderporno volgens artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft een schadevergoeding van € 6.478,15 aan de benadeelde partij toegewezen, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft ook de wettelijke rente over de schadevergoeding toegewezen vanaf de datum van indiening van de vordering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/710281-81
Datum uitspraak: 29 september 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] te ( [postcode verdachte] ) [woonplaats verdachte] .
raadsman mr. A. Dogan, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 18 februari 2021 en 15 september 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 18 februari 2021 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal melden bij de reclassering zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 1
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Het primair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen. Mevrouw [naam slachtoffer] (hierna: de aangeefster) en de verdachte hebben allebei verklaard dat zij op 28 september 2018 met elkaar seksuele handelingen hebben verricht, waaronder het binnendringen van het lichaam van de aangeefster. Uit de verklaring van de aangeefster blijkt dat zij zich gedwongen voelde om deze seksuele handelingen te verrichten. Deze verklaring is geloofwaardig en betrouwbaar en vindt steun in andere bewijsmiddelen.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde, omdat niet bewezen kan worden dat er sprake was van dwang of geweld. De verdediging betwist dat er op enig moment sprake was van seks zonder instemming. Evenmin was er sprake van een afhankelijkheidsrelatie en was aangeefster goed in staat haar wil te bepalen en duidelijk te maken.
4.1.3.
Beoordeling door de rechtbank
De tenlastelegging
De rechtbank merkt ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde op dat zij uit de wijziging tenlastelegging van het primair ten laste gelegde begrijpt dat de officier van justitie tevens heeft bedoeld de pleegdatum van het subsidiair ten laste gelegde te wijzigen. De rechtbank gaat dus uit van een ten laste gelegde pleegdatum van 28 september 2018 voor zowel het primaire als het subsidiair ten laste gelegde. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De beoordeling
Op 29 september 2018 heeft de zedenpolitie een informatief gesprek gevoerd met de aangeefster. In dit gesprek heeft zij – kort samengevat – het volgende verklaard. Op 28 september 2018 bevond de aangeefster zich samen met de verdachte in het kantoor van [naam bedrijf] , bij welk bedrijf zij beiden werkten. Nadat hij haar vroeg om het kantoor binnen te gaan, deed hij de deur dicht en ging hij voor de deur staan. De verdachte begon aan haar te zitten, tilde haar bovenkleding omhoog en kuste haar borsten. De verdachte heeft haar vervolgens uitgekleed en heeft zijn vingers in haar vagina gestopt. Daarnaast moest de aangeefster de verdachte pijpen en hebben zij zonder condoom seks gehad. De aangeefster heeft verklaard dat zij dit niet wilde, maar dat zij niet in staat was dat te zeggen. Ook kon zij niet weg, omdat de verdachte haar stevig vasthield en voor de deur stond. Over haar relatie met de verdachte heeft de aangeefster verklaard dat zij elkaar al geruime tijd kennen en dat zij hem ziet als vertrouwenspersoon. Deze verklaring heeft de aangeefster op 12 oktober 2018, 13 november 2018 en 15 juni 2021 – op essentiële punten – herhaald.
Op 29 september 2018 heeft er een medisch onderzoek plaatsgevonden bij de aangeefster. Blijkens het NFI rapport is er bij de aangeefster DNA-materiaal van de verdachte aangetroffen in de vorm van spermasporen bij de borsten en anus van aangeefster.
De verdachte heeft de seksuele handelingen tijdens meerdere politieverhoren structureel en ferm ontkend, ook nadat de verdachte werd geconfronteerd met de NFI rapportage. Over de relatie met de aangeefster heeft hij verklaard dat zij elkaar al geruime tijd kennen en dat hij als vertrouwenspersoon veel contact met haar heeft gehad. Verder verklaarde hij dat de aangeefster een geestelijke achterstand heeft die voor iedereen zichtbaar is.
