ECLI:NL:RBROT:2022:8625

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
C/10/616293 / HA ZA 21-315
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale rechtsmacht en aansprakelijkheid van aandeelhouders in milieuzaken

In deze zaak vorderen eisers, die deel uitmaken van traditionele leefgemeenschappen in het Braziliaanse Amazonegebied, schadevergoeding van Norsk Hydro en Folketrygdfondet wegens milieuverontreiniging veroorzaakt door de activiteiten van Alunorte en Albras, dochterondernemingen van Norsk Hydro. De eisers stellen dat zij al tientallen jaren worden geconfronteerd met ernstige milieuverontreiniging, wat heeft geleid tot gezondheidsproblemen en het verlies van hun traditionele levensonderhoud. De rechtbank moet beslissen over de internationale rechtsmacht en de vraag of de zaak moet worden aangehouden in verband met aanhangige procedures in Brazilië. De rechtbank oordeelt dat artikel 6 aanhef en onder 1 EVEX II geen grond biedt voor de bevoegdheid om kennis te nemen van de vorderingen tegen Folketrygdfondet, omdat niet voldaan is aan het voorzienbaarheidsvereiste. Het verzoek van Norsk Hydro tot aanhouding van de procedure wordt afgewezen, omdat de rechtbank van mening is dat de Braziliaanse procedures niet dezelfde rechtsvragen behandelen als in deze zaak. De rechtbank verklaart zich onbevoegd ten aanzien van Folketrygdfondet en wijst de vorderingen van Norsk Hydro af.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/616293 / HA ZA 21-315
Vonnis in incidenten van 19 oktober 2022
in de zaak van

1..[naam eiseres 1] ,

gevestigd in [vestigingsplaats eiseres 1] ,
2.
[naam eiser 2],
wonende te [woonplaats eiser 2] ,
3.
[naam eiser 3], in haar hoedanigheid van erfgename van wijlen
[naam],
wonende te [woonplaats eiser 3] ,
4.
[naam eiser 4],
wonende te [woonplaats eiser 4] ,
5.
[naam eiser 5],
wonende te [woonplaats eiser 5] ,
6.
[naam eiser 6],
wonende te [woonplaats eiser 6] ,
7.
[naam eiser 7],
wonende te [woonplaats eiser 7] ,
8.
[naam eiser 8],
wonende te [woonplaats eiser 8] ,
9.
[naam eiser 9],
wonende te [woonplaats eiser 9] ,
10.
[naam eiser 10],
wonende te [woonplaats eiser 10] ,
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in de incidenten,
advocaat mr. M.N. van Dam te Amsterdam,
tegen

1..NORSK HYDRO HOLLAND B.V.,

2.
HYDRO ALUMINIUM NETHERLANDS B.V.,
3.
HYDRO ALUMINIUM BRASIL INVESTMENT B.V.,
4.
HYDRO ALUNORTE B.V.,
5.
HYDRO ALBRAS B.V.,
6.
HYDRO PARAGOMINAS B.V.,
alle gevestigd te Rotterdam,
7. de rechtspersoon naar buitenlands recht
NORSK HYDRO ASA,
gevestigd te Oslo, Noorwegen,
gedaagden in de hoofdzaak,
eiseressen in (één van) de incidenten,
advocaat mr. T.R.B. de Greve te Amsterdam,
en

8..de rechtspersoon naar buitenlands recht FOLKETRYGDFONDET,

gevestigd te Oslo, Noorwegen,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in (één van) de incidenten,
advocaat mr. P.P.M. van Kippersluis te Den Haag.
Eisers in de hoofdzaak, verweerders in de incidenten, zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als eisers. Eiseres 1 in de hoofdzaak, verweerster 1 in de incidenten, zal hierna afzonderlijk [naam eiseres 1] worden genoemd.
Gedaagden 1 tot en met 7 in de hoofdzaak, eiseressen 1 tot en met 7 in het door hen opgeworpen incident, zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als Norsk Hydro c.s.
Waar in het navolgende de aanduiding Norsk Hydro wordt gebruikt (zonder toevoeging), ziet die op alle ondernemingen die tot het Hydro-concern behoren. Daartoe behoren ook Alunorte – Alumina do Norte do Brasil S/A (hierna: Alunorte) en Albras – Aluminio Brasileiro S/A (hierna: Albras), twee Braziliaanse werkmaatschappijen van het Hydro-concern. Alunorte en Albras zijn (dus) andere rechtspersonen dan gedaagden 4 en 5 in de hoofdzaak, eiseressen 4 en 5 in het door Norsk Hydro c.s. opgeworpen incident.
Gedaagde 7 in de hoofdzaak, eiseres 7 in het mede door haar opgeworpen incident, wordt hierna afzonderlijk Norsk Hydro ASA genoemd. Gedaagden 1 tot en met 6 in de hoofdzaak, eiseressen 1 tot en met 6 in het mede door hen opgeworpen incident, zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als de Nederlandse Hydro-vennootschappen.
Gedaagde 8 in de hoofdzaak, eiser 8 in het door hem opgeworpen incident, wordt hierna Folketrygdfondet genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 februari 2021, met producties;
  • de conclusie van eis in incident ex artikel 11 Rv van Folketrygdfondet, met producties;
  • de incidentele conclusie houdende verzoek tot aanhouding van de procedure van Norsk Hydro c.s., met producties;
  • de conclusie van antwoord in de incidenten, tevens akte houdende schorsing en hervatting van het geding ex artikelen 225 en 227 Rv, met producties;
  • de akte houdende overlegging aanvullende productie van Folketrygdfondet, met productie;
  • de akte overlegging producties, tevens houdende toelichting op de eis van Norsk Hydro c.s., met producties;
  • de tijdens de op 24 juni 2022 gehouden mondelinge behandeling in de incidenten overgelegde pleitaantekeningen van Folketrygdfondet, Norsk Hydro c.s. en eisers;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in de incidenten;
  • de schriftelijke reacties van Folketrygdfondet, Norsk Hydro c.s. en eisers op het proces-verbaal.
1.2.
De door eiseres 3 in de hoofdzaak, verweerster 3 in de incidenten gevraagde schorsing en hervatting van het geding in verband met het overlijden van [naam] is op de wet gegrond. Norsk Hydro c.s. en Folketrygdfondet hebben met de schorsing en hervatting – naar eiseres 3 in de hoofdzaak, verweerster 3 in de incidenten onweersproken stelt – schriftelijk ingestemd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald in de incidenten.

