ECLI:NL:RBROT:2022:8487

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
10-149676-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 oktober 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met zijn minderjarige nichtje. De verdachte, die op dat moment aan de zorg van het slachtoffer was toevertrouwd, heeft in de periode van 15 mei 2022 tot en met 15 juni 2022 meermalen ontuchtige handelingen gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die in de woning van zijn broer verbleef, verantwoordelijk was voor de zorg van zijn elfjarige nichtje, die op dat moment aan zijn zorg was toevertrouwd. De verdachte heeft de minderjarige meermalen op de mond gezoend en over haar buik en borsten gewreven.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van negen maanden geëist, waarvan drie maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd met het slachtoffer. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte strafbaar is en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De uitspraak is gedaan in tegenspraak en is openbaar uitgesproken op de zitting van de rechtbank.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-149676-22
Datum uitspraak: 11 oktober 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
zonder vaste woon-of verblijfplaats in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
de Penitentiaire Inrichting [detentieadres],
raadsman mr. R.H.P. Feiner, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 september 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij ontucht heeft gepleegd met zijn nichtje van 11.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. J. Verschuren, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de aangeefster.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering t.a.v. het primair ten laste gelegde
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte was niet belast was met de zorg over zijn nichtje zodat hij van dit onderdeel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken. De verdachte was een huisgenoot van de aangeefster en geen oppas. Hij had geen zorgtaken. Niet is gebleken dat de verdachte aangeefster bijvoorbeeld naar school bracht.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte heeft – zo volgt ook uit zijn eigen verklaring ter terechtzitting – in de periode van 15 mei 2022 tot en met 15 juni 2022 ontuchtige handelingen gepleegd met zijn op dat moment elfjarige nichtje. Hij heeft haar op haar mond gezoend en over haar buik en borsten gewreven. De verdachte verbleef sinds februari 2022 in de woning van zijn broer, die daar met zijn dochter, verdachtes nichtje, woonde.
De vraag die de rechtbank in de onderhavige strafzaak dient te beantwoorden, is of zijn nichtje aan de zorg van de verdachte was toevertrouwd.
Verdachtes nichtje heeft verklaard dat de verdachte bij haar en haar vader is komen wonen om voor haar te zorgen, omdat haar vader veel werkt en hij daarom weinig tijd voor haar heeft. De verdachte heeft verder verklaard dat als hij aanwezig is en zijn nichtje buiten speelt, hij dan een beetje gezag over haar heeft en zijn broer dan gerust is. De verdachte kookt voor hem, zijn nichtje en zijn broer en maakt het huis schoon. Ook besprak hij met zijn nichtje dat ze niet te laat moest gaan slapen. Als zijn broer weg ging was de verdachte vaak thuis met zijn nichtje.
Uit het voorgaande volgt dat het nichtje aan de zorg van de verdachte was toevertrouwd. De verdachte verbleef gedurende een langere periode in de woning van zijn broer, was in huis op de momenten dat zijn broer niet thuis was en hield dan een oogje in het zeil. Bij dit oordeel speelt de jeugdige leeftijd van het nichtje een belangrijke rol.
4.1.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op meer tijdstippen in de periode 15 mei 2022 tot en met 15 juni 2022 te Rotterdam
ontucht heeft gepleegd
met de aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum minderjarige] 2011,
door die [naam minderjarige] meermalen, althans eenmaal te zoenen op de mond enover de ontblote buik en borsten te wrijven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich in de periode van een maand meermalen schuldig gemaakt aan ontucht met zijn minderjarige nichtje die op dat moment aan zijn zorg was toevertrouwd. De ontucht heeft plaatsgevonden in de woning van het slachtoffer en haar vader. De woning is bij uitstek de plek waar zijn nichtje veiligheid en bescherming had moeten vinden. De verdachte heeft hierdoor ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. De verdachte heeft kennelijk de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens laten prevaleren zonder erbij stil te staan dat jonge slachtoffers van ontucht in de regel nog geruime tijd de (psychische) gevolgen ondervinden van wat hun is aangedaan. Daarnaast heeft hij misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zijn broer en zijn nichtje in hem stelden.
Hoewel verdachte ter zitting de verantwoordelijkheid heeft genomen van zijn handelen, heeft hij in eerste instantie ontkent dat er iets tussen hem en zijn nichtje gebeurd was, waardoor hij haar opnieuw verdriet deed en het vertrouwen dat zij in hem mocht hebben beschaamde. Bovendien heeft de reclassering bij haar rapportage – waarover hieronder meer – geen rekening kunnen houden met zijn bekennende verklaring, omdat hij destijds nog geen verantwoordelijkheid nam voor zijn handelen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
24 augustus 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft ten behoeve van de raadkamerbehandeling van de onderhavige strafzaak een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 juni 2022. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
Verdachte is op vijfjarige leeftijd naar Nederland gekomen. Hij heeft hier onderwijs gevolgd en is ook actief geweest op de arbeidsmarkt. In 2015 is hij met zijn gezin teruggekeerd naar Turkije. In februari 2022 is de verdachte teruggekeerd naar Nederland. Hij heeft een verblijfsvergunning aangevraagd. Totdat op zijn aanvraag is beslist, is hij niet inzetbaar op de reguliere arbeidsmarkt en kan hij geen gebruik maken van de maatschappelijke voorzieningen in Nederland.
De risico’s kunnen door de reclassering niet worden ingeschat.
De reclassering ziet geen mogelijkheden om met een toezicht het risico op recidive te beperken. De verdachte neemt, ten tijde van het opmaken van het rapport, geen verantwoordelijkheid voor het delict en de reclassering neemt bij hem geen motivatie waar voor gedragsverandering. Daar komt bij dat de reclassering weinig tot niets voor hem kan betekenen omdat hij geen verblijfsstatus heeft. De reclassering heeft de rechtbank in een eerder stadium van het strafproces meegegeven om in het geval de voorlopige hechtenis van de verdachte wordt geschorst, hieraan de voorwaarde van een contact- en locatieverbod te verbinden.
7.3.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank komt hierbij op een lagere straf uit dan door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank zal overeenkomstig de vordering van de officier van justitie een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Ter bescherming van zijn nichtje zal een contactverbod worden opgelegd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet echter geen aanknopingspunten om daaraan een langere proeftijd dan twee jaar te verbinden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact zal (laten) opnemen, zoeken of hebben met
[naam minderjarige] (geboren op [geboortedatum minderjarige] 2011);
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L. Daum, voorzitter,
en mrs. D.C.J. Peeck en R.J. Verbeek, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
primair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 15 mei 2022 tot en met 15 juni 2022 te Rotterdam
ontucht heeft gepleegd
met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum minderjarige] 2011,
door die [naam minderjarige] meermalen, althans eenmaal te zoenen op de mond en/of over de (ontblote) buik en/of borsten te wrijven, althans de buik en de borsten van die [naam minderjarige] te betasten;
subsidiair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 15 mei 2022 tot en met 15 juni 2022 te Rotterdam,
met [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum minderjarige] 2011, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had
bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande die
ontucht
hierin dat hij,
verdachte, meermalen, althans eenmaal,
- die [naam minderjarige] heeft gezoend op de mond en/of
- over de (ontblote) buik en/of borsten van die [naam minderjarige] heeft gewreven en/of
- de buik en de borsten van die [naam minderjarige] heeft betast.