ECLI:NL:RBROT:2022:8657

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
10040610 \ VV EXPL 22-323
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over loonvordering en salarisspecificatie in arbeidsrelatie

In deze zaak, die diende als kort geding, heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiser01], en zijn werkgever, aangeduid als [gedaagde01]. De werknemer vorderde betaling van achterstallig loon, wettelijke verhoging en afgifte van een deugdelijke salarisspecificatie. De werknemer was sinds 10 november 2016 in dienst bij de werkgever en had zich op 15 september 2021 ziekgemeld. De werkgever had het loon over juli 2022 niet tijdig betaald, wat leidde tot de vordering van de werknemer. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 september 2022 werd duidelijk dat de werkgever het loon over juli 2022 op 30 augustus 2022 had betaald, waardoor de vordering tot betaling van achterstallig salaris werd afgewezen. De kantonrechter oordeelde echter dat de werknemer recht had op een wettelijke verhoging van 38% over het loon van juli 2022, omdat de betaling te laat was gedaan. Daarnaast werd de werkgever veroordeeld tot het verstrekken van een deugdelijke salarisspecificatie en tot tijdige betaling van het loon vanaf augustus 2022. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moest dragen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10040610 \ VV EXPL 22-323
datum uitspraak: 27 september 2022
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. M.L. de Bruijn en mr. E.L. Eijkelenboom te Rotterdam,
tegen
[gedaagde01],
gevestigd te [vestigingsplaats01] ,
gedaagde,
mr. drs. S.V. Nascimento te Rotterdam.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 30 augustus 2022, met bijlagen 1 tot en met 31;
  • de e-mail van 12 september 2022 van mr. Nascimento, met bijlagen;
  • de e-mail van 12 september 2022 van mr. De Bruijn.
1.2.
Op 13 september 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Namens de heer [eiser01] zijn verschenen mr. De Bruijn en mr. Eijkelenboom. Namens [gedaagde01] is verschenen mevrouw [naam01] , bestuurder, bijgestaan door mr. Nascimento. Van hetgeen ter zitting is besproken, heeft de griffier aantekeningen gemaakt.

2..De feiten

2.1.
[eiser01] , geboren op [geboortedatum01], is op 10 november 2016 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij [gedaagde01] in de functie van barkeeper voor 38 uur per week, tegen een loon van laatstelijk € 1.950,00 bruto per maand.
2.2.
De arbeidsovereenkomst luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…)
Artikel 3: Functie en beloning
(…)
3.6
Het loon wordt in de laatste week van de maand betaald op het rekeningnummer van de werknemer, onder verstrekking van een loonstrook.”
2.3.
Op de arbeidsovereenkomst is de CAO voor het horeca- en aanverwante bedrijf (hierna: cao) van toepassing. Artikel 7.2 van de cao luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…)
7.2 Doorbetalen van loon bij ziekte
1. Als je ziek bent ontvang je:
1.1
De wettelijke loondoorbetaling gedurende ten hoogste 104 weken van 70%, (over de eerste 52 weken ten minste het voor jou geldende wettelijk minimum (jeugd)loon) (artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek).
1.2.
En daarbovenop, onder voorwaarden een aanvulling (zie artikel 7.3 Regels bij ziekte):
• Tot 95% van het maandloon gedurende de eerste 52 weken.
• Tot 75% van het maandloon gedurende de daaropvolgende 52 weken.”
2.4.
Op 15 september 2021 heeft [eiser01] zich ziekgemeld.
2.5.
In de periode van 6 november 2021 tot en met (in ieder geval) 4 juli 2022 hebben (de gemachtigde van) [eiser01] en mevrouw [naam01] namens [gedaagde01] gecorrespondeerd over onder meer (niet tijdige) betaling van loon.
2.6.