2..Inleiding

2.1.
Eisers maken deel uit van traditionele leefgemeenschappen (waaronder de Quilombolas) in en rond Barcarena in het Braziliaanse Amazonegebied. Zij zijn voor hun levensonderhoud en drinkwatervoorziening vaak afhankelijk van de natuur (kleinschalige landbouw, ambachtelijke visserij, waterputten).
2.2.
Norsk Hydro c.s. exploiteren al ruim 40 jaar een aluminiumoxideraffinaderij in dit gebied. Dat doet zij via haar werkmaatschappijen Alunorte en Albras.
2.3.
Folketrygdfondet is een vermogensbeheerder die namens het Noorse overheidspensioenfonds een aandelenbelang in Norsk Hydro houdt.
2.4.
Eisers worden al tientallen jaren geconfronteerd met milieuverontreiniging in hun leefgebied. Hierdoor zijn, naar eisers stellen, veel inwoners in en rondom Barcarena ziek geworden en kunnen zij niet langer op traditionele wijze in hun levensonderhoud voorzien. Volgens eisers ligt de oorzaak van de milieuverontreiniging in de activiteiten van Alunorte en Albras in Brazilië. Eisers houden Norsk Hydro c.s. en Folketrygdfondet – als (indirecte) aandeelhouders van Alunorte en Albras – aansprakelijk voor de schade die zij door het handelen van Alunorte en Albras in Brazilië hebben geleden en nog zullen lijden.
2.5.
Norsk Hydro c.s. en Folketrygdfondet hebben nog geen inhoudelijk verweer gevoerd, want er moeten volgens hen eerst beslissingen genomen worden over voorvragen. Over die voorvragen wordt in dit vonnis beslist. Het gaat dan om de internationale rechtsmacht van deze rechtbank en om de vraag of deze zaak moet worden aangehouden in verband met procedures in Brazilië.

3..De feiten

In dit stadium van de procedure neemt de rechtbank de volgende feiten tot uitgangspunt, voor zover relevant voor de beoordeling in de incidenten.
Partijen
3.1.
[naam eiseres 1] is een Braziliaanse vereniging die in 2015 is opgericht door leden van de traditionele leefgemeenschappen in de door de milieuverontreiniging getroffen gebieden in en rondom Barcarena .
3.2.
Eisers 2 tot en met 10 in de hoofdzaak, verweerders 2 tot en met 10 in de incidenten, zijn inwoners van de door de milieuverontreiniging getroffen gebieden in en rondom Barcarena .
3.3.
Norsk Hydro ASA is de tophoudstermaatschappij van het Hydro-concern, een bedrijf met wereldwijde activiteiten op het gebied van onder meer aluminium. Eén van de aandeelhouders van Norsk Hydro ASA is Folketrygdfondet, de vermogensbeheerder van het Noorse overheidspensioenfonds.
3.4.
Alunorte en Albras exploiteren een aluminiumoxideraffinaderij in het Amazonegebied in Brazilië. Norsk Hydro ASA houdt indirect – onder meer via de Nederlandse Hydro-vennootschappen – de meerderheid van de aandelen in Alunorte en Albras.
Procedures in Brazilië
3.5.
[naam eiseres 1] heeft in Brazilië vijf collectieve procedures aanhangig gemaakt tegen Alunorte en Albras (
Civil Public Actions, “CPA” 1 t/m 5). Daarin wordt zowel generieke als individuele schadevergoeding gevorderd vanwege de (materiële en immateriële) schade die de leden van de vereniging stellen te hebben geleden en nog te lijden als gevolg van de activiteiten van Alunorte en Albras in Brazilië.
3.6.
Naast deze collectieve acties, ingesteld door [naam eiseres 1] , hebben ook de Braziliaanse autoriteiten collectieve procedures aanhangig gemaakt tegen Alunorte en Albras, gericht op onder meer het opschorten van de activiteiten van Alunorte en Albras in Brazilië. In deze procedures is in afwachting van nadere onderzoeken een voorlopige regeling getroffen, de zogenaamde
Term of Adjusted Conduct(“TAC”), waarin Alunorte en Albras zich ertoe verbonden hebben om de omstandigheden in en rondom Barcarena te verbeteren en inwoners van de door de milieuverontreiniging getroffen gebieden financieel te ondersteunen.