Op 18 februari 2021 heeft de verdachte ter terechtzitting een deels bekennende verklaring afgelegd. Hierin heeft hij verklaard dat hij zich op een zwak moment door aangeefster heeft laten verleiden. Op 28 september 2018 was hij samen met haar in het kantoor toen zij de deur op slot draaide en hem begon te omhelzen en te strelen. Vervolgens hebben zij seks gehad. De verdachte heeft verder verklaard dat hij met zijn vinger in haar vagina en langs haar schaamstreek en anus is geweest. Daarnaast heeft hij haar borsten betast en in zijn mond gehad. De aangeefster heeft de verdachte tevens afgetrokken. Deze handelingen hebben vrijwillig plaatsgevonden, aldus de verdachte.
4.1.3.1.
Vrijspraak feit 1 primair
Voor de primair tenlastegelegde verkrachting moet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden dat de verdachte aangeefster heeft gedwongen tot seksuele handelingen door geweld of een andere feitelijkheid in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De verklaring van de aangeefster wordt naar het oordeel van de rechtbank op het punt dat zij door verdachte werd gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen, onvoldoende ondersteund door andere objectieve en redengevende bewijsmiddelen om tot een bewezenverklaring van de voor verkrachting noodzakelijke dwang te kunnen komen. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat aangeefster en verdachte al langere tijd een seksuele relatie hadden (zie 4.2. hieronder) en onvoldoende is vast komen te staan dat nu juist op 28 september 2018 bij de seksuele handelingen door de verdachte dwang in hiervoor bedoelde zin is uitgeoefend.
De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit.
4.1.3.2.
Beoordeling feit 1 subsidiair
Wel is de rechtbank van oordeel dat de verdachte seks heeft gehad met een persoon, de aangeefster, die leed aan een zodanige verstandelijke handicap dat zij als gevolg daarvan niet of onvolkomen in staat was ten aanzien van de seksuele handelingen die tussen haar en de verdachte plaatsvonden, haar wil te bepalen, die wil kenbaar te maken of weerstand te bieden aan die handelingen en ook dat verdachte dat wist, zoals strafbaar gesteld in artikel 243 Sr.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit het rapport van Antes van 5 november 2019 blijkt dat er bij de aangeefster een IQ is gemeten van 46. Dit IQ past volgens de onderzoekers bij iemand met een matig verstandelijke beperking. Daarnaast is bij de aangeefster een sociale ontwikkelingsleeftijd van 8 jaar en een emotionele ontwikkelingsleeftijd van 14 jaar vastgesteld. Aangeefster functioneert dus op een laag verstandelijk niveau. Als gevolg daarvan moet zij onvolkomen in staat worden geacht om haar wil te bepalen of weerstand te bieden aan de seksuele toenadering en handelingen van de verdachte. De verdachte is ook nog ruim twintig jaar ouder dan de aangeefster en hij had met haar een vertrouwensrelatie. Daarin heeft de verdachte een groot geestelijk overwicht gehad.
Dat de verdachte van de gebrekkige ontwikkeling van de aangeefster op de hoogte was, blijkt uit de verklaringen van de verdachte zelf. Zo is op 3 juli 2017 aan de verdachte tijdens een getuigenverhoor in een andere zaak de vraag gesteld of de aangeefster volgens hem bekwaam of mondig genoeg was om zelfstandig beslissingen te nemen. De verdachte antwoordt hierop met: “nee, absoluut niet”. Voorts heeft de verdachte verklaard: “Het is een bijzonder meisje. Ze heeft geestelijk een achterstand en ze is naïef. Ook
wil ze door iedereen aardig gevonden worden. Ze is goedgelovig. Ze is 23 jaar maar heeft
geestelijke vermogens van een 12/ 13 jarige.” Deze verklaring heeft de verdachte bovendien op meerdere momenten herhaald. Dat hij op de hoogte was van de gebrekkige ontwikkeling van de aangeefster is daarmee voldoende vast komen te staan.
