ECLI:NL:RBROT:2022:8639

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
FT EA 22/815
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende controle over financiële situatie en psychosociale problemen

In deze zaak heeft verzoekster op 20 september 2022 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft op 3 en 4 oktober 2022 aanvullende stukken ontvangen en verzoekster is gehoord op 10 oktober 2022, waarbij ook haar beschermingsbewindvoerder, de heer A. Arfy, aanwezig was. De rechtbank heeft eerder moratoriumverzoeken toegewezen, maar eerdere verzoeken tot toelating tot de schuldsaneringsregeling zijn afgewezen op 5 september 2022, omdat de financiële situatie van verzoekster niet stabiel was en haar psychosociale problemen niet onder controle leken te zijn.

In het huidige verzoek heeft verzoekster gewezen op gewijzigde omstandigheden, waaronder een positief budgetplan door de verwachte betaling van kostgeld door haar zoon. Echter, de rechtbank oordeelt dat de financiële situatie van verzoekster nog steeds niet voldoende stabiel is, aangezien haar zoon momenteel geen inkomsten heeft en dus niet in staat is om het kostgeld te betalen. Dit leidt tot een negatief budget, wat de kans vergroot dat verzoekster haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet kan nakomen.

De rechtbank heeft ook vastgesteld dat verzoekster geen verklaring van haar psycholoog of van Stichting MEE heeft overgelegd, ondanks een verzoek daartoe. Dit, in combinatie met de aanhoudende psychosociale problemen en de overlast waar verzoekster mee te maken heeft, leidt de rechtbank tot de conclusie dat er gegronde vrees bestaat dat verzoekster haar verplichtingen niet kan nakomen. Daarom wordt het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen. De rechtbank merkt op dat verzoekster in de toekomst opnieuw kan verzoeken om schuldsanering zodra zij haar situatie heeft gestabiliseerd en kan aantonen dat haar psychosociale problemen onder controle zijn.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
afwijzing toepassing schuldsaneringsregeling
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 17 oktober 2022
[verzoekster],
[adres]
[woonplaats],
verzoekster.

1..De procedure

Verzoekster heeft op 20 september 2022 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
De rechtbank heeft op 3 oktober 2022 en 4 oktober 2022 aanvullende stukken ontvangen.
Verzoekster is gehoord ter terechtzitting van 10 oktober 2022. Bij de behandeling van het verzoek was ook haar beschermingsbewindvoerder, de heer A. Arfy, (telefonisch) aanwezig.
Verzoekster heeft ter terechtzitting aanvullende stukken aan de rechtbank overgelegd.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..De feiten

Op 23 december 2021 en 10 februari 2022 heeft deze rechtbank moratoriumverzoeken toegewezen die zagen op een verbod aan de verhuurder om over te gaan tot ontruiming van de woning van verzoekster. Op 1 augustus 2022 heeft deze rechtbank een eerder verzoek tot toelating tot toepassing van de schuldsaneringsregeling met een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening (tot verbod op ontruiming door de verhuurder) behandeld. Beide verzoeken zijn bij vonnis van 5 september 2022 afgewezen. Kort samengevat heeft de rechtbank daarbij overwogen dat de financiële situatie van verzoekster niet stabiel was in verband met een budgetplan waarin meer kosten dan inkomen waren opgenomen. Verder heeft de rechtbank geconcludeerd dat niet of onvoldoende is gebleken dat de psychosociale problemen van verzoekster onder controle zijn.
In het nu voorliggende verzoek zijn gegevens gevoegd van het eerdere (afgewezen) verzoek. Verzoekster heeft gewezen op een aantal gewijzigde omstandigheden op grond waarvan zij nu wel kan worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling omdat het budgetplan thans positief is omdat haar zoon kostgeld van € 300,00 per maand zal gaan betalen.
De beschermingsbewindvoerder heeft namens verzoekster een budgetplan opgesteld waarin onder meer is opgenomen dat verzoekster een WW-uitkering (€ 1.150,00) ontvangt en haar zoon kostgeld (€ 300,00 per maand) betaalt. De beschermingsbewindvoerder heeft ter terechtzitting verklaard dat zij nog geen betaling van haar zoon heeft ontvangen. Verzoekster heeft hierover ter terechtzitting verklaard dat haar zoon (nog) geen inkomsten heeft, maar dat hij thans actief op zoek is naar een betaalde baan.
Verzoekster heeft ter terechtzitting verklaard dat zij op 5 oktober 2022 een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (12 maanden) met een arbeidsomvang van 27,5 uur per week heeft getekend. Wat zij daar gaat verdienen, is nog onduidelijk. Verzoekster heeft de arbeidsovereenkomst nog niet van haar werkgever ontvangen, waardoor zij deze nog niet heeft kunnen overleggen. Haar beschermingsbewindvoerder heeft daardoor ook het budgetplan nog niet kunnen wijzigen.
De schuldenlast bedraagt volgens de verklaring als bedoeld in artikel 285 Faillissementswet € 44.669,70.
Verzoekster heeft een auto. Verzoekster heeft deze laten schorsen. Dat betekent dat zij thans geen WA-verzekering en motorrijtuigenbelasting hoeft te betalen. Ook is gedurende de schorsing de algemene periodieke keuring (apk) niet nodig.
De beschermingsbewindvoerder heeft op verzoek van verzoekster op 3 oktober 2022 de huur van de opslagbox opgezegd. De beschermingsbewindvoerder heeft ter terechtzitting verklaard dat zolang verzoekster de opslagbox niet leeg heeft gehaald, zij verplicht is de huur te betalen. Ook heeft hij verklaard dat tot 20 oktober 2022 de huur van de opslagbox betaald is. Om die reden heeft hij de huur van de opslagbox niet meegenomen in het budgetplan. Verzoekster heeft hierover ter terechtzitting verklaard dat zij de opslagbox tot op heden nog niet leeg heeft kunnen halen omdat haar de toegang tot de opslagbox wordt ontzegd.
Verzoekster zegt begeleiding van stichting MEE en hulp van een psycholoog te krijgen.
De rechtbank heeft bij brief van 22 september 2022 aanvullende stukken gevraagd waaruit blijkt dat de psycholoog van verzoekster haar stabiel genoeg acht om de verplichtingen in de schuldsaneringsregeling na te kunnen komen. Voorts heeft de rechtbank om een verklaring van stichting MEE gevraagd waarin staat of zij verzoekster tijdens de schuldsaneringsregeling blijft begeleiden. De rechtbank heeft de gevraagde stukken niet ontvangen.