4..Het geschil in de hoofdzaak

Eisers vorderen dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, verkort en zakelijk weergegeven:
( i) voor recht verklaart dat Norsk Hydro c.s. en Folketrygdfondet onrechtmatig hebben gehandeld jegens [naam eiseres 1] ’s leden en eisers 2 tot en met 10;
( ii) Norsk Hydro c.s. en Folketrygdfondet hoofdelijk veroordeelt tot vergoeding aan eisers 2 tot en met 10 van de als gevolg van het onrechtmatig handelen van Alunorte en Albras door eisers 2 tot en met 10 geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
( iii) Norsk Hydro c.s. en Folketrygdfondet hoofdelijk veroordeelt in de kosten van het geding, de nakosten daaronder begrepen, vermeerderd met de wettelijke rente.

5..Het geschil in de incidenten

5.1.
Folketrygdfondet vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover de wet dat toelaat uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van de vorderingen van eisers jegens Folketrygdfondet;
II. in het geval de rechtbank zich bevoegd verklaart jegens Folketrygdfondet: tussentijds hoger beroep toestaat;
subsidiair
III. in het geval de rechtbank zich bevoegd verklaart jegens Folketrygdfondet en geen tussentijds hoger beroep toestaat: de behandeling van de hoofdzaak aanhoudt;
IV. in het geval de rechtbank de behandeling van de hoofdzaak niet aanhoudt: tussentijds hoger beroep toestaat;
zowel primair als subsidiair
V. eisers veroordeelt in de kosten van het incident, vermeerderd met de wettelijke rente.
5.2.
Norsk Hydro c.s. verzoeken dat de rechtbank bij vonnis, voor zover de wet dat toelaat uitvoerbaar bij voorraad:
( a) de behandeling van de hoofdzaak aanhoudt totdat over het beweerde onrechtmatig handelen van Alunorte en Albras is beslist door de Braziliaanse rechter;
( b) in het geval de rechtbank de behandeling van de hoofdzaak niet aanhoudt: tussentijds hoger beroep toestaat;
( c) eisers veroordeelt in de kosten van dit incident, de nakosten daaronder begrepen, vermeerderd met de wettelijke rente.
5.3.
Eisers concluderen tot afwijzing van de incidentele vorderingen en verzoeken van Folketrygdfondet en Norsk Hydro c.s., met veroordeling van Folketrygdfondet en Norsk Hydro c.s. in de kosten van de incidenten.
5.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

