ECLI:NL:RBROT:2022:8590

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
644898 / HA RK 22-954 en 644899 / HA RK 22-955
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 27 september 2022 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door twee verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. W.P.R. Peeters. De verzoekers waren in detentie en hadden beroep ingesteld tegen hun vreemdelingenbewaring. Tijdens de zitting op 21 september 2022, waar hun zaken werden behandeld, was de vertegenwoordiger van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid al in de zittingszaal aanwezig voordat de zaak van verzoeker [naam verzoeker 1] werd uitgeroepen. Dit leidde tot de vrees voor vooringenomenheid van de rechter, omdat de verzoekers meenden dat er mogelijk vooroverleg had plaatsgevonden tussen de rechter en de vertegenwoordiger van de Staatssecretaris.

De rechtbank oordeelde dat er geen concrete aanwijzingen waren dat er daadwerkelijk overleg had plaatsgevonden. De rechter had verklaard dat er niet over de zaken van de verzoekers was gesproken voordat de gemachtigde van verzoekers de zittingszaal betrad. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die deze onpartijdigheid in twijfel trekken. De aangevoerde omstandigheden door de verzoekers waren niet voldoende om aan te nemen dat de rechter niet onpartijdig was.

De rechtbank concludeerde dat de verzoeken tot wraking ongegrond waren en wees deze af. De beslissing werd mondeling gegeven door de voorzitter en twee andere rechters, en later schriftelijk uitgewerkt. De zaak benadrukt het belang van de schijn van onpartijdigheid in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor transparantie in de communicatie tussen de rechter en de betrokken partijen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummers / rekestnummers : 644898 / HA RK 22-954 en 644899 / HA RK 22-955
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 27 september 2022
op de verzoeken van
[naam verzoeker 1],
geboren op [geboortedatum] ,
verblijvende in het [plaats van detentie] ,
hierna te noemen: verzoeker [naam verzoeker 1] ,
en van
[naam verzoeker 2],
geboren op [geboortedatum] ,
verblijvende in het [plaats van detentie]
hierna te noemen: verzoeker [naam verzoeker 2] ,
voor welke verzoekers optreedt als gemachtigde mr. W.P.R. Peeters te Rijsbergen
en welke verzoeken strekken tot wraking van:
mr. E.B.J. van Elden, rechter in de rechtbank Rotterdam, team bestuur 1 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1.
Ter zitting van 21 september 2022 is door de rechter een aanvang gemaakt met de behandeling van het door verzoeker [naam verzoeker 1] ingestelde beroep tegen zijn vreemdelingenbewaring, welke procedure als kenmerk heeft NL22.18012.
Aansluitend aan de behandeling van het beroep van verzoeker [naam verzoeker 1] was op die zitting gepland de behandeling van het door verzoeker [naam verzoeker 2] ingestelde beroep tegen zijn vreemdelingenbewaring, welke procedure als kenmerk heeft NL22.18011.
1.2.
Bij gelegenheid van die zitting heeft de gemachtigde van verzoekers wraking van de rechter verzocht.
1.3.
Aan de wrakingskamer zijn ter beschikking gesteld de dossiers van de hiervoor omschreven procedures, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting.
1.4.
Verzoekers, hun gemachtigde en de rechter zijn uitgenodigd voor de zitting waarop het wrakingsverzoek is behandeld. Aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie is per brief kennis gegeven van de wrakingsverzoeken en de zitting van de wrakingskamer.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt per brief van 26 september 2022.
1.5.
Ter zitting van 27 september 2022, waar de wrakingsverzoeken zijn behandeld, zijn verschenen: verzoekers [naam verzoeker 1] en [naam verzoeker 2] , alsmede hun gemachtigde mr. Peeters.
De gemachtigde heeft het standpunt van verzoekers nader toegelicht.
1.6.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van het e-mailbericht van de gemachtigde van verzoekers, gedateerd 21 september 2022.

