ECLI:NL:RBROT:2022:8682

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 september 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
71/165565-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een politieagent wegens computervredebreuk met een valse sleutel over een periode van vier jaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 september 2022 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een politieagent, die werd beschuldigd van computervredebreuk. De verdachte, die meer dan 40 jaar voor de politie had gewerkt, werd ervan beschuldigd gedurende een periode van vier jaar, van 9 oktober 2015 tot en met 5 december 2019, meermalen onbevoegd toegang te hebben verkregen tot de servers van de nationale politie. Dit deed hij door gebruik te maken van valse sleutels, namelijk door in te loggen met een gebruikersnaam en wachtwoord die hem niet waren toegestaan. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de tenlastelegging voldoende duidelijk was. De verdachte had het ten laste gelegde feit bekend, waardoor de rechtbank zonder nadere motivering tot bewezenverklaring kon overgaan.

De rechtbank overwoog dat de verdachte ernstig inbreuk had gemaakt op de privacy van anderen en het vertrouwen in de politie had geschaad. De rechtbank hield rekening met de lange staat van dienst van de verdachte en zijn inzet voor de maatschappij, ook na zijn pensioen. De officier van justitie had een taakstraf geëist, maar de rechtbank vond dit niet passend en legde in plaats daarvan een geldboete op van € 1.500,00. De rechtbank constateerde ook dat de redelijke termijn van berechting was overschreden, maar verbond hier geen gevolgen aan. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig tijdens de zitting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 71/165565-22
Datum uitspraak: 1 september 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. W. Hendrickx, advocaat te Utrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 september 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. V.T.R.W. van Thiel heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, te vervangen door 30 dagen vervangende hechtenis.