3..De beoordeling

Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als, onder andere, voldoende aannemelijk is dat verzoekster de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. De rechtbank oordeelt dat dit in het voorliggende geval niet aannemelijk is.
De rechtbank stelt vast dat de financiële situatie van verzoekster niet (voldoende) stabiel is. Verzoekster heeft in haar budgetplan een bedrag van € 300,00 aan kostgeld opgenomen, terwijl haar zoon geen inkomsten heeft. Haar zoon is derhalve niet in staat om haar maandelijks € 300,00 te betalen. In dat geval is er sprake van een negatief budget. Dat betekent dat haar uitgaven hoger zijn dan haar inkomsten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat gelet hierop gevreesd moet worden dat verzoekster de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet naar behoren zal kunnen nakomen, en meer in het bijzonder de verplichting om geen nieuwe schulden te laten ontstaan.
Gedurende de schuldsaneringsregeling rusten op een schuldenaar voortdurend zware verplichtingen en van hem worden in deze periode forse inspanningen gevergd. Met deze verplichtingen en beperkingen verdraagt zich niet dat een schuldenaar psychosociale problemen heeft, of deze zeer onlangs heeft overwonnen terwijl een reële kans bestaat op een terugval.
Verzoekster heeft, ondanks het uitdrukkelijk verzoek daartoe in de bijlage bij de oproepbrief van 22 september 2022 voor de mondelinge behandeling van haar verzoek van
10 oktober 2022, geen verklaring van haar psycholoog of van Stichting MEE overgelegd.
Verzoekster heeft ter terechtzitting aangegeven al enige tijd geen contact meer te hebben met maatschappelijk werk. Verzoekster wordt door de gemeente aangesproken op overlast door herrie en drugsgebruik in en rond haar woning. Gezien al het voorgaande stelt de rechtbank vast dat nog steeds niet of onvoldoende is aangetoond dat de psychosociale problemen van verzoekster nu wel onder controle zijn. Derhalve bestaat bij de rechtbank gegronde vrees dat verzoekster haar verplichtingen van de schuldsaneringsregeling niet naar behoren zal kunnen nakomen.
Zodra verzoekster haar financiële situatie gestabiliseerd heeft en met een verklaring van haar behandelaar kan aantonen dat en sinds wanner haar psychosociale problemen onder controle zijn, kan zij een nieuw verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling indienen, welk verzoek dan mogelijk meer kans van slagen heeft.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal op grond van het vorenstaande worden afgewezen.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat dit niet betekent dat er geen andere feiten of omstandigheden zijn die eveneens tot afwijzing van het verzoek dienen te leiden.
De rechtbank merkt ten overvloede nog op dat nu op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is beslist, de voorlopige voorziening (ex artikel 287 lid 4 Faillissementswet), die de rechtbank Rotterdam op 20 september 2022 heeft toegewezen, haar werking verliest op het moment dat tegen dit vonnis geen hoger beroep meer mogelijk is. Deze omstandigheid, dat de voorlopige voorziening haar werking verliest en de verhuurder het vonnis tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster ten uitvoer kan leggen, maakt niet dat verzoekster kan worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling zonder dat minst genomen aannemelijk is dat zij haar verplichtingen van de schuldsaneringsregeling zal kunnen nakomen.

4..De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van
mr. C. Hulsegge, griffier, in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2022. [1]

Voetnoten

1.