ECLI:NL:RBROT:2022:852

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 januari 2022
Publicatiedatum
8 februari 2022
Zaaknummer
C/10/623141 / JE RK 21-2087
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen in het kader van de jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 januari 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2]. De kinderen verblijven sinds 13 oktober 2021 bij een netwerkpleeggezin vanwege zorgen over fysieke en emotionele verwaarlozing in hun thuissituatie. De ouders hebben beiden een rol in de zorg voor de kinderen, maar er zijn zorgen over de stabiliteit van de moeder, die recent hersteld is van een psychose en momenteel onder behandeling staat. De vader heeft zijn werk zo geregeld dat hij meer tijd thuis kan doorbrengen, maar er zijn nog steeds zorgen over de opvoedkwaliteiten van beide ouders.

De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor een periode van zes maanden, met het oog op de stabiliteit en hechting van de kinderen. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij zowel de ouders als vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de thuissituatie nog niet veilig en stabiel genoeg is voor een terugplaatsing van de kinderen.

De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 9 mei 2022, met de mogelijkheid om de situatie van de ouders en de kinderen in de tussentijd te evalueren. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uithuisplaatsing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die tegen deze beschikking kunnen worden aangewend. De kinderrechter benadrukt het belang van een veilige en stabiele opvoedsituatie voor de kinderen en de noodzaak van hulpverlening voor de ouders.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/623141 / JE RK 21-2087
Datum uitspraak: 31 januari 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2011 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen: [naam kind 1] ,

[naam kind 2] ,

geboren op [geboortedatum kind 2] 2021 te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen: [naam kind 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,
nu feitelijk verblijvende te [verblijfplaats moeder] ,
advocaat: mr. H.J. Naber, te Dordrecht,

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader] ,
advocaat: mr. P.A. Ellenbroek, te Rotterdam,

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,

hierna te noemen: de GI, gevestigd te Dordrecht.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank op 9 november 2021 en de daarin genoemde stukken;
- de briefrapportage met bijlagen van de GI van 25 januari 2022, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum;
- de brief met bijlagen van de Raad van 31 januari 2022, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum.
Op 31 januari 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een tweetal vertegenwoordigsters van de Raad, [naam 1] en [naam 2] ;
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam 3] .
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de taal Mandarijn, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van [naam 4] , tolk in de taal Mandarijn. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind 1] en [naam kind 2] verblijven in een netwerkpleeggezin, te weten bij de buren van de ouders.
Bij beschikking van 9 november 2021 zijn [naam kind 1] en [naam kind 2] onder toezicht gesteld tot
9 november 2022. Ook hun broer [naam 5] is toen onder toezicht gesteld.
De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een voorziening voor pleegzorg verleend tot 9 februari 2022. De beslissing is voor het overig verzochte aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De Raad verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Nu resteert de periode tot 9 mei 2022.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Het is in het belang van de kinderen dat ze de komende drie maanden nog bij de buren verblijven. Er is weinig zicht gekomen op de mogelijkheden van de moeder, doordat zij was opgenomen in een kliniek van Yulius. Er zijn zorgen over de stabiliteit van de moeder en de opvoedkwaliteiten van de vader. De hulpverlening van Eddee is momenteel betrokken. Het is belangrijk dat er aandacht is voor de hechting tussen de kinderen en de ouders. Het is de bedoeling dat de komende tijd een veilige stabiele thuissituatie wordt gecreëerd, het contact met de moeder wordt opgebouwd en gekeken wordt wanneer en op welke wijze de kinderen thuis geplaatst kunnen worden.