2.Het verzoek en de reactie daarop

2.1.
Ter adstructie van het wrakingsverzoek hebben verzoekers het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.1.
Op het moment dat op 21 september 2022 de zaak van verzoeker [naam verzoeker 1] werd uitgeroepen en de gemachtigde van die verzoeker de zittingszaal betrad, bleek de gemachtigde van verweerder al in de zaal aanwezig. Dat mag niet. De gemachtigde moet samen met die vertegenwoordiger naar binnen worden gelaten. Door de vertegenwoordiger van de wederpartij toe te staan in de zaal te blijven, is de schijn van partijdigheid van de rechter gewekt. Diezelfde situatie gold voor de zaak van verzoeker [naam verzoeker 2] , die aansluitend aan de zaak van verzoeker [naam verzoeker 1] door de rechter zou worden behandeld.
2.1.2.
In tegenstelling tot wat de rechter stelt, is het niet gebruikelijk en niet waar dat personen, die al in de zittingszaal aanwezig zijn voor een zaak en ook betrokken zijn bij de volgende zaak, uit efficiencyoverwegingen in de zaal aanwezig blijven. Dat kan alleen als de vertegenwoordiger van de wederpartij en de gemachtigde van eiser in de volgende zaak dezelfde personen zijn en tezamen in de zaal aanwezig blijven. Evenmin is juist – of in ieder geval slechts ten dele juist – de stelling van de rechter dat veel advocaten al plaats nemen in de zittingszaal nog voordat de zaak waarin zij bijstand verlenen (feitelijk) aanvangt. Het gebeurt wel dat een advocaat binnenkomt voordat de zaak waarin hij optreedt aanvangt (als cliënt moet worden aangevoerd), maar dan gaan advocaat en vertegenwoordiger samen naar binnen. Het is zeker niet zo dat advocaten te pas en te onpas een zittingszaal binnen lopen. Het is standaard in alle rechtbanken dat de advocaat en de vertegenwoordiger buiten de zittingszaal wachten en niet binnen gaan voor zij persoonlijk worden geïnviteerd en de zaak is uitgeroepen.
2.1.3.
In een eerdere, vergelijkbare situatie in Den Bosch heeft de gemachtigde ook gewraakt en toen heeft de betrokken rechter in de wraking berust, waarna de zaak – waarin vanwege de vreemdelingenbewaring korte termijnen spelen – op heel korte termijn door een andere rechter is behandeld. De gemachtigde van verzoekers verwijst ook naar ECLI:NL:GHARL: 2014:6715, waarin is uitgemaakt dat een vertegenwoordiger van een overheidsinstantie – ook als deze meerdere zaken ter zitting heeft te behandelen – na afloop van de behandeling van iedere zaak de zittingszaal dient te verlaten teneinde de schijn te vermijden dat er door de rechter met die vertegenwoordiger inhoudelijk over een zaak is gesproken buiten aanwezigheid van de wederpartij.
2.1.4.
In zijn reactie op het wrakingsverzoek schrijft de rechter dat op het moment dat de advocaat in de voorafgaande zaak de zaal verliet, hijzelf, de secretaris, twee leden van de parketpolitie en de gemachtigde van verweerder in de zaal zijn gebleven. Dat wekt de indruk dat al deze mensen al die tijd daar zijn gebleven. Dat is niet correct. Uit de reactie blijkt ook dat de rechter de parketpolitie heeft gestuurd om verzoeker [naam verzoeker 1] te gaan halen. Dan zijn de parketpolitiemensen dus niet meer in de zaal.
2.1.5.
In zijn reactie zegt de rechter ook dat het te controleren was of de rechter tevoren had gesproken met de vertegenwoordiger van de wederpartij; de gemachtigde van verzoekers had dat aan de rechter kunnen vragen. Dat heeft de gemachtigde niet gevraagd. De rechter heeft zelf gezegd dat hij niet met de vertegenwoordiger over de zaak heeft gesproken. De gemachtigde kan dat niet controleren en heeft dat ook gezegd tegen de rechter.
2.1.6.
In zijn reactie zegt de rechter ook nog dat gedurende de minuten tussen het einde van de behandeling van de voorafgaande zaak en de aanvang van de behandeling van de zaak van verzoeker [naam verzoeker 1] gecontroleerd had kunnen worden of er over de zaak [naam verzoeker 1] werd gesproken, omdat de deuren van de zittingszaal vrijwel continue open hebben gestaan. De deuren in deze rechtbank blijven niet openstaan, maar sluiten automatisch. De gemachtigde van verzoekers heeft dat voorafgaande aan de zitting van de wrakingskamer bij de betreffende zittingszaal nog gecontroleerd en die deuren sloten ook toen nog heel snel en automatisch. De dienstdoende bodes hebben de gemachtigde meegedeeld dat er tussen 21 september en 27 september 2022 niet aan deze deuren is gewerkt. Die stelling van de rechter is dus niet juist en dat wekt nog meer verontrusting bij verzoekers.
2.1.7.
Na afloop van de zitting en na het verlaten van de zittingszaal heeft de gemachtigde van verzoekers aan de vertegenwoordiger van de wederpartij gevraagd of hij wist dat hij na afloop van de behandeling van een zaak niet in de zaal mag blijven zitten. Dat wist hij; dat wordt hen verteld tijdens de opleiding om niet de schijn op te wekken dat er buiten de aanwezigheid van een eiser en diens gemachtigde door de rechter met de vertegenwoordiger over de zaak wordt gesproken. De rechter gaf hem echter toestemming om in de zaal te blijven. Daarvoor is geen andere reden te bedenken dan om inhoudelijk over de zaak te kunnen spreken met de vertegenwoordiger.
2.1.8.
De rechter poneert in zijn reactie een aantal stellingen die onmogelijk en onjuist zijn. Dan kunnen verzoekers de rechter niet op zijn woord geloven dat hij niet gesproken heeft met de vertegenwoordiger van de wederpartij, integendeel.
2.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
2.2.1.
Volgens verzoekers is de schijn van partijdigheid gewekt doordat voor de behandeling van hun beroepen de gemachtigde van verweerder al in de zittingszaal aanwezig was waardoor er buiten controle door verzoekers om vooroverleg kan zijn gevoerd tussen die gemachtigde en de rechter over de beroepen van verzoekers.
2.2.2.
Bij bewaringszittingen is het niet ongebruikelijk dat personen die al in de zittingszaal aanwezig zijn voor een zaak en ook betrokken zijn bij de volgende zaak uit efficiency-overwegingen in de zittingszaal aanwezig blijven, indien de volgende zaak direct aansluitend aanvangt of al had moeten aanvangen. Zo ook in het geval van verzoekers, waarbij de secretaris, twee leden van de parketpolitie, de gemachtigde van verweerder en de rechter in de zaal zijn gebleven na afloop van de zaak voorafgaand aan de direct aansluitende zaak van verzoeker [naam verzoeker 1] . Het is de gemachtigde van verweerder en de rechter bekend dat dan uiteraard nog niet over de volgende zaak gesproken mag worden. Dat is in dit geval ook niet gebeurd. Vanaf het moment dat de advocaat in de voorgaande zaak de zittingszaal verliet heeft de rechter de secretaris gevraagd de bode te bellen, de parketpolitie gevraagd verzoeker [naam verzoeker 1] naar boven te laten komen, het dossier van de zaak van verzoeker [naam verzoeker 1] geopend en de tussentijds verschenen bode verzocht de zaak van verzoeker [naam verzoeker 1] uit te roepen. Gedurende die minuten heeft de rechter op geen enkel moment met de gemachtigde van verweerder gesproken.
2.2.3.
Anders dan door verzoekers gesteld was dit te controleren. Zo is gedurende de genoemde minuten de deur van de zittingszaal bijna continu open geweest. Verder had de rechter en/of de andere aanwezigen gevraagd kunnen worden of er in afwezigheid van verzoekers en/of hun gemachtigde onderling al over hun beroepen was gesproken. De rechter zou dan naar waarheid hebben geantwoord dat dit niet het geval was. Het komt de rechter voor dat dit al voldoende zekerheid zou moeten bieden aan verzoekers en/of hun gemachtigde. Er wordt immers op basis van onderling vertrouwen met elkaar omgegaan. Overigens meldt de rechter in vergelijkbare gevallen altijd uit eigen beweging aan de later binnenkomende partij dat er over het te bespreken beroep nog niet is gesproken.
2.2.4.
Een andere mogelijkheid om desgewenst te controleren is door voorafgaand of tijdens de ‘wisseling van de wacht’ al in de zittingszaal plaats te nemen. De zitting in dit soort zaken is immers openbaar en de zittingszaal kan dus op ieder moment betreden worden. Veel advocaten nemen ook al plaats in de zittingszaal voordat de zaak waarin zij bijstand verlenen (feitelijk) aanvangt; overigens voor zover de rechter bekend uit efficiencyoverwegingen en/of interesse en niet uit controleoverwegingen.