6..De beoordeling in de incidenten

6.1.
De incidentele vorderingen en verzoeken van Folketrygdfondet en Norsk Hydro c.s., zoals hiervoor onder 5.1 en 5.2 weergegeven, strekken – kort gezegd – wat Folketrygdfondet betreft tot onbevoegdverklaring wegens het ontbreken van internationale rechtsmacht en wat alle gedaagden betreft tot aanhouding van de zaak wegens litispendentie/connexiteit.
6.2.
De Nederlandse Hydro-vennootschappen hebben woonplaats in Nederland. De Nederlandse rechter is op grond van de in artikel 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) opgenomen hoofdregel bevoegd kennis te nemen van de vorderingen van eisers tegen hen. Dit staat tussen partijen overigens ook niet ter discussie.
6.3.
Norsk Hydro ASA en Folketrygdfondet hebben woonplaats buiten Nederland. Norsk Hydro ASA aanvaardt de bevoegdheid van de Nederlandse rechter, maar verzoekt om aanhouding. Alleen Folketrygdfondet voert een bevoegdheidsverweer.
Internationale rechtsmacht
6.4.
Bij het onderzoek ter beantwoording van de vraag of aan de rechtbank ten aanzien van Folketrygdfondet rechtsmacht toekomt, is uitgangspunt dat de Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: Brussel I bis-Vo) niet van toepassing is, omdat Folketrygdfondet geen woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Unie. Immers, Folketrygdfondet is gevestigd in Noorwegen. In dit geval geldt het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, Lugano 30 oktober 2007,
PbEU2007, L 339/3 (hierna: EVEX II).
6.5.
Bij de toepassing en uitleg van EVEX II dient de rechter onder meer rekening te houden met de beginselen vervat in alle relevante beslissingen van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) met betrekking tot de relevante, grotendeels gelijkluidende bepalingen in Brussel I bis-Vo, zo volgt uit artikel 1 lid 1 van Protocol 2 bij EVEX II.
6.6.
De rechter die onderzoekt of hem rechtsmacht toekomt, moet zich bij dit onderzoek niet beperken tot de stellingen van de eiser, maar moet acht slaan op alle hem ter beschikking staande gegevens over de tussen partijen bestaande rechtsverhouding en, in voorkomend geval, (ook) op de stellingen van de gedaagde. Het onderzoek naar de rechtsmacht mag dus niet plaatsvinden op basis van enkel de door de eisende partij gekozen grondslag van haar vordering.
6.7.
De voorspelbaarheid van rechterlijke beslissingen, de rechtszekerheid en de eisen van een doelmatige rechtsbedeling verlangen dat de nationale rechter zich over zijn eigen bevoegdheid kan uitspreken zonder dat hij de zaak ten gronde hoeft te onderzoeken. Indien de gedaagde de stellingen van de eiser betwist, hoeft de rechter in het kader van de bepaling van zijn bevoegdheid geen gelegenheid te geven voor bewijslevering met betrekking tot de zowel voor zijn bevoegdheid als voor de gegrondheid van de vorderingen relevante feiten, omdat daarmee op het onderzoek naar die gegrondheid zou worden vooruitgelopen. Hieruit volgt dat de rechter zich bij beantwoording van deze vraag in beginsel beperkt tot een prima facie oordeel.
6.8.
Eisers hebben betoogd dat de rechtbank op grond van artikel 6 aanhef en onder 1 EVEX II ten aanzien van Folketrygdfondet rechtsmacht toekomt.
6.9.
Op grond van de hoofdregel van artikel 2 lid 1 EVEX II worden degenen die woonplaats hebben op het grondgebied van een door dit verdrag gebonden staat opgeroepen voor de gerechten van die staat.
6.10.
Als er meer gedaagden zijn, mogen zij op grond van artikel 6 aanhef en onder 1 EVEX II worden opgeroepen voor de gerechten van de woonplaats van één van hen, mits “
tussen de vorderingen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven”.
6.11.
De formulering van artikel 6 aanhef en onder 1 EVEX II is vrijwel gelijkluidend aan die van artikel 8 lid 1 Brussel I bis-Vo.
6.12.
Uit de jurisprudentie van het HvJEU volgt dat het aan de nationale rechter is om, rekening houdend met alle relevante elementen van het dossier, te beoordelen of de verschillende bij hem ingestelde vorderingen samenhangend zijn en dus of er in geval van afzonderlijke berechting gevaar voor onverenigbare beslissingen bestaat.
6.13.
Het gevaar van onverenigbare beslissingen moet worden begrepen als het gevaar van tegenstrijdige beslissingen. De rechtsgrondslag van de vorderingen zal de rechter in zijn beschouwing moeten betrekken, waarbij niet is vereist dat de vorderingen dezelfde rechtsgrondslag hebben. Overeenstemming van de rechtsgrondslag vormt echter wel een relevante factor bij de beoordeling of de verschillende vorderingen samenhangend zijn. Verder geldt dat beslissingen niet reeds tegenstrijdig kunnen worden geacht in de zin van artikel 8 Brussel I bis-Vo en artikel 6 aanhef en onder 1 EVEX II op grond van enkele divergentie in de beslechting van het geschil; vereist is dat deze divergentie zich voordoet in het kader van eenzelfde situatie, feitelijk en rechtens. Daarbij kan van belang zijn of de gedaagden onafhankelijk van elkaar hebben gehandeld. Wanneer de tegen de verschillende gedaagden ingestelde vorderingen verschillende rechtsgrondslagen hebben (bijvoorbeeld een verschil in toepasselijk recht), staat dat op zichzelf niet aan toepassing van artikel 8 Brussel I bis-Vo of artikel 6 aanhef en onder 1 EVEX II in de weg, mits voor de gedaagden voorzienbaar was dat zij konden worden opgeroepen in de lidstaat waarin een van hen zijn woonplaats heeft.
