ECLI:NL:RBROT:2022:8640

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
FT EA 19/1069
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van de schone lei aan schuldenaar na identiteitsfraude zonder benadeling van schuldeisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 oktober 2022 uitspraak gedaan in een faillissementsprocedure waarbij de schuldenaar slachtoffer is geworden van identiteitsfraude. De rechtbank oordeelt dat er geen benadeling van schuldeisers heeft plaatsgevonden en dat de schuldenaar niet toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. De schuldenaar had eerder aangifte gedaan van diefstal van zijn telefoon en identiteitsfraude, en de transacties die op zijn naam zijn uitgevoerd zijn ongedaan gemaakt, waardoor de slachtoffers hun geld terug hebben gekregen. De rechtbank verleent de schuldenaar de zogenoemde 'schone lei', wat betekent dat de na de beëindiging van de schuldsaneringsregeling bestaande vorderingen niet langer afdwingbaar zijn. De rechtbank benadrukt dat indien na de beëindiging van de schuldsaneringsregeling blijkt dat er feiten of omstandigheden zijn die grond zouden hebben opgeleverd voor de beëindiging zonder toekenning van de schone lei, deze kan worden ontnomen. De uitspraak is gedaan door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van mr. C. Hulsegge, griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
verlening schone lei
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 17 oktober 2022
Bij vonnis van deze rechtbank van 21 augustus 2019 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenaar],
[adres]
[woonplaats],
schuldenaar,
bewindvoerder: H.A. Thomason.

1..De procedure

Op 13 september 2021 heeft een verhoor met de rechter-commissaris plaatsgevonden over dat op naam van schuldenaar bankrekeningen zijn geopend waarmee fraude zou zijn gepleegd.
De bewindvoerder heeft op 3 november 2021, 22 november 2021, 9 februari 2022 en 28 februari 2022 de rechter-commissaris nader bericht.
De bewindvoerder heeft op 18 mei 2022 schriftelijk verslag uitgebracht over de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Op 27 juni 2022 heeft wederom een verhoor met de rechter-commissaris plaatsgevonden over de bankrekeningen van schuldenaar waarmee gefraudeerd zou zijn.
De bewindvoerder heeft op 5 juli 2022 en op 2 augustus 2022 de rechter-commissaris nader bericht.
Op 6 september 2022 heeft de rechter-commissaris een advies over de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling aan de rechtbank doen toekomen.
De bewindvoerder heeft op 4 oktober 2022 de rechtbank bericht omtrent de laatste stand van zaken.
De beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling is behandeld ter terechtzitting van 10 oktober 2022.
Ter terechtzitting zijn verschenen en gehoord:
  • [schuldenaar], schuldenaar;
  • de heer E.W. Brouwer, beschermingsbewindvoerder;
  • mevrouw H.A. Thomason, bewindvoerder.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..De feiten

