ECLI:NL:RBROT:2022:8518

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
14 oktober 2022
Zaaknummer
10/224705-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering machtiging ontruiming 551Sv door rechter-commissaris na belangenafweging huisrecht versus gebruik door rechthebbende

In deze zaak heeft de rechter-commissaris op 28 september 2022 een vordering tot machtiging voor een bevel tot verwijdering van personen en/of voorwerpen uit een woning afgewezen. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 6 september 2022 en betrof de woningen op [adres 1] en [adres 2]. De rechter-commissaris heeft de belangen van de bewoners van [adres 1] afgewogen tegen de belangen van de rechthebbende, de RET. De bewoners, die sinds juli 2021 in de woning verblijven, hebben hun situatie toegelicht en aangegeven dat zij graag een huurcontract willen aangaan voor de woning.

De rechter-commissaris concludeerde dat de vordering van de officier van justitie onvoldoende onderbouwd was. Er was geen zwaarwegend en spoedeisend belang aangetoond voor de ontruiming van [adres 1]. De RET had slechts een mogelijkheid tot gebruik van het pand na hun vertrek, maar geen concrete plannen. Bovendien was de woning in goede staat en gebruik als woning door de huidige bewoners, die hun nutsvoorzieningen zelf betalen. De rechter-commissaris oordeelde dat het huisrecht van de bewoners zwaarder weegt dan het belang van de RET bij ontruiming.

De beslissing om de vordering af te wijzen, is genomen door mr. J.J.J. Schols, rechter-commissaris, en het Openbaar Ministerie heeft de mogelijkheid om binnen 14 dagen hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

rechter-commissaris in strafzaken
zittingsplaats Rotterdam
parketnummer : 10/224705-22
datum : 28 september 2022
Beslissing op een vordering tot machtiging voor een bevel tot verwijdering van personen en/of voorwerpen uit een woning, besloten lokaal of erf
(artikel 551a Wetboek van Strafvordering)
in de strafzaak tegen de verdachte:
" "
in het onderzoek naar het vermogen van de veroordeelde:
"
in de strafzaak tegen de verdachte:

Procedure

De officier van justitie heeft op 6 september 2022 een schriftelijke vordering ingediend, welke door de behandelend rechter-commissaris is ontvangen op 13 september 2022. De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechter-commissaris de bovengenoemde machtiging verleent.
De officier van justitie heeft op 15 september 2022 ter onderbouwing van de vordering een proces-verbaal van overgelegd van Politie eenheid Rotterdam met kenmerk [proces-verbaalnummer 1] van aangifte namens de RET van 1 september 2022 en een proces-verbaal bevindingen van 15 augustus 2022 met kenmerk [proces-verbaalnummer 2] .
De vordering heeft betrekking op het verwijderen door een opsporingsambtenaar van personen en voorwerpen die wederrechterlijk vertoeven in/op een woning, besloten lokaal of erf, te weten: [adres 1] en [adres 2] (verder [adres 1] of [adres 2] ).
De rechter-commissaris heeft, nu de bewoners van [adres 1] hebben verwezen naar een advocaat waarmee contact kon worden opgenomen, in overleg met die advocaat getracht het horen op de vordering binnen een termijn van driemaal 72 uur te realiseren, hetgeen door onbekendheid met de indentiteit van de bewoners, de beschikbaarheid van de advocaat en de agenda van de rechter-commissaris, niet gerealiseerd is.
De rechter-commissaris heeft op 28 september 2022 gehoord: drie personen die meedeelden bewoner te zijn van de [adres 1] , bijgestaan door mr. K.J. Zeegers. Zij zijn in staat gesteld hun belangen naar voren te brengen of toe te lichten.

Beoordeling

De rechter-commissaris begrijpt de vordering van de officier van justitie aldus dat de officier van justitie heeft beoogd een machtiging te vorderen tot het geven van een bevel tot verwijdering van personen of goederen voor zowel [adres 1] als voor [adres 2] . Uit het dossier volgt dat, hoewel het om één gebouw gaat, de woningen als aparte eenheden moeten worden beschouwd en dat de vordering derhalve ziet op het geven van een bevel voor elke woning apart. Deze beslissing ziet enkel op [adres 1] .
Uit het proces-verbaal van aangifte blijkt onvoldoende welk zwaarwegend en spoedeisend belang de rechthebbende zou hebben, waar het gaat om [adres 1] . Gesteld wordt slechts dat de huidige rechthebbende, de RET, zeer vermoedelijk het terrein waarop de woning gelegen is binnen afzienbare tijd zal verlaten. Het belang dat de RET bij ontruiming zou hebben wordt daarmee, voor zover al aanwezig, nog minder.
Voorts blijkt uit de aangifte dat de gemeente Rotterdam, dan wel het Havenbedrijf, het pand en de omgeving daarvan nadat de RET zal zijn vertrokken, mogelijk gaan renoveren. Uit de aangifte volgt dat er slechts sprake is van een mogelijkheid en niet van concrete plannen.
In de aangifte vermeldt de aangever dat, indien de ontruiming zal plaatsvinden, er een alarmsysteem in de woning zal worden geplaatst. Dat enkele feit is onvoldoende om tot een conclusie te komen dat de huidige rechthebbende, de RET, of de Gemeente, dan wel het Havenbedrijf, het pand daadwerkelijk in gebruik zullen nemen.
Uit de stukken blijkt niet dat het Openbaar Ministerie nader onderzoek heeft verricht naar de gestelde belangen van de RET, het Havenbedrijf of de Gemeente Rotterdam.
De rechter-commissaris dient bij de afweging van belangen voorts acht te slaan op het belang van de bewoners. Zij bevinden zich in de woning sinds juli 2021. De woning wordt gebruikt als woning en is volgens het proces-verbaal in goede staat aangetroffen. De bewoners hebben een nutsvoorziening waarvoor zij de kosten zelf voldoen. Deze situatie ziet specifiek op [adres 1] , anders dan de situatie in de woning [adres 2] , waar spraken is van vervuiling en brandgevaarlijke situaties door opgeslagen afval en illegale stroomvoorziening.
Van uitzicht op andere woonruimte op korte of middellange termijn is geen sprake. De bewoners hebben, gehoord door de rechter-commissaris, de wens te kennen gegeven dat zij graag een huurcontract willen aangaan voor de woning nu die, naar het zich laat aanzien, niet in gebruik is en ook niet binnen afzienbare tijd in gebruik zal worden door de rechthebbende.
In de huidige wettelijke systematiek wordt een strafbaar feit, het kraken, als uitgangspunt genomen bij het beantwoorden van de vraag of de rechthebbende belang heeft bij ontruiming. Naast dat uitgangspunt is het belang van de rechthebbende bij ontruiming geenszins onderbouwd. Daar staat tegenover dat het belang van de bewoners bij het verdere gebruik van het pand als woning onderbouwd is. Bij deze stand van zaken dient het huisrecht van de bewoners te prevaleren boven het belang van de RET als rechthebbende.
De vordering zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De rechter-commissaris wijst de vordering, voor zover betrekking hebbend op [adres 1] , af.
Deze beslissing is op 28 september 2022 genomen door mr. J.J.J. Schols,
rechter-commissaris.
Tegen deze beslissing kan het Openbaar Ministerie binnen 14 dagen hoger beroep instellen.