6.14.
Mede in het licht van de uitleg die aan artikel 8 Brussel I bis-Vo gegeven wordt, dient artikel 6 aanhef en onder 1 EVEX II als uitzondering op de hoofdregel van artikel 2 lid 1 EVEX II restrictief te worden uitgelegd. Dit hangt samen met het uitgangspunt dat regels omtrent nationale rechtsmacht een hoge mate van voorspelbaarheid dienen te hebben. Het is niet in het belang van de rechtszekerheid als men van tevoren geen redelijke inschatting kan maken van de jurisdicties waarin men zou kunnen worden gedagvaard in verband met een bepaalde gedraging.
6.15.
Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat het bestaan van een eventuele (nauwe) band tussen de vorderingen van eisers jegens Folketrygdfondet en de vorderingen van eisers jegens Norsk Hydro ASA niet relevant is voor de beantwoording van de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt jegens Folketrygdfondet, aangezien Norsk Hydro ASA geen woonplaats heeft in Nederland en als zodanig niet als ankergedaagde heeft te gelden.
6.16.
De in de hoofdzaak gedaagde partijen die in Nederland zijn gevestigd, zijn de Nederlandse Hydro-vennootschappen. De te beantwoorden vraag is dus of tussen de vorderingen van eisers tegen de Nederlandse Hydro-vennootschappen (als ankergedaagden) en die tegen Folketrygdfondet een voldoende nauwe band bestaat. De omstandigheid dat Norsk Hydro ASA zich niet tegen bevoegdheid van deze rechtbank heeft verzet, is niet relevant bij de beantwoording van deze vraag.
6.17.
Folketrygdfondet heeft aangevoerd dat wat hem betreft aan de rechtbank geen rechtsmacht toekomt, omdat er geen nauwe samenhang bestaat tussen de tegen de Nederlandse Hydro-vennootschappen ingestelde vorderingen enerzijds en de tegen Folketrygdfondet ingestelde vorderingen anderzijds. Gelet op de verschillen tussen de positie van Folketrygdfondet en de Nederlandse Hydro-vennootschappen is geen sprake van een eenzelfde situatie feitelijk en rechtens. De Nederlandse rechter dient zich dan ook onbevoegd te verklaren met betrekking tot de vordering tegen Folketrygdfondet.
6.18.
Folketrygdfondet stelt in dit verband dat hij slechts een beperkt belang houdt in Norsk Hydro ASA en dat hij, anders dan de Nederlandse Hydro-vennootschappen, geen onderdeel is van de Hydro-groep. Dit brengt mee dat hij, anders dan de Nederlandse Hydro-vennootschappen, niet in een groep is verbonden met Alunorte en Albras, dat hij geen enkele invloed kan uitoefenen op Alunorte en Albras, dat hij zijn gedragingen niet op het beleid en/of de gedragingen van de Hydro-groep of de Nederlandse Hydro-vennootschappen heeft afgestemd en dat hij geen toegang heeft tot informatie over Alunorte en Albras die binnen de Hydro-groep wel bekend is. Daarnaast is Folketrygdfondet geen gewone aandeelhouder, maar een vermogensbeheerder met de wettelijke taak het beheer over het Noorse overheidspensioenfonds te voeren. Dit brengt mee dat hij, anders dan de Nederlandse Hydro-vennootschappen, een financiële investeerder is en geen strategische investeerder, dat hij geen eigen financieel belang heeft bij (de activiteiten van) Alunorte en Albras en dat hij zich bij zijn investeringen dient te houden aan het voor hem geldende beleggingsmandaat, dat hem niet toestaat om in Braziliaanse (of Nederlandse) entiteiten te investeren. Tot slot is Norsk Hydro ASA slechts één van de vele investeringen van Folketrygdfondet. Folketrygdfondet houdt sinds 2015 ongeveer 6,5 % van de aandelen in Norsk Hydro ASA en in de periode van 2002 tot 2014 was dit belang nog kleiner. De indirecte investering in Alunorte en Albras bedroeg slechts 0,15 % van het door Folketrygdfondet beheerde vermogen. Bij de Nederlandse Hydro-vennootschappen is dit wezenlijk anders; al hun activiteiten houden verband met de Hydro-groep.
6.19.