Dat een persoon met een beperking in zijn algemeenheid seks kan en ook mag hebben, zoals door de verdediging is aangevoerd, doet aan het voorgaande niet af. Dat geldt evenzeer voor de door de verdediging gestelde affectie die de aangeefster voor de verdachte had en dat zij ook zelf het initiatief zou hebben genomen tot lichamelijk contact. Wat daar van zij, de verdachte had moeten inzien dat er sprake was van een in geestelijk opzicht volstrekt ongelijkwaardige verhouding en zich ervan rekenschap moeten geven dat hij de aangeefster betrok in seksuele handelingen waar zij, gelet op haar geestelijke achterstand, met hem niet aan toe was. Door dat te negeren en toch seks met haar te hebben heeft hij misbruik van haar gemaakt. Daarbij overweegt de rechtbank tevens dat verdachte de relatie, en in het verlengde daarvan de seks, voor de buitenwereld geheim wilde houden en dat hij aangeefster geheimhouding opdroeg.
Voor wat betreft de aard van de seksuele handelingen in de bewezenverklaring neemt de rechtbank de verklaring van aangeefster tot uitgangspunt omdat zij die verklaring, die steun vindt in de (uiteindelijke) bekentenis van de verdachte, geloofwaardig vindt. Dat de verdachte niet alle seksuele handelingen heeft toegegeven doet daar niet aan af.
4.1.4.
Conclusie
Het onder 1 primair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde is wel wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewijswaardering feit 2
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich met de officier van justitie op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Ook het subsidiair ten laste gelegde kan niet wettig en overtuigend worden bewezen, omdat er geen seksuele handeling in de ten laste gelegde periode hebben plaatsgevonden en als die al zouden hebben plaatsgevonden er bij de aangeefster sprake was van een vrije seksuele wilsvorming en zelfbeschikking. De verdachte dient daarvan te worden vrijgesproken.
4.2.2.
Beoordeling door de rechtbank
4.2.2.1.
Vrijspraak feit 2 primair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.2.2.
Beoordeling feit 2 subsidiair
Op 29 september 2018 heeft de aangeefster tijdens het informatieve gesprek met de zedenpolitie tevens een verklaring afgelegd over de periode voorafgaand aan 28 september 2018. In de studioverhoren van 12 oktober 2018 en 15 juni 2021 heeft zij deze verklaring – op essentiële punten – herhaald. Deze verklaringen houden – kort gezegd – het volgende in. Ook voor 28 september 2018 vonden er seksuele handelingen met de verdachte plaats. Zo hebben de aangeefster en de verdachte eerder in zijn vrachtwagen seks gehad. De gordijnen werden hierbij door de verdachte dicht gedaan en de deuren werden gesloten. De aangeefster moest zich vervolgens uitkleden en de verdachte stopte zijn vingers in haar vagina. Daarnaast moest zij hem pijpen en zijn er foto’s gemaakt van haar lichaam. Van de verdachte mocht zij hierover niets tegen anderen zeggen.
De rechtbank vindt ook dit deel van de verklaring van de aangeefster geloofwaardig. Verdachte bevestigt dat de aangeefster meerdere malen met hem in zijn vrachtwagen is meegereden. Er zijn naaktfoto’s van de aangeefster aangetroffen op zijn telefoon en de verklaring die hij daar voor geeft, dat hij ze van een datingapp heeft gehaald om als bewijs naar de vader van de aangeefster te sturen, vindt de rechtbank ongeloofwaardig. Die verklaring vindt ook geen steun in het dossier. Daarnaast zijn er op de telefoon van de aangeefster (verwijderde) screenshots van whatsappbericht aangetroffen waaruit blijkt dat de aangeefster op 25 november 2017 naar de verdachte stuurt: “
ik bedoel dat we gisteren aan het stooien waren”. De verdachte heeft hierop gereageerd met: “
Wat hebben we afgesproken. Direct deze berichten verwijderen. Ben je gek ofzo. En een screenshot maken zodat ik het kan zien. Nu.”. De aangeefster heeft over deze berichten verklaard dat zij met “stooien” seks heeft bedoeld. Tussen de verdachte en de aangeefster was bovendien sprake van langdurig en intensief contact waarbij door verdachte wel is bekend dat op 28 september 2018 seksuele handelingen hebben plaatsgevonden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaring van de aangeefster, ook op het onderdeel van eerdere seksuele handelingen in de ten laste gelegde periode, betrouwbaar is en voldoende wordt ondersteund door de overige bewijsmiddelen. Op grond daarvan stelt zij vast dat er in de periode van 1 juli 2017 tot 28 september 2018 seksuele handelingen tussen de verdachte en de aangeefster hebben plaatsgevonden.