Op 4 augustus 2022 is tussen [eiser01] en [gedaagde01] onder zaaknummer 9985924 \ VV EXPL 22-265 een vonnis in kort geding van de kantonrechter van deze rechtbank gewezen, waarbij [gedaagde01] is veroordeeld om onder afgifte van een deugdelijke specificatie aan [eiser01] te betalen € 665,00 bruto aan meeruren over de maanden juli en augustus 2021 te vermeerderen met wettelijke rente. Voorts is [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van € 1.685,08 bruto aan wettelijke verhoging, € 17,79 aan wettelijke rente en € 872,11 aan proceskosten. De gevorderde veroordeling tot nakoming van de verplichtingen voortvloeiende uit de arbeidsovereenkomst op straffe van een dwangsom is afgewezen, evenals een bedrag van € 11.397,60 exclusief btw, dan wel een bedrag van € 8.168,50 exclusief btw aan volledige kosten voor rechtsbijstand.

3..Het geschil

3.1.
[eiser01] eist bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, samengevat [gedaagde01] te veroordelen:
tot betaling aan [eiser01] van het achterstallige overeengekomen salaris van € 1.852,50 bruto per maand exclusief emolumenten over juli 2022 onder overlegging van een deugdelijke specificatie te voldoen binnen twee dagen, na betekening van dit vonnis onder afgifte van een deugdelijke specificatie;
tot betaling aan [eiser01] van de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente vanaf 25 juli 2022 over het onder 1) genoemde bedrag te voldoen binnen twee dagen na betekening van dit vonnis;
tot afgifte aan [eiser01] van de deugdelijke salarisspecificatie van juli 2022, uiterlijk binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere schending daarvan en € 500,- voor iedere dag dat [gedaagde01] geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft met de nakoming daarvan;
tot tijdige en maandelijkse betaling van het aan [eiser01] toekomende bruto maandloon vanaf 1 augustus 2022 totdat dit dienstverband rechtsgeldig zal zijn geëindigd en bij een niet tijdige uitbetaling hiervan het bruto maandloon te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid van elke salaristermijn (de 25e van de maand) tot aan de dag der algehele voldoening alsmede met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
tot afgifte aan [eiser01] van de deugdelijke salarisspecificaties vanaf augustus 2022 tot dit dienstverband rechtsgeldig zal zijn geëindigd, uiterlijk binnen twee dagen vanaf de dag der opeisbaarheid van elke salaristermijn (de 25e van de maand) betaald had moeten zijn, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere schending daarvan en € 500,- voor iedere dag dat [gedaagde01] geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft met de nakoming daarvan;
tot betaling van de volledige kosten van rechtsbijstand aan [eiser01] van € 11.397,60 exclusief btw door middel van rechtstreekse betaling van de facturen aan de advocaat van [eiser01] (Van den Brekel Advocaten) binnen de gestelde betalingstermijn;
tot nakoming van de verplichtingen voortvloeiende uit de arbeidsovereenkomst zolang als de arbeidsovereenkomst voortduurt, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere schending daarvan en € 500,- voor iedere dag dat [gedaagde01] geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft met de nakoming daarvan;
in de kosten van deze procedure, waaronder het salaris van de gemachtigde en de nakosten, vermeerderd met wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van dit vonnis, althans vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis.
3.2.
