ECLI:NL:RBROT:2022:8599

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
ROT 22/2551
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een verzoek om correctie in de basisregistratie personen met betrekking tot nationaliteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 18 oktober 2022, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om correctie in de basisregistratie personen (BRP) beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. N. van Bremen, heeft verzocht zijn nationaliteit te wijzigen van 'onbekend' naar 'staatloos'. Dit verzoek werd door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel, afgewezen met een primair besluit op 7 januari 2022 en een bestreden besluit op 26 april 2022. De rechtbank heeft het beroep op 5 oktober 2022 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en vertegenwoordigers van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat eisers nationaliteit 'onbekend' is. Eiser heeft geen overtuigende documenten overgelegd die zijn claim van staatloosheid ondersteunen. De rechtbank verwijst naar de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken, die vereisen dat voor de registratie van staatloosheid originele documenten uit specifieke documentgroepen moeten worden overgelegd. Eiser heeft niet aangetoond dat hij geen andere nationaliteit bezit, en de rechtbank kan niet concluderen dat hij staatloos is, gezien zijn geboorte in Dubai en de lange verblijfsperiode daar.

De rechtbank oordeelt dat de gegevens in de BRP betrouwbaar en duidelijk moeten zijn, en dat het bewijs voor het wijzigen van geregistreerde gegevens moet worden geleverd door de juiste brondocumenten. Aangezien eiser niet aan deze vereisten heeft voldaan, blijft het bestreden besluit in stand. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/2551

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 oktober 2022 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [woonplaats eiser], eiser

(gemachtigde: mr. N. van Bremen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel,verweerder
(gemachtigde: [naam 1]).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om een correctie in de basisregistratie personen (brp).
Verweerder heeft dit verzoek met het primaire besluit van 7 januari 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 26 april 2022, op het bezwaar van eiser, is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Hiertegen heeft eiser beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 5 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en namens verweerder [naam 2] en
[naam 3].

Totstandkoming van het besluit

1.1.
Eiser heeft op 1 december 2021 een verzoek bij verweerder ingediend om zijn nationaliteit te wijzigen van ‘onbekend’ naar ‘staatloos’. Verweerder heeft dit verzoek met het primaire besluit afgewezen omdat uit de door eiser overgelegde documenten niet is af te leiden wat eisers nationaliteit is en wat de woonhistorie van eisers vader is. Omdat hiermee niet kan worden aangenomen dat aan eiser geen andere nationaliteit is afgegeven, is in de brp volgens verweerder terecht opgenomen dat eisers nationaliteit onbekend is.
1.2.
In het bestreden besluit heeft verweerder eisers bezwaren ongegrond verklaard onder verwijzing naar een rapportage van de commissie bezwaarschriften. Hierin is onder meer toegelicht dat eiser in Dubai is geboren en dat hij en zijn ouders daar langdurig hebben verbleven. Hierdoor is niet uit te sluiten dat eiser een nationaliteit bezit en evenmin valt uit te sluiten dat eiser een nationaliteit via zijn ouders heeft verkregen.

Het beroep van eiser

2. Eiser voert in beroep aan dat verweerder eraan voorbij is gegaan dat eiser als minderjarige in Nederland is aangekomen. Eiser is niet in het bezit van een Syrisch reisdocument omdat hij zich niet heeft geregistreerd in het GAPAR civil registry. Eiser is gevlucht uit Syrië en van hem kan niet worden verlangd dat hij zich daar naar toe begeeft. Bovendien wordt een identiteitskaart slechts aan Palestijnen verstrekt die uit de Palestijnse gebieden komen.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank moet beoordelen of verweerder eisers correctieverzoek (van zijn nationaliteit van ‘onbekend’ naar ‘staatloos’) terecht heeft afgewezen. De voor het beroep relevante wet- en regelgeving is te vinden in een bijlage bij deze uitspraak.
3.2.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) moet voorop worden gesteld dat de gegevens in de brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Het bewijs dat eenmaal in de brp opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn, kan alleen maar worden geleverd door de juiste brondocumenten over te leggen. Voor het wijzigen van eenmaal in de brp geregistreerde gegevens zal onomstotelijk moeten vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn. [1]
3.3.
Verweerder volgt de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken die zijn ontwikkeld voor de registratie van staatloosheid. Deze richtlijn houdt in dat een verzoeker originele documenten uit elk van de volgende drie documentgroepen moet overleggen om tot de registratie “staatloos” in de BRP te komen:
a. een Syrisch reisdocument voor Palestijnen/vluchtelingen of een identiteitskaart voor Palestijnen, en
b. een geboorteakte of Syrisch familieboekje voor Palestijnen of een uittreksel uit de burgerlijke stand voor Palestijnen uit Syrië, en
c. een familieboekje van de General Authority for Palestine Arab Refugees (GAPAR) of een familieregistratiekaart van UNRWA [2] .
Een document uit de eerste groep dient als bewijs van identiteit en staatloos Palestijn zijn. Een document uit de tweede groep dient als bewijs van afstamming. Een document uit de derde groep dient als ondersteunend bewijs van staatloos Palestijn zijn. Naast het overleggen van deze documenten moet onomstotelijk vaststaan dat eiser naast de Palestijnse nationaliteit geen andere nationaliteit bezit.
3.4.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat met de door eiser ingediende stukken niet met zekerheid kan worden gezegd dat hij geen andere dan de Palestijnse nationaliteit heeft. Eiser heeft aan verweerder geen document overgelegd zoals bedoeld onder rechtsoverweging 3.3 onder a. Verweerder heeft verder toegelicht dat eiser is geboren in Dubai en dat hij en zijn ouders daar gedurende een langere periode hebben verbleven. Het is hiermee niet onomstotelijk vast te stellen dat eiser staatloos is.
Dat op eisers verblijfstitel staat dat hij staatloos is, kan niet leiden tot een andere conclusie. Staatloosheid wordt binnen de asielprocedure bij de Immigratie- en naturalisatiedienst (IND) niet zelfstandig vastgesteld, maar gebeurt door het college van burgemeester en wethouders op grond van de artikelen 2.15, 2.16 en 2.17 van de Wet BRP.