Deze seksuele handelingen vonden plaats met een persoon waarvan de rechtbank onder 4.1.3.2 al heeft vastgesteld dat zij vanwege een gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden en dat de verdachte hiervan wetenschap had. Het onder 2 subsidiair ten laste gelegde is daarmee wettig en overtuigend bewezen.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 2 primair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het onder 2 subsidiair ten laste gelegde is wel wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewijswaardering feit 3
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde, omdat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte handelingen heeft verricht waaruit de opzet op het beschikken over de kinderporno blijkt. Uit de foto kan bovendien niet worden opgemaakt dat het kinderporno betreft.
4.3.2.
Beoordeling feit 3
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat van de 23 foto’s die op de telefoon van de verdachte zijn aangetroffen één foto door een gecertificeerd zedenrechercheur is aangemerkt als een kinderpornografische afbeelding. Ter terechtzitting heeft de rechtbank deze foto bekeken. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de foto aan de criteria gesteld in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft bovendien ter zitting op 18 februari 2021 verklaard dat hij inderdaad seksuele en blootfoto’s op zijn telefoon heeft staan van jonge meisjes, omdat hij jonge meisjes aantrekkelijker vindt dan oudere vrouwen.
Het verweer wordt verworpen.
4.3.3.
Conclusie
Het onder 3 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
De bewezen feiten leveren op:
hij op 28 september 2018 te Oudenhoorn met iemand, te weten [naam slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat die [naam slachtoffer]
aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens leed dat die [naam slachtoffer] onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer] , namelijk het
- ( gedeeltelijk) uittrekken van de kleding van die [naam slachtoffer] , en- brengen/duwen/houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of de anus van die [naam slachtoffer] , en
- ( vervolgens) hebben van geslachtsgemeenschap met die [naam slachtoffer] , en- zich laten pijpen door die [naam slachtoffer] , en- vingeren van die [naam slachtoffer] , en- betasten van/voelen aan de borsten en vagina en billen van die [naam slachtoffer] , en- (tong)zoenen met die [naam slachtoffer] ;
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 juli 2017 tot 28september 2018 in Nederland, met iemand, te weten [naam slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat die [naam slachtoffer]
aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens leed dat die [naam slachtoffer] onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, meerdere malen handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer] , namelijk het
- ( gedeeltelijk) uittrekken van de kleding van die [naam slachtoffer] , en
- brengen/duwen/houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of de anus van die [naam slachtoffer] , en- (vervolgens) hebben van geslachtsgemeenschap met die [naam slachtoffer] , en- zich laten pijpen door die [naam slachtoffer] , en- vingeren van die [naam slachtoffer] , en- betasten van/voelen aan de borsten of vagina of billen van die [naam slachtoffer] , en
- zoenen met die [naam slachtoffer] ;
hij op 13 november 2018 te Rozenburg, een afbeelding, te weten een fotobevattende een afbeelding in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldin geen seksuele gedraging zichtbaar is,
waarbij een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken ,
welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het gedeeltelijk naakt laten poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, waarbij deze persoon poseertin een erotisch getinte houding op een wijze die niet bij haar leeftijd past/ en nadrukkelijk de ontblote borsten in beeld gebracht worden,
waarbij de afbeelding een onmiskenbaar seksuele strekking heeft , ‘bestandsnaam [naam bestand] ’.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1
met iemand van wie hij weet dat zij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens lijdt dat zij niet of onvolkomen in staat is haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
Feit 2
met iemand van wie hij weet dat zij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens lijdt dat zij niet of onvolkomen in staat is haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
Feit 3