Deze verschillen laten volgens Folketrygdfondet zien dat zijn afstand tot Alunorte en Albras vele malen groter is dan die van de Nederlandse Hydro-vennootschappen en brengen ook mee dat de verwijten die aan Folketrygdfondet en de Nederlandse Hydro-vennootschappen worden gemaakt anders zijn. Folketrygdfondet wordt als kleine aandeelhouder verweten geen invloed op het beursgenoteerde Norsk ASA Hydro te hebben aangewend, terwijl de Nederlandse Hydro-vennootschappen als onderdeel van de Hydro-groep wordt verweten dat de Hydro-groep haar invloed op Alunorte en Albras niet heeft aangewend. De vraag of Folketrygdfondet in zijn hoedanigheid van aandeelhouder van Norsk Hydro ASA onvoldoende heeft gedaan om de aan Alunorte en Albras verweten gedragingen te voorkomen, moet bovendien worden beantwoord naar het recht van de vennootschap waarin het aandelenbelang wordt gehouden en in het geval van Folketrygdfondet is dat Noors recht. Dit brengt mee dat de vraag of Folketrygdfondet aansprakelijk kan worden gehouden eveneens door Noors recht wordt beheerst. De invloed en aansprakelijkheid van de Nederlandse Hydro-vennootschappen moet daarentegen naar Nederlands en/of Braziliaans recht worden beoordeeld.
6.20.
De hierboven weergegeven verschillen rechtvaardigen in de visie van Folketrygdfondet de conclusie dat de beoordeling van de vorderingen van eisers jegens Folketrygdfondet enerzijds en de Nederlandse Hydro-vennootschappen anderzijds zodanig verschilt dat er bij afzonderlijke berechting geen risico op onverenigbare beslissingen bestaat en dat redenen van doelmatigheid niet vereisen dat de vorderingen gezamenlijk worden behandeld en berecht.
6.21.
Het juridisch kader dat eisers in deze procedure aan hun vorderingen ten grondslag leggen, te weten dat Folketrygdfondet en de Nederlandse Hydro-vennootschappen alle naar Braziliaans milieurecht kwalificeren als
indirect polluters, maakt dat niet anders, nog daargelaten dat de stellingen van eisers over het
indirect polluter-concept niet zijn gebaseerd op geldend Braziliaans recht, aldus nog steeds Folketrygdfondet.
6.22.
Eisers hebben gemotiveerd bestreden dat de vereiste samenhang ontbreekt. Er is sprake van dezelfde vorderingen, op basis van (vrijwel) dezelfde juridische grondslag. Daarmee is sprake van een gelijke situatie rechtens. Het gaat bovendien om aansprakelijkheid voor dezelfde schadeveroorzakende gebeurtenissen, waarmee tevens sprake is van dezelfde feitelijke situatie, aldus eisers.
6.23.
De rechtbank overweegt als volgt.
6.24.
De vorderingen van eisers tegen zowel Folketrygdfondet als de Nederlandse Hydro-vennootschappen kennen een delictuele grondslag. In de hoofdzaak worden naast Folketrygdfondet de Nederlandse Hydro-vennootschappen als onderdeel van het Hydro-concern aansprakelijk gehouden voor de(zelfde) schadelijke gevolgen van de milieuverontreiniging in en rondom Barcarena in Brazilië, in de visie van eisers veroorzaakt door Alunorte en Albras, op grond van het volgens eisers in Brazilië geldende milieuaansprakelijkheidsrecht in het algemeen en het leerstuk van de aansprakelijkheid van de
indirect polluterin het bijzonder. Daarbij gaat het in de visie van eisers wat betreft zowel Folketrygdfondet als de Nederlandse Hydro-vennootschappen om het financieren en profiteren van de verweten activiteiten van Alunorte en Albras, althans het hebben van (indirecte) invloed op en/of zeggenschap over deze activiteiten. In die zin zijn de vorderingen tegen enerzijds de Nederlandse Hydro-vennootschappen en anderzijds Folketrygdfondet duidelijk met elkaar verbonden en hebben zij betrekking op hetzelfde materiële belang. De rechtbank is hoe dan ook bevoegd om de vorderingen tegen de Nederlandse Hydro-vennootschappen te beoordelen. Die beoordeling vergt dat de rechtbank zich verdiept in de situatie, zowel feitelijk als rechtens, in Brazilië. De omstandigheid dat aan ieder van gedaagden afzonderlijk specifieke verwijten worden gemaakt (in die zin dat ieders rol een andere is geweest) doet er niet aan af dat de gestelde inbreuk op de rechten van eisers dezelfde is en dat voor de beoordeling van die verwijten een aantal gemeenschappelijke feitelijke vragen en rechtsvragen moet worden beantwoord. In zoverre is er sprake van eenzelfde situatie, feitelijk en rechtens.
6.25.
Welk recht op de vorderingen van eisers in de hoofdzaak van toepassing is, is niet doorslaggevend bij de beantwoording van de vraag of sprake is van eenzelfde situatie rechtens. Het betoog van Folketrygdfondet dat de vorderingen ten aanzien van hem worden beheerst door Noors recht kan, wat daarvan ook zij, in dit verband niet leiden tot het daarmee beoogde doel.
6.26.
Folketrygdfondet wijst er echter terecht op dat, ook als de rechtbank zou oordelen dat sprake is van eenzelfde situatie feitelijk en rechtens, het voor hem redelijkerwijs niet voorzienbaar was dat hij tezamen met de Nederlandse Hydro-vennootschappen (als ankergedaagden) voor de Nederlandse rechter zou worden gedaagd.
6.27.
