ECLI:NL:RBROT:2022:8608
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling na faillissement wegens onvoldoende goede trouw en informatieplicht
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot opheffing van een faillissement en gelijktijdige toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoeker, die eerder failliet was verklaard, heeft een verzoek ingediend om zijn faillissement op te heffen en de schuldsaneringsregeling toe te passen. Tijdens de zitting op 1 september 2022 zijn de verzoeker, de beschermingsbewindvoerder en de curator gehoord. De curator heeft negatief geadviseerd over het verzoek, onder andere omdat de schuldenlijst niet voldoende onderbouwd was en de verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn schulden te goeder trouw zijn ontstaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker geen inkomsten had ten tijde van de indiening van het faillissementsrekest en dat hij niet had gesolliciteerd tijdens het faillissement. Bovendien heeft de verzoeker belangrijke informatie niet gedeeld met zijn beschermingsbewindvoerder en curator, wat zijn positie verzwakte.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verzoeker niet aan de voorwaarden voor de schuldsaneringsregeling voldoet, omdat hij onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij te goeder trouw is geweest bij het ontstaan van zijn schulden. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de verzoeker niet in staat is om de verplichtingen uit de schuldsanering na te komen. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek tot opheffing van het faillissement en toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van goede trouw en het nakomen van informatieverplichtingen in het kader van de schuldsanering.