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft gedurende een periode van ruim een jaar meerdere malen seks gehad met een vrouw die - voor hem kenbaar - een geestelijke achterstand had en met wie hij een vertrouwensband had opgebouwd. Hij heeft zich daarin kennelijk alleen door zijn lustgevoelens laten leiden en zich niet om het welzijn van deze vrouw bekommerd. Hem valt zwaar aan te rekenen dat hij zich geen rekenschap heeft gegeven van zijn forse geestelijke overwicht op haar en de ongelijkwaardigheid in de relatie waarin, zo had hij zich moeten realiseren, van een volwaardige instemming met de seks van haar kant geen sprake was. Daarnaast heeft hij met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangeefster. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring, die namens de aangeefster op de zitting van 15 september 2019 is voorgelezen, blijkt hoezeer zij schadelijke gevolgen heeft ondervonden van deze handelingen. De verdachte heeft bovendien lange tijd zijn rol in het geheel ontkend en heeft niet laten merken dat hij de laakbaarheid van zijn gedrag inziet (anders dan dat hij overspel heeft gepleegd). De verdachte heeft geen enkel berouw getoond naar de aangeefster en slechts de nadelige gevolgen van de vervolging voor hemzelf benadrukt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 januari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland, afdeling reclassering, heeft meerdere rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 januari 2019 en 18 september 2019. De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten en te volstaan met een taakstraf, wegens de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de tijd die sindsdien is verstreken. Een taakstraf vindt de rechtbank echter niet passend, nu dit geen recht doet aan de ernst van de feiten. De rechtbank heeft wel in strafmatigende zin rekening gehouden met het geruime tijdsverloop in deze zaak.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarde die hierna wordt genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Anders dan door de officier van justitie is gevorderde, ziet de rechtbank geen noodzaak voor het opleggen van bijzondere voorwaarden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.752,78 aan materiële schade en een vergoeding van € 11.800,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de gehele vordering toewijsbaar en heeft tevens oplegging van de wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gelet op de ontkennende verklaring van de verdachte primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen. Subsidiair is aangevoerd dat de vordering niet voldoende is onderbouwd.
8.3.
Beoordeling
Ziekenhuisverblijf (1), eigen bijdrage medicatie (4) en in beslag genomen kleding (5)
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht en de vordering met betrekking tot de hierboven genoemde posten genoegzaam is onderbouwd, zullen deze gevorderde kosten in het geheel worden toegewezen, in totaal een bedrag van € 867,04‬.
Gemaakte reiskosten (2)
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 978,35 gevorderd voor de gemaakte reiskosten over de periode van 29 september 2018 tot en met 20 december 2019. De rechtbank zal dit gedeelte van de vordering gedeeltelijk toewijzen. Het gedeelte van de vordering dat ziet op de reiskosten die door anderen dan het slachtoffer zijn gemaakt (€ 413,40), zal niet worden toegewezen, omdat deze schade niet door het slachtoffer zelf is geleden. De gevorderde reiskosten zullen derhalve gedeeltelijk worden toegewezen tot een bedrag van € 564,95. De benadeelde zal in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het gedeelte van de vordering dat ziet op de parkeerkosten (€ 46,16) zal eveneens worden toegewezen.
Telefoonkosten (3) en huishoudelijke hulp (7)
De benadeelde partij zal in dit gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu op dit moment onvoldoende is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank is van oordeel dat de nader onderzoek naar de gegrondheid van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan daarom slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Smartengeld (6)
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5.000,00. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering thans ontoereikend zijn. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van het overige deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. Ten aanzien van de materiele schade is geen aanvangsdatum voor de wettelijke rente gesteld. De rechtbank zal de wettelijke rente toekennen vanaf de datum van indiening van de vordering, zijnde 29 januari 2021. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag ter zake van immateriële schade vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 28 september 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 6.478,15, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Over een deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 240b en 243 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 6.478,15(zegge: zesduizend vierhonderd achtenzeventig euro en vijftien cent), bestaande uit € 1.478,15 aan materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening en € 5.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 28 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer] te betalen € 6.478,15 (hoofdsom zegge: zesduizend vierhonderd achtenzeventig euro en vijftien cent), vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 5.000,- vanaf 28 september 2018 en over een bedrag van