Bij vonnis van 21 augustus 2019 is ten aanzien van schuldenaar de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.
De beschermingsbewindvoerder heeft op 28 juli 2021 een bericht van Knab bank (hierna: Knab) en op 31 augustus 2021 een bericht van ABN-AMRO bank (hierna: ABN) ontvangen dat er rekeningen zijn geopend op naam van schuldenaar, waarmee fraude zou zijn gepleegd. Via spoofing is op 23 juli 2021 een bedrag van € 14.414,44 en op 27 juli 2021 een bedrag van € 24.333,24 op een rekening bij Knab respectievelijk ABN bijgeschreven.
Naar aanleiding van het bericht van de beschermingsbewindvoerder heeft er op
13 september 2021 een verhoor met de rechter-commissaris plaatsgevonden. Tijdens het verhoor heeft schuldenaar verklaard dat twee (onbekende) mannen hem bij het medicatie-afgiftepunt hebben benaderd over Bitcoins en vervolgens met hem mee naar huis zijn gegaan om Bitcoin-rekeningen te openen. Hiervoor moesten zij de mobiele telefoon en het paspoort van schuldenaar hebben. Schuldenaar heeft toen (naar eigen zeggen) het aanbod geweigerd. Later bleek dat zijn telefoon was gestolen en dat er rekeningen waren geopend op zijn naam, waarmee fraude zou zijn gepleegd. Vervolgens is schuldenaar meerdere keren door de twee mannen bedreigd.
De bewindvoerder vermoedt dat schuldenaar slachtoffer is geworden van identiteitsfraude. Anderen uit de (begeleide) woongroep van schuldenaar is iets soortgelijks overkomen met deze mannen.
Schuldenaar heeft op 16 augustus 2021 aangifte gedaan van de diefstal van zijn telefoon.
Naar aanleiding van het verhoor zijn diverse vragen gesteld en verzoeken gedaan om de feiten nader boven water te krijgen en het verhaal van schuldenaar te verifiëren.
Op 17 november 2021 heeft schuldenaar aangifte gedaan van identiteitsfraude. Deze aangifte wordt niet verder opgepakt wegens onvoldoende – ander – bewijs. Er loopt aldus geen strafrechtelijk onderzoek dat nader licht op de zaak zal werpen.
Op 27 juni 2022 heeft het tweede verhoor met de rechter-commissaris plaatsgevonden. Tijdens het verhoor heeft schuldenaar verklaard dat hij bij zijn verhaal blijft dat hij tijdens het eerdere verhoor (13 september 2021) heeft verteld. Verder verklaart hij dat hij geen geld heeft ontvangen van de twee mannen en dat er geen Bitcoin-rekeningen op zijn naam staan.
De beschermingsbewindvoerder heeft na het verhoor nadere vragen gesteld aan de betreffende banken. Vastgesteld kan worden dat het adres dat is gekoppeld aan de geopende rekeningen niet het adres is van schuldenaar. Voorts kan vastgesteld worden dat de afschrijvingen van de bankrekeningen hebben plaatsgevonden na het moment waarvan schuldenaar heeft aangegeven dat de mannen in zijn woning zijn geweest.
Vervolgens is vast komen te staan dat de transacties weer ongedaan zijn gemaakt en de slachtoffers hun geld terug hebben gekregen. Er zijn in zoverre dus geen nieuwe schulden gemaakt.
3. De standpunten
De bewindvoerder
De bewindvoerder heeft in haar verslag van 18 mei 2022 over de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling positief geadviseerd over het verlenen van de schone lei aan schuldenaar. Schuldenaar is slachtoffer geworden van misbruik van zijn persoonsgegevens. Geen van zijn schuldeisers zijn door deze situatie benadeeld.
Nadien heeft de bewindvoerder in haar bericht van 2 augustus 2022 de rechter-commissaris medegedeeld dat zij haar standpunt in zoverre heeft gewijzigd dat zij een inhoudelijke behandeling voorstelde. Na het verhoor van 27 juni 2022 zijn er nadere vragen gesteld aan de betreffende banken. Deze vragen zijn nog niet allemaal beantwoord. Daar moet eerst duidelijkheid over komen.
Ter zitting heeft de bewindvoerder desgevraagd verklaard zich ten aanzien van de schone lei te refereren aan de rechtbank.
De rechter-commissaris
De rechter-commissaris heeft in haar advies aan de rechtbank het volgende standpunt ingenomen.
De rechter-commissaris heeft schuldenaar twee keer gesproken op een verhoor. Ondanks dat dit alles een vreemd verhaal is, komt hij op haar geloofwaardig over. Dat schuldenaar kwetsbaar is en iemand is waarvan makkelijk misbruik gemaakt kan worden, wordt bevestigd door zijn beschermingsbewindvoerder. De informatie van de desbetreffende banken over de bankrekeningen sluiten in zoverre aan bij zijn verhaal, dat de bankrekeningen zijn geopend in de periode nadat (of zelfs de datum waarop) de twee mannen in zijn woning zijn geweest. De rechter-commissaris adviseert de rechtbank dan ook schuldenaar het voordeel van de twijfel te geven en een schone lei toe te kennen, met de uitdrukkelijke overweging dat hiertoe wordt overgegaan op basis van de verklaring van schuldenaar.
Schuldenaar
Schuldenaar blijft nog steeds bij zijn verhaal dat hij tijdens de eerdere verhoren
(13 september 2021 en 27 juni 2022) heeft verteld.
Beschermingsbewindvoerder
De beschermingsbewindvoerder heeft ter terechtzitting desgevraagd verklaard dat schuldenaar – ondanks dat de schuldsaneringsregeling nu is beëindigd – onder beschermingsbewind blijft bij de beschermingsbewindvoerder.

4..De beoordeling

De rechtbank oordeelt dat voldoende aannemelijk is geworden dat schuldenaar slachtoffer is geworden van identiteitsfraude. Daarnaast heeft schuldenaar aangifte gedaan van diefstal van zijn telefoon en identiteitsfraude. De transacties zijn ongedaan gemaakt waardoor de slachtoffers hun geld terug hebben gekregen. Er zijn daardoor geen nieuwe schulden ontstaan. Van benadeling van schuldeisers is dan ook geen sprake. De rechtbank oordeelt voorts dat schuldenaar niet toerekenbaar in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten.
Geen van de schuldeisers heeft redenen aangevoerd om tot een ander oordeel te komen. Aan schuldenaar zal daarom de zogenoemde “schone lei” worden verleend. Daarbij overweegt de rechtbank voorts dat indien na de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling blijkt dat zich voordien feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die grond zouden hebben opgeleverd voor de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling zonder toekenning van de schone lei, de rechter op verzoek van iedere belanghebbende kan bepalen dat de aan schuldenaar verleende “schone lei” kan worden ontnomen (artikel 358 lid 1 Faillissementswet).
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- stelt vast dat schuldenaar niet toerekenbaar in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten;
  • bepaalt dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, doch dat de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen van schuldenaar eindigen op 21 augustus 2022;
  • verleent de zogenoemde “schone lei” waardoor de na de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling bestaande vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt, voor zover deze onvoldaan zijn gebleven, niet langer afdwingbaar zijn;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal
€ 3.403,52;
- stelt voorts vast dat indien na de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling blijkt dat zich voordien feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die het verhaal van schuldenaar ontkrachten, de rechter op verzoek van iedere belanghebbende kan bepalen dat de aan schuldenaar verleende “schone lei” kan worden ontnomen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van
mr. C. Hulsegge, griffier, in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2022. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.