In deze zaak heeft verzoeker op 26 juli 2022 een verzoek ingediend om een dwangakkoord te verkrijgen met betrekking tot zijn schulden. Dit verzoek was gericht aan één specifieke schuldeiser, [naam 1], de ex-partner van verzoeker, die weigerde in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. De rechtbank heeft op 19 september 2022 uitspraak gedaan. Verzoeker heeft elf schuldeisers, met een totale vordering van € 24.982,99. Hij heeft een schuldregeling aangeboden die voorziet in een betaling van 8,71% aan de preferente schuldeisers en 4,35% aan de concurrente schuldeisers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeboden regeling het maximaal haalbare is, gezien de financiële situatie van verzoeker, die voor 55 tot 65% arbeidsongeschikt is verklaard en afhankelijk is van een WIA-uitkering.
Tijdens de zitting op 12 september 2022 is de beschermingsbewindvoerder van verzoeker gehoord, evenals de betrokken partijen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de belangen van verzoeker en de andere schuldeisers die instemden met de regeling zwaarder wegen dan die van [naam 1], die zich tegen de regeling verzette. De rechtbank heeft geoordeeld dat het voorstel goed gedocumenteerd en getoetst is door een onafhankelijke partij, en dat de vordering van [naam 1] slechts 3% van de totale schuldenlast bedraagt. De rechtbank heeft het verzoek om [naam 1] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en haar veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat verzoeker niet in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen.
De rechtbank heeft hiermee een gedwongen schuldregeling afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en kan binnen acht dagen na de uitspraak worden aangevochten door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent.