In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 oktober 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als werknemer toegang had tot de Basis Registratie Personen (BRP). De verdachte werd beschuldigd van het wederrechtelijk overnemen van persoonsgegevens uit de BRP en deze gegevens doorgeven aan een collega die daar geen recht op had. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op meerdere tijdstippen tussen 8 maart 2019 en 11 mei 2022 opzettelijk en wederrechtelijk niet-openbare gegevens heeft overgenomen en doorgegeven. De officier van justitie had een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat, hoewel de verdachte schuldig was aan het feit, er geen straf of maatregel opgelegd hoefde te worden. Dit was gebaseerd op de omstandigheden waaronder de verdachte handelde, waaronder de praktijk binnen het bedrijf waar hij werkte, die het verstrekken van gegevens aan niet-geautoriseerde collega's in de hand werkte. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de negatieve gevolgen die het feit voor de verdachte had, zoals het verlies van zijn baan en de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank heeft de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel, en heeft artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toegepast.