Het Hydro-concern is actief in meer dan 40 landen. Haar aandelen worden gehouden door aandeelhouders over de hele wereld. De Braziliaanse activiteiten van het Hydro-concern bedragen minder dan 5% van de activiteiten van de totale groep, gemeten naar omzet. Folketrygdfondet is geen onderdeel van de Hydro-groep. Hij houdt slechts een relatief beperkt belang in Norsk Hydro ASA, de Noorse en in Noorwegen gevestigde topholding van het Hydro-concern. Nederland is niet de plaats van de statutaire zetel, de hoofdvestiging of het hoofdbestuur van Folketrygdfondet. Folketrygdfondet heeft evenmin een kantoor of bijkantoor in Nederland. Geen van de activiteiten van Folketrygdfondet vindt plaats in Nederland. Folketrygdfondet richt zich slechts op het verwerven van belangen (bij wijze van belegging) in Noorse, Zweedse en Finse vennootschappen (zijn mandaat strekt zich niet ook uit buiten deze landen) en heeft zich voor aspecten van zijn aandeelhouderschap te houden aan (in dit geval) de Noorse vennootschapsregels.
6.28.
De invloed van Folketrygdfondet als minderheidsaandeelhouder op de koers die Norsk Hydro ASA, de topholding van het Hydro-concern, ten aanzien van Alunorte en Albras vaart is gering. Hetzelfde geldt voor de mate van profiteren van de activiteiten van Alunorte en Albras. Dat sprake was van onderlinge afstemming tussen Folketrygdfondet en de Nederlandse Hydro-vennootschappen (zijnde 100%-deelnemingen van de Hydro-groep) en/of van feitelijke betrokkenheid van Folketrygdfondet bij (het verweten gedrag van) Alunorte en Albras is niet gesteld en evenmin gebleken. De plaats waar het schadeveroorzakende feit zich heeft voorgedaan en de primaire schade is ingetreden is niet in Nederland gelegen, maar in Brazilië. Dit alles brengt met zich dat wat betreft de vordering van eisers tegen Folketrygdfondet geen relevante aanknopingspunten met de Nederlandse rechtssfeer bestaan. Het feit dat zich ergens in de Hydro-groep Nederlandse entiteiten, met een vestigingsplaats in Nederland, bevinden die mogelijk medeverantwoordelijk zouden kunnen worden gehouden voor de verweten activiteiten van Alunorte en Albras in Brazilië, is in dit kader een min of meer toevallige omstandigheid.
6.29.
Tegen die achtergrond was voor het Noorse Folketrygdfondet redelijkerwijs niet voorzienbaar dat hij als (kleine minderheids-)aandeelhouder van het Noorse Norsk Hydro ASA in verband met activiteiten in Brazilië van de Braziliaanse rechtspersonen Alunorte en Albras zou worden gedaagd voor de Nederlandse rechter wegens in Brazilië geleden en nog te lijden schade. De uitzondering van artikel 6 aanhef en onder 1 EVEX II kan niet zo ver worden opgerekt dat Folketrygdfondet moet dulden dat hij onder deze omstandigheden van zijn eigen rechter wordt afgehouden. Een toereikende motivering van eisers waarom Folketrygdfondet is gedaagd voor de Nederlandse in plaats van de Noorse rechter ontbreekt. Ook hebben eisers onvoldoende toegelicht waarom voor Folketrygdfondet ondanks het voorgaande redelijkerwijs voorzienbaar was dat hij voor de Nederlandse rechter zou worden gedagvaard.
6.30.
De conclusie luidt dan ook dat het bepaalde in artikel 6 aanhef en onder 1 EVEX II geen grond vormt voor de bevoegdheid van deze rechtbank om kennis te nemen van de vorderingen van eisers tegen Folketrygdfondet, nu niet voldaan is aan het voorzienbaarheidsvereiste. De rechtbank zal zich daarom onbevoegd verklaren om kennis te nemen van de tegen Folketrygdfondet ingestelde vorderingen.
Conclusie ten aanzien van Folketrygdfondet
6.31.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering van Folketrygdfondet tot onbevoegdverklaring zal worden toegewezen. Met deze beslissing eindigt ten aanzien van haar ook de procedure in de hoofdzaak.
6.32.
Als de in het ongelijk gestelde partijen worden eisers veroordeeld in de kosten van het geding. De kosten worden aan de zijde van Folketrygdfondet vastgesteld op € 1.126,00 (2 punten x € 563,00 (tarief II)).
6.33.
De wettelijke rente over de proceskosten zal, als onweersproken, worden toegewezen als gevorderd, op de wijze als vermeld in het dictum.
Verzoek tot aanhouding
6.35.
Norsk Hydro c.s. zijn van mening dat de rechtbank de zaak wegens connexiteit met in Brazilië aanhangige procedures dient aan te houden totdat in Brazilië over de aansprakelijkheid van Alunorte en Albras is beslist. Zij verwijzen in dat verband naar artikel 34 Brussel I bis-Vo.
6.36.
EVEX II kent geen bepaling die de rechtbank verplicht dan wel het de rechtbank toestaat om de zaak aan te houden wegens samenhang met een procedure in een niet-Verdragsland. De grondslag voor de aanhoudingsbevoegdheid die de rechtbank heeft ten opzichte van Norsk Hydro ASA is dan ook gelegen in het commune recht: naar Nederlands (proces)recht bestaat een discretionaire bevoegdheid tot aanhouding op grond van de eisen van de goede procesorde, onder meer in geval elders over een vordering wordt geprocedeerd die verband houdt met de in Nederland ingestelde vordering.
6.37.
