ECLI:NL:RBROT:2022:8520

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 september 2022
Publicatiedatum
14 oktober 2022
Zaaknummer
9771937 \ CV EXPL 22-9694
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake aanneming van werk en schadevergoeding tussen eisers en gedaagde

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben eisers [eiser 1] en [eiser 2] gedaagde, [gedaagde] (handelsnaam: [handelsnaam]), aangeklaagd wegens gebreken in de uitvoering van een overeenkomst tot aanneming van werk. De overeenkomst betrof het plaatsen van een keuken in de woning van eisers. Gedaagde heeft een factuur van € 3.630,00 opgemaakt, maar eisers hebben uiteindelijk € 3.690,50 betaald. Na klachten over de installatie van de keuken, waaronder een verkeerd gemonteerd aanrechtblad en waterschade, hebben eisers gedaagde in gebreke gesteld. Gedaagde heeft de gebreken niet hersteld, wat leidde tot de eis van eisers om een schadevergoeding van € 1.528,27, bestaande uit de kosten voor een nieuw aanrechtblad en herstel van waterschade, plus proceskosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde in verzuim is geraakt door niet te reageren op de ingebrekestelling van eisers. De rechter heeft geoordeeld dat gedaagde aansprakelijk is voor de kosten van het nieuwe aanrechtblad, vastgesteld op € 370,30, en heeft de montagekosten geschat op € 100,00. De vordering tot schadevergoeding voor waterschade is afgewezen, omdat eisers gedaagde niet op de hoogte hebben gesteld van de schade. Gedaagde's beroep op verrekening van benzinekosten is eveneens afgewezen wegens gebrek aan onderbouwing. Uiteindelijk is gedaagde veroordeeld tot betaling van € 470,30 aan vervangende schadevergoeding en € 85,36 aan buitengerechtelijke kosten, met compensatie van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9771937 \ CV EXPL 22-9694
datum uitspraak: 16 september 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van

1..[eiser 1],2. [eiser 2],

woonplaats beiden: [woonplaats eisers],
eisers,
gemachtigde: [naam 1],
tegen
[gedaagde],die handelt onder de naam
[handelsnaam],
woon- en vestigingsplaats: [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘eisers’ en ‘gedaagde’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 16 maart 2022, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge verweer van 29 maart 2022;
  • de brief 11 april 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van 28 juni 2022 van de zijde van eisers, met bijlagen.
1.2.
Op 22 juli 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken. Daarbij waren partijen en [naam 2] (een vriend van gedaagde) aanwezig.

2..De feiten

2.1.
Tussen eisers en gedaagde is een overeenkomst tot aanneming van werk als bedoeld in artikel 7:750 van het Burgerlijk Wetboek (BW) tot stand gekomen met betrekking tot (onder andere) het plaatsen van een keuken in de woning van eisers.
2.2.
Op 11 oktober 2021 heeft gedaagde ten behoeve van deze werkzaamheden een factuur opgemaakt voor een bedrag van € 3.630,00 inclusief btw. In de periode 14 oktober tot en met 22 oktober 2021 hebben eisers € 3.690,50 aan gedaagde voldaan.
2.3.
Eisers hebben per brief van 17 november 2021 diverse klachten geuit over de wijze waarop gedaagde de keuken heeft geïnstalleerd. In deze brief staat, voor zover van belang, het volgende:
“Tot op heden heeft u nagelaten alle overeengekomen werkzaamheden correct uit te voeren en zijn er door mij, gedurende de werkzaamheden, meerdere gebreken geconstateerd die u (nog) niet naar behoren heeft opgelost. De gebreken zijn als volgt: Wij hebben u aangesproken op fouten die werden gemaakt tijdens het monteren, waarop u nogal agressief reageerde. U heeft uw spullen daarna gepakt, bent u weggegaan en bent niet meer teruggekomen om de keukenmontage en installatie af te ronden. Daarnaast is de keuken te hoog gemonteerd, de waterdruk werkt niet optimaal. Wij hebben u volledig uitbetaald. Daarnaast heeft u een gedeelte van ons keukenblad verpest. U heeft het blad aan de verkeerde kant gezaagd, omdat u de tekening niet wilde volgen. Hierdoor kunnen wij de kookplaat niet installeren en zijn wij verplicht om een nieuwe blad te bestellen t.w.v. € 360. Wij stellen u hiervoor aansprakelijk en verwachten gecompenseerd te worden. (…)
Er rest mij daarom geen enkele weg meer dan u middels dit schrijven in gebreke te stellen terzake de nakoming van uw verplichtingen uit bovengenoemde overeenkomst. Ik verzoek en zo nodig sommeer ik u, om binnen veertien dagen na dagtekening van deze brief alsnog uw verplichtingen correct na te komen en de genoemde gebreken te herstellen en de overeengekomen werkzaamheden alsnog uit te voeren.
Indien u deze termijn ongebruikt laat verstrijken geraakt u van rechtswege in verzuim en bent u schadeplichtig. Tevens behoud ik mij dan het recht voor om de overeenkomst alsdan gedeeltelijk te ontbinden. Ik zal dan een derde inschakelen om de gebreken te laten herstellen en om de werkzaamheden alsnog te laten uitvoeren. De hiermee gepaard gaande kosten zullen in dat geval op u worden verhaald. (…)”
2.4.
Gedaagde heeft de in de brief genoemde gebreken niet meer hersteld.

3..Het geschil

3.1.
Eisers eisen samengevat:
  • gedaagde te veroordelen aan hen te betalen € 1.528,27 met rente;
  • gedaagde te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 1.370,30 en buitengerechtelijke kosten van € 157,97 (inclusief btw).
3.2.
Eisers baseren de eis op het volgende. Gedaagde heeft de werkzaamheden aan de keuken onzorgvuldig uitgevoerd waardoor het aanrechtblad in de keuken aan de verkeerde kant is uitgezaagd en niet meer gemonteerd kon worden. Daarnaast is als gevolg van de werkzaamheden in de keuken waterschade ontstaan aan de andere kant van de keukenmuur. Op 17 november 2021 hebben eisers gedaagde in gebreke gesteld. Op deze ingebrekestelling is door gedaagde niet meer gereageerd. Dit betekent dat gedaagde in verzuim is geraakt. Eisers vorderen vervangende schadevergoeding. De vervangende schadevergoeding is door eisers als volgt gespecificeerd:
  • nieuw aanrechtblad € 370,30
  • kosten montage aanrechtblad € 500,00
  • kosten herstel waterschade € 500,00
3.3.
Gedaagde is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. Het klopt dat het aanrechtblad verkeerd is uitgezaagd. De kosten voor een nieuw aanrechtblad bedragen echter een bedrag van € 319,00 en geen € 370,00. Hij heeft geen schade aan de keukenmuur veroorzaakt. Hier is hij door eisers ook nooit op gewezen. Tot slot voert gedaagde aan dat eisers hem nog een bedrag van € 657,50 aan benzinekosten moeten betalen.

4..De beoordeling

vervangende schadevergoeding
4.1.
Eisers vorderen vervangende schadevergoeding in verband met de aanschaf en montage van een nieuw aanrechtblad en in verband met het herstellen van waterschade in hun keuken. Ter zake wordt het volgende overwogen.
het aanrechtblad
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat het monteren van het aanrechtblad onderdeel uitmaakte van de overeengekomen werkzaamheden. Vast staat dat gedaagde het voorhanden aanrechtblad verkeerd heeft uitgezaagd en dat dit daarom vervangen moest worden. Ook staat vast dat gedaagde daar niet zelf voor heeft zorggedragen. Gedaagde heeft ter zitting gesteld dat eisers het blad zelf zouden aanschaffen en dat gedaagde dat vervolgens zou monteren. Het bestaan van een dergelijke afspraak is door eisers betwist en is vervolgens door gedaagde op geen enkele manier onderbouwd. Nu gedaagde ook niet binnen de in de brief van 17 november 2021 gestelde termijn een nieuw aanrechtblad heeft (aangeschaft en) gemonteerd, is hij na het verstrijken van die termijn (op 1 december 2021) in verzuim geraakt. Eisers mochten daarom de verbintenis tot nakoming (het monteren van een nieuw aanrechtblad) omzetten in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding en de daartoe vereiste omzettingsverklaring als bedoeld in artikel 6:87 BW ligt besloten in de brief van 17 november 2021.
4.3.
Ter onderbouwing van hun stelling dat de kosten voor het nieuwe aanrechtblad € 370,30 bedragen hebben eisers een door de Keukenconcurrent opgestelde offerte van 17 november 2021 overgelegd. Gedaagde heeft de juistheid van dit bedrag onvoldoende gemotiveerd betwist. Zo heeft hij bijvoorbeeld niet zelf stukken overgelegd waaruit blijkt dat de kosten voor een dergelijk aanrechtblad lager zijn. Dat betekent dat het door eisers gevorderde bedrag zal worden toegewezen.
4.4.
Dat de montage van het aanrechtblad € 500,00 heeft gekost, zoals door eisers gesteld, is door gedaagde betwist. Tijdens de mondelinge behandeling hebben eisers aangevoerd dat zij dit bedrag niet nader kunnen onderbouwen omdat zij voor de montage van het aanrechtblad geen factuur hebben ontvangen. Nu niet in geschil is dat eisers een nieuw aanrechtblad hebben moeten laten monteren, ziet de kantonrechter aanleiding om de kosten van de montage met toepassing van het bepaalde in artikel 6:97 BW te schatten. Dat leidt tot het oordeel dat ter zake een bedrag van € 100,00 zal worden toegewezen.
waterschade
4.5.
Uit niets is gebleken dat eisers gedaagde er van op de hoogte hebben gesteld dat tijdens (en als gevolg van) zijn werkzaamheden waterschade is ontstaan aan de keukenmuur én hem in de gelegenheid hebben gesteld om die schade (waarvan gedaagde overigens heeft betwist dat hij die heeft veroorzaakt) te herstellen. Van verzuim als bedoeld in artikel 6:82 lid 1 BW is dan ook geen sprake zodat – in het verlengde daarvan – eisers ter zake geen aanspraak kunnen maken op vervangende schadevergoeding. De vordering tot vergoeding van € 500,00 ter zake van de gestelde waterschade zal daarom worden afgewezen.
verrekening?
4.6.
Gedaagde voert aan dat eisers hem nog benzinekosten verschuldigd zijn van in totaal € 657,70. De kantonrechter begrijpt hieruit dat gedaagde een beroep op verrekening doet. Dit beroep gaat echter niet op. Tegenover de betwisting van eisers dat zij nog een bedrag aan benzinekosten verschuldigd zijn heeft gedaagde deze vordering namelijk op geen enkele manier onderbouwd.
conclusie
4.7.
Gelet op het voorgaande wordt gedaagde veroordeeld om € 470,30 aan vervangende schadevergoeding aan eisers te betalen. De wettelijke rente over dit bedrag wordt, zoals gevorderd, toegewezen vanaf 1 december 2021 (de datum waarop gedaagde in verzuim is komen te verkeren).
buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.8.
Eisers vorderen een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Voldoende is gebleken dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten die voor vergoeding in aanmerking komen (artikel 6:96 BW). Zij hebben het geëiste bedrag van € 157,97 (inclusief btw) berekend over de aanvankelijk gevorderde hoofdsom van €1.370,30. Omdat een bedrag van € 470,30 wordt toegewezen, worden de buitengerechtelijke kosten toegewezen tot een bedrag van € 85,36 (inclusief btw).
proceskosten
4.9.
Aangezien partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd. Dat betekent dat beide partijen de eigen kosten moeten dragen.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.10.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt gedaagde om aan eisers te betalen € 470,30 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 1 december 2021 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt gedaagde om aan eisers te betalen € 85,36 aan buitengerechtelijke kosten;
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen;
5.4.
verklaart dit vonnis voor wat de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
54214