[eiser01] baseert zijn eis op het volgende. [gedaagde01] heeft nagelaten het loon over de maand juli 2022 tijdig aan [eiser01] te betalen. Vanwege de uitgebleven betaling moet [gedaagde01] een verhoging van 50% (artikel 7:625 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)) en wettelijke rente (artikel 6:119 BW) betalen. Verder vordert [eiser01] nakoming van de arbeidsovereenkomst, in die zin dat [gedaagde01] veroordeeld wordt het loon van [eiser01] vanaf 1 augustus 2022 tot de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig eindigt, op de gebruikelijke wijze en uiterlijk op de 25e van de maand aan hem uit te betalen en, bij het uitblijven hiervan, [gedaagde01] te veroordelen tot het betalen van de wettelijke verhoging en de wettelijke rente daarover. Daarnaast dient [gedaagde01] een salarisspecificatie over de maand juli 2022 aan [eiser01] te verstrekken, op straffe van een dwangsom. Doordat [gedaagde01] voortdurend het loon van [eiser01] te laat uitbetaalde, heeft [eiser01] zich genoodzaakt gezien een gemachtigde in te schakelen, zijn er onnodig hoge juridische kosten gemaakt en zijn er buitengerechtelijke kosten in de zin van artikel 6:96 BW gemaakt. Sinds februari 2022 is naast het opstellen van processtukken voor drie kort geding procedures tijd besteed aan het leggen van contact met [gedaagde01] en aan het onderhouden van intensief contact met [eiser01] . Vanwege proceseconomische redenen is het tweede en derde kort geding opgesteld door een juridisch medewerker, omdat haar uurtarief lager is. Daarnaast is bij afwezigheid van de behandelend advocaat mr. De Bruijn werkzaamheden verricht door een collega-advocaat. [eiser01] acht het billijk dat [gedaagde01] de door [eiser01] gemaakte juridische kosten integraal vergoedt, te weten een totaalbedrag van € 11.397,60 berekend tot en met de datum van de mondelinge behandeling. Voorts wenst [eiser01] te voorkomen dat hij, dan wel zijn gemachtigde [gedaagde01] in de toekomst moet aanspreken haar verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst en de daarin genoemde regelingen na te komen. [gedaagde01] dient daarom veroordeeld te worden tot nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Ten slotte is [gedaagde01] de proceskosten en de nakosten met rente verschuldigd.
3.3.
[gedaagde01] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat er geen sprake is van betalingsonwil, maar van betalingsonmacht. Hoewel alles wordt gedaan om de zaak draaiende te houden, zijn de kosten – mede door corona – hoog. [gedaagde01] erkent dat het een vervelende situatie voor [eiser01] is. Omdat tijdige en volledige betaling niet altijd mogelijk is, wenst zij het salaris in twee delen uit te betalen.

4..De beoordeling

spoedeisend belang
4.1.
Voldoende is gebleken dat [eiser01] een spoedeisend belang heeft bij de door hem gevorderde voorziening. Daarbij heeft te gelden dat een loonvordering naar zijn aard vrijwel altijd een spoedeisend karakter heeft.
de vorderingen
4.2.
In dit kort geding moet worden beoordeeld of aannemelijk is dat de vordering van [eiser01] in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat, daarop vooruitlopend, toewijzing van de vordering in dit kort geding is gerechtvaardigd. Het navolgende is daarom niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
loon juli 2022
4.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser01] onbetwist gesteld dat [gedaagde01] het loon over de maand juli 2022 op 30 augustus 2022 aan [eiser01] heeft uitbetaald. Dit betekent dat het onder 1 gevorderde achterstallig salaris over de maand juli 2022 wordt afgewezen.
4.4.
Met betrekking tot de mede onder 1 gevorderde afgifte van een deugdelijke salarisspecificatie over de maand juli 2022 wordt als volgt overwogen. Nu [eiser01] onder 3 eveneens afgifte van een deugdelijke salarisspecificatie van juli 2022 heeft gevorderd, op straffe van een dwangsom, wordt de onder 1 gevorderde afgifte van een salarisspecificatie afgewezen. Voor de beoordeling van de vordering onder 3 wordt verwezen naar r.o. 4.10.
wettelijke verhoging en wettelijke rente over juli 2022
4.5.
Ten aanzien van de onder 2 gevorderde wettelijke verhoging en wettelijke rente wordt het volgende overwogen.
4.6.
De kantonrechter stelt voorop dat ingevolge artikel 7:623 BW de werkgever verplicht is het in geld naar tijdruimte vastgestelde loon te voldoen telkens na afloop van het tijdvak waarover het loon op grond van de overeenkomst moet worden berekend. Artikel 7:625 BW bepaalt dat de wettelijke verhoging voor de vierde tot en met de achtste werkdag na de dag dat voldoening van het loon had moeten geschieden vijf procent per dag bedraagt en voor elke volgende werkdag één procent, met dien verstande dat de verhoging in geen geval de helft van het verschuldigde te boven zal gaan.