Er is geen algemene regel die partijen het recht geeft de uitkomst van een andere procedure af te wachten. Bij de beoordeling van een verzoek om aanhouding dient mede in aanmerking te worden genomen dat onredelijke vertraging van de procedure moet worden voorkomen. Dit betekent dat een eenzijdig verzoek tot aanhouding wegens (gestelde) samenloop slechts onder uitzonderlijke en zwaarwegende omstandigheden wordt toegewezen. Feiten en omstandigheden die tot die conclusie zouden moeten leiden, zijn gesteld noch gebleken.
6.38.
De rechtbank acht het voor een goede rechtsbedeling niet nodig om deze procedure aan te houden. Daarbij weegt met name mee dat de Braziliaanse procedures geen betrekking hebben op het handelen of nalaten van Norsk Hydro c.s. zelf en zij daar geen partij zijn; het gestelde onrechtmatig handelen van Alunorte en Albras is onderwerp van de zaken die onder de Braziliaanse rechter zijn, al dan niet in hoger beroep. In Brazilië zijn dus de vermeende
direct pollutersgedaagd en in Nederland de vermeende
indirect polluters. In die zin liggen in de Braziliaanse procedures niet dezelfde rechtsvragen voor als in deze procedure. Om een oordeel te kunnen geven over de gestelde aansprakelijkheid van Norsk Hydro c.s. is het niet noodzakelijk om af te wachten totdat in Brazilië is beslist over de aansprakelijkheid van Alunorte en Albras. Daarbij komt dat partijen van mening verschillen over het onderwerp, de aard, de strekking, het doel, de voortgang en de relevantie van de Braziliaanse procedures, terwijl de juistheid van de stellingen van Norsk Hydro c.s. daarover onvoldoende aannemelijk zijn om zonder nader onderzoek van de juistheid daarvan uit te gaan. Tot dergelijk nader onderzoek is de rechter in het kader van dit incident niet gehouden en de goede procesorde staat daaraan in de weg.
6.39.
Dat deze procedure en de procedures in Brazilië volgens Norsk Hydro c.s. hetzelfde doel dienen, namelijk het Hydro-concern aanspreken voor beweerde (milieu)schade veroorzaakt door de activiteiten van Alunorte en Albras in Brazilië, maakt het voorgaande niet anders. Dat deze zaak geen binding heeft met de rechtssfeer van Nederland en dat een gerecht in Brazilië in een geschiktere positie verkeert om de zaak te behandelen, zoals Norsk Hydro c.s. aanvoeren, maakt dat, wat daarvan overigens ook zij, evenmin anders. Hetzelfde geldt voor het moeten maken van extra kosten en eventuele complicaties bij de behandeling van de zaak door de Nederlandse rechter of bij de tenuitvoerlegging van een Nederlands vonnis.
6.40.
Gelet op dit alles zal de rechtbank geen gebruik maken van haar discretionaire bevoegdheid tot aanhouding. Het verzoek van Norsk Hydro c.s. tot aanhouding van deze procedure wordt dus afgewezen.
Tussentijds hoger beroep
6.41.
Norsk Hydro c.s. hebben verzocht het instellen van tussentijds hoger beroep toe te staan. Ingevolge artikel 337 lid 2 Rv kan van een tussenvonnis slechts tegelijk met dat van het eindvonnis hoger beroep worden ingesteld, tenzij de rechter anders heeft bepaald. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de door Norsk Hydro c.s. aangevoerde omstandigheden geen bijzondere omstandigheden die maken dat in het onderhavige geval van de wettelijke hoofdregel moet worden afgeweken. Ook het belang van een voortvarende procesvoering brengt mee dat het verzoek om tussentijds appel toe te staan moet worden afgewezen.
Proceskosten
6.42.
Als de in het ongelijk gestelde partijen worden Norsk Hydro c.s. (hoofdelijk) veroordeeld in de kosten van het door hen opgeworpen incident. De kosten worden aan de zijde van eisers vastgesteld op € 1.126,00 (2 punten x € 563,00 (tarief II)).

7..De beslissing

De rechtbank
ten aanzien van Folketrygdfondet
in de hoofdzaak en in het incident
7.1.
verklaart zich onbevoegd om van de door eisers ingestelde vorderingen kennis te nemen;
7.2.
veroordeelt eisers in de kosten van het geding aan de zijde van Folketrygdfondet, tot op heden vastgesteld op € 1.126,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling;
7.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
7.4.
wijst af het meer of anders gevorderde;
ten aanzien van Norsk Hydro c.s.
in het incident
7.5.
wijst de vorderingen/verzoeken af;
7.6
veroordeelt Norsk Hydro c.s. hoofdelijk in de kosten van het geding aan de zijde van eisers, tot op heden vastgesteld op € 1.126,00;
7.7
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
7.8
verwijst de zaak naar de rol van
1 februari 2023voor het nemen van een conclusie van antwoord door Norsk Hydro c.s.;
7.9.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, mr. A.J.P. van Essen en mr. B. van Velzen, rechters, in aanwezigheid van mr. M. Boot, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2022. [1]

Voetnoten

1.801/106/196/3194