In deze zaak heeft de kinderrechter op 6 oktober 2022 een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], in een pleeggezin. De kinderrechter heeft de ouders, de moeder en de vader, als belanghebbenden aangemerkt. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, omdat er sprake is van huiselijk geweld tussen de ouders, waarvan [naam kind] getuige is geweest. De ouders hebben herhaaldelijk de veiligheidsafspraken niet nageleefd, wat de ontwikkeling van [naam kind] ernstig bedreigt.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn de moeder, vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) verschenen. De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan de tante van de moeder. De vader is telefonisch gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] momenteel in een neutraal pleeggezin verblijft en dat er een NIKA-traject is aangemeld om de interactie tussen de ouders en [naam kind] te observeren.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [naam kind]. Beide ouders hebben ingestemd met de voortzetting van het verblijf van [naam kind] in het pleeggezin, zodat zij rust kan krijgen en haar veiligheid gewaarborgd is. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 29 december 2022, met de mogelijkheid voor de GI om in te grijpen indien één van de ouders eerder in staat is om de zorg voor [naam kind] op zich te nemen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en is schriftelijk vastgesteld op 13 oktober 2022.