4.7.
Op grond van artikel 3.6 van de arbeidsovereenkomst dient het loon in de laatste week van de maand aan [eiser01] betaald te worden. Dit betekent dat [eiser01] bij het uitblijven van betaling van zijn loon ingevolge het bepaalde in artikel 7:625 BW vanaf de vierde werkdag na afloop van de maand waarin het loon betaald had moeten worden, recht heeft op de wettelijke verhoging. [eiser01] heeft niet gesteld op welke dagen hij bij [gedaagde01] werkte. Bij gebreke van nadere informatie daarover gaat de kantonrechter ervan uit dat als werkdagen voor [eiser01] gelden de maandag tot en met vrijdag. Een en ander is van belang omdat bij de berekening van de hoogte van de wettelijke verhoging uitgegaan moet worden van
werkdagenna de eerste vier werkdagen te rekenen vanaf de eerste dag van de nieuwe maand.
4.8.
Vast staat dat het loon over de maand juli 2022 op 30 augustus 2022 door [gedaagde01] is betaald. Rekening houdend met vier werkdagen vanaf 1 augustus 2022 is de wettelijke verhoging verschuldigd vanaf 4 augustus 2022 tot en met 29 augustus 2022, waarbinnen vier weekenden vallen, zodat sprake is van een vertraging van achttien werkdagen. De wettelijke verhoging bedraagt in dat geval 38%, te weten (5 × 5%) + (13 × 1%). Het bruto maandsalaris bedraagt de eerste 52 weken na de ziekmelding ingevolge artikel 7.2 onder 1.2 van de cao 95% van het bruto maandsalaris van € 1.950,00, te weten € 1.852,50 bruto. De gevorderde wettelijke verhoging over het loon van de maand juli 2022 is daarom toewijsbaar voor een bedrag van € 703,95 bruto, zijnde 38% van € 1.852,50 bruto.
4.9.
Gelet op het feit dat hiervoor in r.o. 4.7 is overwogen dat het loon in de laatste week van de maand aan [eiser01] betaald moet worden, is [gedaagde01] vanaf de eerste dag van de volgende maand in verzuim. Nu het loon van de maand juli 2022 op 30 augustus 2022 is betaald, is wettelijke rente verschuldigd over de periode van 1 tot en met 29 augustus 2022, te weten een bedrag van € 2,94.
salarisspecificatie juli 2022
4.10.
Op grond van artikel 7:626 BW is de werkgever gehouden een werknemer een schriftelijke specificatie van het uitbetaalde loon te verstrekken. Het is niet gesteld of gebleken dat [gedaagde01] een dergelijke specificatie van juli 2022 aan [eiser01] heeft doen toekomen. De vordering onder 3 tot veroordeling van [gedaagde01] tot afgifte van een deugdelijke salarisspecificatie van juli 2022 aan [eiser01] wordt als onweersproken en op de wet gegrond toegewezen. De daaraan verbonden dwangsom wordt gematigd en gemaximeerd zoals onder de beslissing vermeld.
loon vanaf augustus 2022 en wettelijke verhoging
4.11.
Gelet op het feit dat [eiser01] onbetwist heeft gesteld dat het loon over de maanden oktober 2021 tot en met juli 2022 niet tijdig betaald is, ziet de kantonrechter aanleiding [gedaagde01] te veroordelen tot tijdige en maandelijkse betaling van het loon over de maand augustus 2022 totdat het dienstverband rechtsgeldig zal zijn geëindigd, voor zover [gedaagde01] dit loon (nog) niet tijdig en volledig aan [eiser01] heeft uitbetaald.
4.12.