De standpunten

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. De samenwerking met de ouders verloopt goed. De vader doet zijn best en de moeder is welwillend. Er zijn nog wel veel zorgen, met name over wat [naam kind 1] heeft verteld over de moeder. Ook zijn de buren bang voor escalaties als de moeder weer thuis komt wonen, maar zij vinden de situatie met de gemaakte veiligheidsafspraken wel haalbaar. Er is een duidelijk plan gemaakt voor de komende periode. De moeder zal drie momenten per week samen met de vader bij de kinderen zijn onder begeleiding van Eddee. Er moet gekeken worden hoe de ouders weer samen zelfstandig voor de kinderen kunnen zorgen. Daarnaast staan de kinderen op een wachtlijst voor KOPP-training.
De moeder heeft ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek. De moeder is hersteld van de psychose. De zorgmachtiging van de moeder loopt nog tot 22 mei 2022. De moeder krijgt nu medicatie en ambulante begeleiding. Er is geen risico dat de moeder zich zal onttrekken aan de hulpverlening. De GI heeft een woonruimte in [plaatsnaam ] geregeld waar de moeder de komende weken moet verblijven. In de toekomst wil de moeder vrijwilligerswerk gaan doen. De moeder mist de kinderen. De GI kan niet binnen de korte termijn van drie maanden bepalen dat het perspectief van de kinderen elders ligt, terwijl er onvoldoende is geprobeerd om de ouders zelf - met de inzet van hulpverlening - de zorg weer op zich te laten nemen. Het perspectief van de kinderen moet bij de ouders blijven liggen. Er moet hulpverlening worden ingezet om ervoor te zorgen dat het gezin goed blijft functioneren en er een stabiele opvoedsituatie wordt gecreëerd. Het is belangrijk dat de kinderen nu teruggaan naar de vader en dat vanuit die situatie gekeken wordt hoe de moeder steeds meer kan worden betrokken bij het gezin. Ook moet naschoolse opvang worden geregeld, zodat de moeder wordt ontlast in de zorg voor de kinderen. Bovendien is het voor [naam kind 2] belangrijk dat hij de moeder vaak ziet, zodat de hechting positief verloopt.
De vader heeft ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek. Er is geen noodzaak meer voor een uithuisplaatsing. De kinderen kunnen op dit moment terug naar huis. De vader heeft met zijn werkgever geregeld dat hij niet meer naar het buitenland hoeft, zodat hij elke avond thuis is voor de kinderen. Daarnaast kan er naschoolse opvang worden geregeld om de ouders te ontlasten. Ook is het netwerk van de vader bereid om te helpen. De vader is bang dat [naam kind 1] en [naam kind 2] van de ouders zullen vervreemden. Ook zal de relatie met de buren verslechteren. De buren zijn angstig voor de moeder en dit heeft zijn wisselwerking op [naam kind 1] . De GI heeft de afgelopen periode alleen maar geobserveerd en geen hulpverlening ingezet. Het is belangrijk dat zowel de ouders als de kinderen hulpverlening krijgen. De vader verzoekt om het resterende verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
[naam kind 1] en [naam kind 2] verblijven sinds 13 oktober 2021 bij de buren vanwege zorgen over fysieke en emotionele verwaarlozing in de thuissituatie. Hun oudere broer [naam 5] is thuis bij de vader gebleven. Bij de moeder is sprake van persoonlijke en psychiatrische problematiek en een beperkt ziekte-inzicht. Zij is niet altijd in staat geweest om aan te sluiten bij de behoeften van [naam 5] , [naam kind 1] en [naam kind 2] . De moeder is afgelopen periode vanwege een psychose met een zorgmachtiging opgenomen geweest in een kliniek van Yulius. De vader is onvoldoende in staat geweest de kinderen hiertegen te beschermen.
De afgelopen periode zijn er positieve stappen gezet. De moeder is hersteld van haar psychose en heeft eind januari 2022 de kliniek verlaten. Zij heeft momenteel medicatie en ambulante hulpverlening. Ook heeft de vader met zijn werkgever kunnen regelen dat hij niet meer naar het buitenland hoeft, zodat hij vaker thuis kan zijn voor de kinderen. Daarnaast is Eddee betrokken om opvoedondersteuning te bieden en het contact tussen de ouders en de kinderen te begeleiden.
De ouders zijn van mening dat de kinderen met de inzet van hulpverlening en naschoolse opvang nu naar huis kunnen komen. De kinderrechter begrijpt deze wens van de ouders, alleen vindt een thuisplaatsing van de kinderen op dit moment nog te vroeg. De thuissituatie is nog niet stabiel en veilig voor de kinderen. Tot op heden is er nog onvoldoende zicht gekomen op de mogelijkheden en onmogelijkheden van de ouders. Er zijn nog zorgen over de balans tussen de draagkracht en draaglast van de vader en de stabiliteit van de moeder. Ook worden bij [naam kind 1] en [naam kind 2] signalen gezien van verwaarlozing en onveiligheid.
Alle betrokkenen zijn het erover eens dat het doel is een thuisplaatsing van de kinderen bij de ouders. Hoewel [naam kind 2] nog heel jong is, is het de vraag of er met de huidige ontwikkeling vastgehouden moet worden aan een concrete datum op zeer korte termijn waarop het perspectief van de kinderen moet worden bepaald. De komende periode dient per kind individueel gekeken te worden wanneer een thuisplaatsing haalbaar is en wat daarvoor nodig is. Hierbij dient ook gelet te worden op het belang van [naam 5] , die nog thuis woont. Het is belangrijk dat iedereen zich veilig en prettig voelt in de thuissituatie. De GI heeft hiervoor een duidelijk plan gemaakt. De moeder zal de komende weken in een studio in [plaatsnaam ] verblijven, zodat het contact tussen de kinderen en de moeder in kleine stappen kan worden opgebouwd en de moeder langzaam kan terugkeren naar huis. Hierdoor kan er meer zicht komen op de opvoedvaardigheden van de ouders samen en de hechtingsband en interactie met de kinderen. Ook zullen de kinderen hulpverlening krijgen, zoals de KOPP-training. De resterende termijn van drie maanden is nodig om dit te bewerkstelligen. De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen tot 9 mei 2022.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een voorziening voor pleegzorg tot 9 mei 2022;
verklaart de beslissing tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2022 door mr. M.P. van der Stroom, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 7 februari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.