Conclusie en gevolgen

4. Met deze feiten en omstandigheden heeft verweerder terecht vastgesteld dat eisers nationaliteit ‘onbekend’ (en dus niet ‘staatloos’) is. Het beroep van eiser is ongegrond en dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
5. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2022.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor dit beroep relevante bepalingen uit de Wet BRP

Artikel 2.15
1. Gegevens over een vreemde nationaliteit worden ontleend aan een beschikking of uitspraak van een daartoe volgens het ter plaatse geldend recht bevoegde administratieve of rechterlijke instantie, die tot doel heeft tot bewijs te dienen van de betreffende nationaliteit, dan wel opgenomen met toepassing van het betreffende nationaliteitsrecht.
2. Indien gegevens over een vreemde nationaliteit niet overeenkomstig het eerste lid kunnen worden verkregen, kunnen deze gegevens worden ontleend aan een geschrift van een volgens het ter plaatse geldend recht bevoegde autoriteit, dat gegevens vermeldt over die nationaliteit.
3. Indien de betrokkene geen nationaliteit bezit of de nationaliteit niet kan worden vastgesteld, wordt dit gegeven opgenomen. Indien een rechterlijke uitspraak op grond van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap is gedaan, waarbij is vastgesteld dat de betrokkene niet de Nederlandse nationaliteit bezit, wordt daarvan melding gemaakt.
Artikel 2:16
Gegevens in verband met het verblijfsrecht van de vreemdeling worden ontleend aan mededelingen daarover van Onze Minister van Justitie en Veiligheid aan het college van burgemeester en wethouders.
Artikel 2:17
Bij de inschrijving van een vreemdeling op grond van artikel 2.4, worden gegevens inzake de geboortedatum en de nationaliteit die niet als zodanig kunnen worden opgenomen overeenkomstig de artikelen 2.8 en 2.15, ontleend aan een mededeling daarover van Onze Minister van Justitie en Veiligheid voor zover deze gegevens door hem zijn vastgesteld in het kader van de toelating van de betrokkene tot Nederland.
Artikel 2.58
1. Het verzoek waarmee betrokkene met betrekking tot de basisregistratie het recht uitoefent op rectificatie van gegevens, bedoeld in artikel 16 van de verordening, of op wissing van gegevens, bedoeld in artikel 17, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de verordening, bevat de aan te brengen wijzigingen.
2. Het college van burgemeester en wethouders geeft aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, uitvoering met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze afdeling.
3. Het college voldoet binnen vier weken aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, en kan de termijn, voor zover noodzakelijk, met telkens acht weken verlengen, indien het verzoek gegevens over de burgerlijke staat of de nationaliteit betreft. Het college doet terstond mededeling van de verlenging aan de verzoeker.
4. Artikel 2.55, tweede en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
5. Het college van burgemeester en wethouders doet van de uitvoering van het verzoek terstond mededeling aan de verzoeker.
Artikel 2.60
Een beslissing van het college van burgemeester en wethouders om: (…)
g. niet te voldoen aan een verzoek als bedoeld in de artikelen 2.55 tot en met 2.59,
wordt gelijkgesteld met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 10 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:305 en 12 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2704.
2.United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East.