4..Geldigheid dagvaarding

4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding nietig is. Daartoe is aangevoerd dat de dagvaarding niet voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), omdat de tenlastelegging onduidelijk is en uit het dossier niet blijkt van welk strafbaar feit de verdachte wordt beschuldigd.
4.2.
Beoordeling
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Uit het relaas proces-verbaal blijkt dat het onderzoek naar de verdachte kan worden onderscheiden in drie onderdelen. Uit dit onderscheid, in samenhang bezien met de tenlastelegging, blijkt dat de verdenking van de verdachte slechts ziet op één van deze drie onderdelen, namelijk computervredebreuk. Dit onderscheid is voldoende duidelijk en helder beschreven. Uit de tenlastelegging blijkt daarnaast dat de verdenking ziet op het onbevoegd gebruikmaken van de politiesystemen Summ-It, BVI-IB en MEOS en een pleegperiode van 9 oktober 2015 tot en met 5 december 2019. Dat het dossier, behalve de stukken met betrekking tot de computervredebreuk ook de overige onderdelen van het onderzoek bevat, maakt niet dat de dagvaarding niet voldoet aan de eisen van artikel 261 Sv. Het openbaar ministerie heeft hiermee juist openheid van zaken willen geven over het gehele opsporingsonderzoek.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat uit de tenlastelegging voldoende duidelijk het verwijt volgt dat de verdachte gemaakt wordt. Dat dit ook voor de verdachte duidelijk is geweest, volgt bovendien uit de bekennende verklaring die hij daarover bij de politie heeft afgelegd.
4.3.
Conclusie
De dagvaarding is geldig.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer heeft gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op tijdstippen in de periode van 9 oktober 2015 tot en met 5 december 2019 te Breukelen en Amsterdam meermalen, telkens opzettelijk en wederrechtelijk in een of meer (delen van) een geautomatiseerd werk, te weten in servers van de nationale politie, is binnengedrongen met behulp van valse sleutels namelijk door telkens onbevoegd gebruik te maken van een gebruikersnaam en wachtwoord voor de applicaties en/of het systeem en Summ-It en BVI-IB en MEOS door zich telkens met een gebruikersnaam en wachtwoord voor de applicaties en/of het systeem en Summ-It en BVI-IB en MEOS de toegang te verschaffen tot (delen van de) servers van de nationale politie (waarop die applicaties en/of systeem en waren geplaatst) telkens met een ander doel dan waarvoor hem die gebruikersnaam en dat wachtwoord ter beschikking stond(en) en waarvoor hem die toegang was toegestaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
computervredebreuk, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte, die al meer dan 40 jaar werkzaam is voor de politie, heeft zich schuldig gemaakt aan computervredebreuk bij zijn werkgever. Hij heeft in een periode van ruim vier jaar met enige regelmaat, zowel onder werktijd als in zijn vrije tijd, de servers van de politie geraadpleegd om niet werkgerelateerde redenen, en daarbij gegevens van zichzelf en van andere personen opgezocht. In dit onderzoek is niet steeds duidelijk geworden met welk doel de verdachte dit heeft gedaan. Ter zitting heeft hij zelf verklaard dat hij de systemen in eerste instantie heeft geraadpleegd om daarmee te kunnen oefenen. Met zijn handelen heeft de verdachte evenwel ernstig inbreuk gemaakt op de privacy van de personen die hij in de systemen heeft opgezocht en heeft hij bovendien misbruik gemaakt van de bevoegdheden die hem als medewerker van de politie zijn toevertrouwd. Dergelijke handelingen schaden het vertrouwen van de samenleving in de politie. Van iedere medewerker van de politie mag immers worden verwacht dat hij integer handelt en de systemen die hem ter beschikking staan niet gebruikt voor privéaangelegenheden, maar slechts voor de werkzaamheden waarvoor ze zijn bedoeld.
8.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafsoort en de duur daarvan acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank een taakstraf in onderhavig geval niet passend en geboden, gelet op de leeftijd van de verdachte en zijn staat van dienst binnen de politie. De verdachte heeft zich als politieambtenaar ruim 47 jaar ingezet voor (de veiligheid van) de maatschappij. Ook na zijn pensioen zet hij zich middels vrijwilligerswerk nog voor de maatschappij in. Tot slot houdt de rechtbank er rekening mee dat de feiten langere tijd geleden zijn gepleegd en dat de strafvervolging geruime tijd boven het hoofd van de verdachte heeft gehangen. De rechtbank zal derhalve de geëiste taakstraf omzetten naar een geldboete van na te noemen hoogte.
Met betrekking tot het verweer van de raadsman dat de redelijke termijn van berechting is geschonden en dat hiermee in strafverminderende zin rekening moet worden gehouden, overweegt de rechtbank als volgt. Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Het aanvangstijdstip van de start van de redelijke termijn wordt in onderhavig geval door de rechtbank bepaald op 17 juni 2020, zijnde de datum waarop de woning van de verdachte is doorzocht. Naar het oordeel van de rechtbank is er voorts geen sprake van bijzondere omstandigheden. De rechtbank komt daarmee tot een overschrijding van de redelijke termijn van minder dan zes maanden. Gezien deze geringe overschrijding volstaat de rechtbank met de enkele constatering dat de redelijke termijn is overschreden, zonder hieraan de consequentie te verbinden zoals door de raadsman verzocht.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 23, 24c, 57 en 138ab van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding geldig;
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 1.500,00 (vijftienhonderd euro),bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.I. Kernkamp-Maathuis, voorzitter,
En mrs. J.J. Bade en A. Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. de Graaf, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 1 september 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 9 oktober 2015 tot en met 5 december 2019 te Breukelen en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een of meer (delen van) een geautomatiseerd werk, te weten in een of meer (delen van) een server(s) van de nationale politie, is binnengedrongen met behulp van een of meer valse sleutels en/of signalen namelijk door (telkens) onbevoegd gebruik te maken van een gebruikersnaam en/of wachtwoord voor de applicatie(s) en/of het syste(e)m(en) Summ-It en/of BVI-IB en/of MEOS en/of een of meer andere applicatie(s) en/of syste(e)m(en) en/of door zich (telkens) met een gebruikersnaam en/of wachtwoord voor de applicatie(s) en/of het syste(e)m(en) Summ-It en/of BVI-IB en/of MEOS en/of een of meer andere applicatie(s) en/of syste(e)m(en) de toegang te verschaffen en/of te verwerven tot (delen van de) server(s) van de nationale politie (waarop die applicatie(s) en/of syste(e)m(en) en/of andere applicatie(s) en/of syste(e)m(en) waren geplaatst) (telkens) met een ander doel dan waarvoor hem die gebruikersnaam en/of dat wachtwoord ter beschikking stond(en) en/of waarvoor hem die toegang was toegestaan.
( art 138ab lid 1 Wetboek van Strafrecht )