ECLI:NL:RBROT:2022:8590
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 27 september 2022 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door twee verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. W.P.R. Peeters. De verzoekers waren in detentie en hadden beroep ingesteld tegen hun vreemdelingenbewaring. Tijdens de zitting op 21 september 2022, waar hun zaken werden behandeld, was de vertegenwoordiger van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid al in de zittingszaal aanwezig voordat de zaak van verzoeker [naam verzoeker 1] werd uitgeroepen. Dit leidde tot de vrees voor vooringenomenheid van de rechter, omdat de verzoekers meenden dat er mogelijk vooroverleg had plaatsgevonden tussen de rechter en de vertegenwoordiger van de Staatssecretaris.
De rechtbank oordeelde dat er geen concrete aanwijzingen waren dat er daadwerkelijk overleg had plaatsgevonden. De rechter had verklaard dat er niet over de zaken van de verzoekers was gesproken voordat de gemachtigde van verzoekers de zittingszaal betrad. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die deze onpartijdigheid in twijfel trekken. De aangevoerde omstandigheden door de verzoekers waren niet voldoende om aan te nemen dat de rechter niet onpartijdig was.
De rechtbank concludeerde dat de verzoeken tot wraking ongegrond waren en wees deze af. De beslissing werd mondeling gegeven door de voorzitter en twee andere rechters, en later schriftelijk uitgewerkt. De zaak benadrukt het belang van de schijn van onpartijdigheid in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor transparantie in de communicatie tussen de rechter en de betrokken partijen.