3.De beoordeling

3.1.
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2.
Aan de door verzoekers aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter door zijn persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is. Verzoekers hebben dit ook niet gesteld.
3.3.
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoekers geuite vrees dat de rechter jegens hen een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoekers van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
3.4.
Om elke schijn van partijdigheid van de rechter te voorkomen is het in beginsel in bestuursrechtelijke procedures gebruikelijk dat geen van de betrokken partijen in de zittingszaal plaatsneemt voordat de zaak wordt uitgeroepen, ook als een van de partijen een zogenaamde repeat-player betreft; een partij die veelal in meerdere zaken op één zitting betrokken is. Hierbij valt te denken aan de belastinginspecteur in belastingzaken, de vertegenwoordiger van het UWV in uitkeringszaken of – zoals in het geval van verzoekers – de vertegenwoordiger van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De ratio van dit gebruik is dat de schijn vermeden wordt dat de rechter mogelijk buiten tegenwoordigheid van één der (wel verschenen) partijen de zaak voor bespreekt met desbetreffende procespartij.
3.5.
In de onderhavige zaken was de vertegenwoordiger van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tezamen met de rechter en de griffier in de zittingszaal aanwezig voordat de zaak van verzoeker [naam verzoeker 1] werd uitgeroepen en nog voordat de zaak verzoeker [naam verzoeker 2] (die aansluitend aan de zaak van verzoeker [naam verzoeker 1] zou worden behandeld). Aannemelijk is dat de deuren van de zittingszaal niet voortdurend geopend zijn geweest vanaf het moment dat de behandeling van de voorafgaande zaak was geëindigd en het moment waarop de zaak van verzoeker [naam verzoeker 1] werd uitgeroepen. De gemachtigde van verzoekers heeft buiten de zittingszaal gewacht tot de zaak van verzoeker [naam verzoeker 1] werd uitgeroepen.
3.6.
In de hiervoor omschreven situatie is de mogelijkheid tot vooroverleg van de rechter met de vertegenwoordiger van de Staatssecretaris buiten aanwezigheid van verzoekers en hun gemachtigde aanwezig geweest. Dat is voldoende om bij verzoekers de vrees voor vooringenomenheid te wekken.
3.7.
Er is echter geen aanwijzing dat er ook daadwerkelijk vooraf overleg is geweest tussen de rechter en de vertegenwoordiger van de Staatssecretaris en de rechter heeft ter zitting aan de gemachtigde meegedeeld dat er voorafgaande aan het moment waarop de gemachtigde van verzoekers de zittingszaal betrad niet met de vertegenwoordiger van de Staatssecretaris was gesproken over de zaken van verzoekers. Uitgangspunt is dat een verklaring van een rechter voor juist wordt aanvaard, tenzij er concrete aanwijzingen zijn voor het tegendeel, terwijl in dit geval bij twijfel de juistheid van de mededeling van de rechter bij de overige aanwezigen in de zaal eenvoudig geverifieerd had kunnen worden. Omdat die mededeling met zoveel woorden is gedaan en concrete aanwijzingen voor het tegendeel ontbreken is de aanvankelijk gerezen vrees voor vooringenomenheid van de rechter niet langer naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd.
3.8.
Dat die mededeling van de rechter, die reeds op de terechtzitting van 21 september 2022 is gedaan, en herhaald is in de schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek niet geloofwaardig is, omdat de rechter in zijn schriftelijke reactie – aldus de gemachtigde van verzoekers – onjuistheden of halve waarheden heeft geponeerd over het geopend blijven van de deuren van de zittingszaal tussen het einde van de voorafgaande zaak en het uitroepen van de zaak van verzoeker [naam verzoeker 1] , over de aanwezigheid van de parketpolitie gedurende die tijdsperiode, alsmede het door advocaten betreden van en aanwezig zijn in de zittingszaal voorafgaande aan de behandeling van de zaken van hun cliënten, volgt de wrakingskamer niet. Zelfs indien die achteraf gegeven toelichting van de rechter waarom het ook niet goed denkbaar zou zijn dat hij de vertegenwoordiger van de Staatssecretaris over de zaken van verzoekers zou hebben gesproken van de rechter geheel of ten dele incorrect zou zijn, speelde die omstandigheid geen rol op het moment dat bij verzoekers de vrees voor vooringenomenheid van de rechter ontstond, de rechter verklaarde dat van het als mogelijk veronderstelde contact met de vertegenwoordiger van de Staatssecretaris geen sprake was en het wrakingsverzoek door de gemachtigde van verzoekers werd gedaan.
3.9.
De verzoeken zijn mitsdien ongegrond. De verzoeken worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af de verzoeken tot wraking van mr. E.B.J. van Elden.
Deze beslissing is op 27 september 2022 mondeling gegeven door mr. A.P. Hameete, voorzitter, mr. A.J.P. van Essen en mr. W.J. Roos-van Toor, rechters, in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier en op 4 oktober 2022 schriftelijk uitgewerkt en door de voorzitter en de griffier ondertekend.