€ 1.478,15 vanaf 29 januari 2021, tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 6.478,15 niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 67 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. D. van Dooren en N. Freese, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. de Graaf, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 29 september 2022.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 september 2018 te Oudenhoorn en/of te Rotterdam en/of te Oostvoorne, althans in Nederland, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
namelijk het meermalen, althans eenmaal, (telkens):
- brengen en/of duwen en/of houden van zijn, verdachte’s, penis in de vagina en/of in de anus van die [naam slachtoffer] , en/of
- ( vervolgens) hebben van geslachtsgemeenschap met die [naam slachtoffer] , en/of
- zich laten pijpen van die [naam slachtoffer] , en/of
- vingeren van die [naam slachtoffer] , en/of
- ( tong)zoenen met die [naam slachtoffer] ;
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- het sluiten van de lamellen en/of op slot draaien/doen en/of afsluiten van de toegangsdeur(en) van het kantoor/de ruimte waar verdachte en die [naam slachtoffer] zich bevonden en/of (vervolgens) voor de deur blijven staan en/of
- uitkleden van die [naam slachtoffer] , en/of
- die [naam slachtoffer] opdracht geven om haar kleding uit te doen en/of hem te pijpen en/of zijn
sperma door te slikken en/of haar vagina te scheren (voordat zij de volgende keer zou komen), en/of
- ( met kracht) trekken van het hoofd aan het hoofd haar van die [naam slachtoffer] naar/richting van zijn, verdachtes, mond en/of penis, en/of
- geen gebruik maken van een condoom tijdens de geslachtsgemeenschap met die [naam slachtoffer] , en/of
- toevoegen van de woorden: “Je mag het tegen niemand zeggen’, althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- tegen die [naam slachtoffer] zeggen dat hij seks met haar wilde omdat het met zijn (verdachtes) vrouw niet lukte en/of omdat het met die [naam slachtoffer] lekkerder was, althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- maken van foto’s en/of filmpjes tijdens genoemde handeling(en), en/of
- niet stoppen met en/of opnieuw verrichten van genoemde handeling(en) ondanks dat die [naam slachtoffer] (meermalen) aangaf dat ze het niet fijn vond (omdat hij, verdachte, wel haar vader kon zijn) en/of
- Het misbruik maken van het geestelijk overwicht dat verdachte had over die [naam slachtoffer] op grond van:
- het leeftijdsverschil tussen beiden en/of
- het feit dat die [naam slachtoffer] een verstandelijke beperking en/of een zeer beïnvloedbare persoonlijkheid heeft en/of
- het feit dat verdachte zich in het verleden een positie heeft verworven als vertrouwenspersoon en/of een soort tweede vader van die [naam slachtoffer]
(als gevolg waarvan die [naam slachtoffer] geen weerstand kon en/of durfde (te) bieden tegen de
opdrachten en/of handelingen van verdachte)
(artikel 242 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 juli 2017 tot en met 28 september 2018 te Oudenhoorn en/of te Rotterdam en/of te Oostvoorne, althans in Nederland, met iemand, te weten [naam slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat die [naam slachtoffer]
aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [naam slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, meerdere malen, althans eenmaal, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer] , namelijk het
- ( gedeeltelijk) uittrekken van de kleding van die [naam slachtoffer] , en/of
- brengen/duwen/houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of de anus van die [naam slachtoffer] , en/of
- ( vervolgens) hebben van geslachtsgemeenschap met die [naam slachtoffer] , en/of
- zich laten pijpen door die [naam slachtoffer] , en/of
- vingeren van die [naam slachtoffer] , en/of
- betasten van/voelen aan de (met kleding bedekte) borsten en/of vagina en/of billen van die [naam slachtoffer] , en/of
- ( tong)zoenen met die [naam slachtoffer] ;
(artikel 243 Wetboek van Strafrecht)
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 juli 2017 tot 28 september 2018 te Oudenhoorn en/of te Rotterdam en/of te Oostvoorne, althans in Nederland, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met
geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
namelijk het meermalen, althans eenmaal, (telkens):