De mede onder 4 gevorderde wettelijke verhoging in de zin van artikel 7:625 BW is toewijsbaar voor zover het loon over de maand augustus 2022 totdat het dienstverband rechtsgeldig is geëindigd niet tijdig en volledig aan [eiser01] is uitbetaald, met inachtneming van hetgeen hiervoor in r.o. 4.6 en 4.7 is overwogen.
afgifte salarisspecificatie vanaf augustus 2022
4.13.
Mede in het licht van hetgeen in r.o. 4.10 tot en met 4.12 is overwogen, wordt de vordering onder 5 tot veroordeling van [gedaagde01] tot afgifte aan [eiser01] van een deugdelijke salarisspecificatie van augustus 2022 totdat het dienstverband rechtsgeldig is geëindigd, toegewezen.
4.14.
De mede gevorderde dwangsom wordt gematigd en gemaximeerd zoals in de beslissing vermeld.
volledige kosten rechtsbijstand
4.15.
[eiser01] heeft onder 6 een bedrag van € 11.397,60 exclusief btw, dan wel een bedrag van € 8.168,50 exclusief btw gevorderd aan volledige kosten voor rechtsbijstand. Dat om proceseconomische redenen drie medewerkers van het advocatenkantoor aan de zaak hebben gewerkt en dat drie keer een kort gedingprocedure is gestart, brengt niet met zich dat afgeweken moet worden van het geldende liquidatietarief. De vordering onder 6 wordt afgewezen.
nakoming verplichtingen arbeidsovereenkomst
4.16.
De vordering onder 7 tot veroordeling van [gedaagde01] tot nakoming van de verplichtingen voortvloeiende uit de arbeidsovereenkomst op straffe van een dwangsom, is naar het oordeel van de kantonrechter te onbepaald en zou bij toewijzing ongetwijfeld executiegeschillen opleveren. De vordering wordt daarom afgewezen. Dat [gedaagde01] in de toekomst de re-integratieverplichtingen niet zal nakomen, is thans niet vast te stellen. Ten aanzien van het niet-overleggen van salarisspecificaties in de toekomst wordt verwezen naar hetgeen is overwogen in r.o. 4.13.
proceskosten
4.17.
[eiser01] heeft binnen anderhalve maand na de eerste procedure een tweede procedure in kort geding moeten instellen, omdat de vorderingen in de eerste procedure zich beperkten tot de maand juni 2022. De kantonrechter ziet gelet op deze omstandigheid aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.18.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] te betalen € 703,95 bruto aan wettelijke verhoging, binnen twee weken na betekening van dit vonnis;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] te betalen € 2,94 aan wettelijke rente, binnen twee weken na betekening van dit vonnis;
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] binnen twee weken na betekening van dit vonnis tot afgifte van een deugdelijke salarisspecificatie van de maand juli 2022, op straffe van een dwangsom van € 100,- voor iedere dag dat [gedaagde01] daaraan niet voldoet na betekening van dit vonnis, met dien verstande dat [gedaagde01] maximaal een bedrag van € 2.000,- aan dwangsommen zal kunnen verbeuren;
5.4.
veroordeelt [gedaagde01] tot tijdige en maandelijkse betaling van het aan [eiser01] toekomende bruto maandloon vanaf 1 augustus 2022 totdat dit dienstverband rechtsgeldig zal zijn geëindigd en, bij niet tijdige uitbetaling hiervan, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid van elke salaristermijn tot aan de dag der algehele voldoening alsmede met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
5.5.
veroordeelt [gedaagde01] binnen twee weken na afloop van iedere maand tot afgifte van een deugdelijke salarisspecificatie van de maand augustus 2022 en de navolgende maanden totdat dit dienstverband rechtsgeldig zal zijn geëindigd, voor zover opeisbaar, op straffe van een dwangsom van € 100,- voor iedere dag dat [gedaagde01] daaraan niet voldoet, met dien verstande dat [gedaagde01] maximaal een bedrag van € 2.000,- aan dwangsommen zal kunnen verbeuren;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken.
[46009]