- brengen en/of duwen en/of houden van zijn, verdachte’s, pen is in de vagina en/of in de anus van die [naam slachtoffer] , en/of
- ( vervolgens) hebben van geslachtsgemeenschap met die [naam slachtoffer] , en/of
- zich laten pijpen van die [naam slachtoffer] , en/of
- vingeren van die [naam slachtoffer] , en/of
- ( tong)zoenen met die [naam slachtoffer] ;
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- het op slot doen van de deuren van de vrachtwagencabine en/of
- uitkleden van die [naam slachtoffer] , en/of
- die [naam slachtoffer] opdracht geven om een gordijn (van de vrachtwagencabine) te sluiten zodat ze van buiten niet zichtbaar zouden zijn en/of seksuele handelingen (met hem) te verrichten en/of op bed te gaan liggen en/of haar kleding uit te doen en/of naast zijn stoel op de grond te gaan zitten (zodat hij, verdachte, haar borsten kon betasten) en/of hem te pijpen en/of zijn
sperma door te slikken en/of haar vagina te scheren (voordat zij de volgende keer zou komen), en/of
- liggen op die [naam slachtoffer] , en/of
- ( met kracht) trekken van het hoofd aan het hoofdhaar van die [naam slachtoffer] naar/richting van zijn, verdachtes, mond en/of pen/s, en/of
- geen gebruik maken van een condoom tijdens de geslachtsgemeenschap met die [naam slachtoffer] , en/of
- toevoegen van de woorden: “Je mag het tegen niemand zeggen’, althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- door tegen die [naam slachtoffer] te zeggen dat hij seks met haar wilde omdat het met zijn (verdachtes) vrouw niet lukte en/of omdat het met die [naam slachtoffer] lekkerder was, althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- maken van foto’s en/of filmpjes tijdens genoemde handeling(en), en/of
- niet stoppen met en/of opnieuw verrichten van genoemde handeling(en) ondanks dat die [naam slachtoffer] (meermalen) aangaf dat ze het niet fijn vond (omdat hij, verdachte, wel haar vader kon zijn) en/of
- Het misbruik maken van het geestelijk overwicht dat verdachte had over die [naam slachtoffer] op grond van:
- het leeftijdsverschil tussen beiden en/of
- het feit dat die [naam slachtoffer] een verstandelijke beperking en/of een zeer beïnvloedbare persoonlijkheid heeft en/of
- het feit dat verdachte zich in het verleden een positie heeft verworven als vertrouwenspersoon en/of een soort tweede vader van die [naam slachtoffer]
(als gevolg waarvan die [naam slachtoffer] geen weerstand kon en/of durfde (te) bieden tegen de
opdrachten en/of handelingen van verdachte)
(artikel 242 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 juli 2017 tot 28 september 2018 te Oudenhoorn en/of te Rotterdam en/of te Oostvoorne, althans in Nederland, met iemand, te weten [naam slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat die [naam slachtoffer]
aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [naam slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, meerdere malen, althans eenmaal, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer] , namelijk het
- ( gedeeltelijk) uittrekken van de kleding van die [naam slachtoffer] , en/of
- brengen/duwen/houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of de anus van die [naam slachtoffer] , en/of
- ( vervolgens) hebben van geslachtsgemeenschap met die [naam slachtoffer] , en/of
- zich laten pijpen door die [naam slachtoffer] , en/of
- vingeren van die [naam slachtoffer] , en/of
- betasten van/voelen aan de (met kleding bedekte) borsten en/of vagina en/of billen van die [naam slachtoffer] , en/of
- ( tong)zoenen met die [naam slachtoffer] ;
(artikel 243 Wetboek van Strafrecht)
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 juli 2017 tot en met 13 november 2018 te Rozenburg, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) afbeelding(en), te weten (een) foto('s) en/of (een) film(s) en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en) heeft vervaardigd en/of doorgevoerd en/of verworven en/of in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn,
waarbij (telkens) (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had(den) bereikt, was (waren) betrokken of schijnbaar was (waren) betrokken,
welke voornoemde seksuele gedraging(en) - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) gekleed is/zijn en/of opgemaakt is/zijn en/of poseert/poseren in een omgeving en/of met (een) voorwerp(en) en/of in (een) (erotisch getinte) houding(en) (op een wijze) die niet bij zijn/haar/hun leeftijd past/passen en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich vervolgens in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar/hun kleding ontdoet/ontdoen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleding van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht worden,
(waarbij) de afbeelding(en)/film(s) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling, ‘bestandsnaam [naam bestand] ’.