ECLI:NL:RBROT:2022:8486

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
C/10/643205 / JE RK 22-1928
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige op basis van onvoldoende ontwikkelingsbedreiging

Op 22 september 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van negen maanden, omdat er zorgen waren over de hechtingsrelatie tussen de moeder en de halfbroers van [naam kind]. De Raad stelde dat er een problematische gehechtheidsrelatie bestond en dat de ouders niet meewerkten aan de hulpverlening. De vader van [naam kind] voerde verweer en stelde dat de situatie van [naam kind] niet te vergelijken was met die van zijn halfbroers. Hij gaf aan dat hij en de moeder bereid waren om mee te werken aan de hulpverlening.

De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en is tot de conclusie gekomen dat er geen sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging die een ondertoezichtstelling rechtvaardigt. De zorgen van de Raad waren voornamelijk gebaseerd op de hechtingsrelatie van de moeder met haar oudere kinderen, maar de kinderrechter oordeelde dat er geen concrete zorgen waren over de ontwikkeling van [naam kind]. De ouders werden als liefdevol en betrokken beschreven, en er was geen reden om aan te nemen dat er hechtingsproblematiek zou ontstaan.

De kinderrechter heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling afgewezen. Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias, als griffier. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/643205 / JE RK 22-1928
datum uitspraak: 22 september 2022

beschikking

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2022 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 16 augustus 2022, ingekomen bij de griffie op 16 augustus 2022,
- de ter zitting overgelegde schriftelijke reactie van de vader op het raadsrapport
Op 22 september 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam].
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de moeder,
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind] woont bij de ouders.

Het verzoek en het standpunt van de Raad

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind] verzocht voor de duur van negen maanden.
De Raad handhaaft ter zitting het verzoek en licht het als volgt toe. De Raad heeft van Jeugdbescherming West, die betrokken is bij het gezin vanwege een ondertoezichtstelling van de halfbroers (moederszijde) van [naam kind], bericht gekregen onderzoek te verrichten naar [naam kind], daar [naam kind] deel uitmaakt van dezelfde opvoedingsomgeving als zijn halfbroers. Voor de andere kinderen van de moeder is eerder een ondertoezichtstelling uitgesproken omdat er zorgen zijn ten aanzien van de hechtingsrelatie tussen de kinderen en de moeder. In een psychodiagnostisch deelonderzoek van de Raad wordt gesproken over een problematische gehechtheidsrelatie, type onveilig-vermijdend, waarbij sprake is van desorganisatie. Ondanks deze diagnose hebben de ouders geen hulpvraag en werken zij niet mee aan de hulpaanbod vanuit Basic Trust. De zorgen blijven bestaan omdat de hulpverlening niet op gang komt. De Raad wil dat de moeder meewerkt aan de hulpverlening. [naam kind] is een baby van acht maanden, in deze fase is een veilige hechting cruciaal. De Raad acht hulpverlening in een dwangkader dan ook noodzakelijk, zodat er zicht komt op de algehele ontwikkeling en veiligheid van [naam kind], zijn opvoedomgeving en gehechtheidsrelatie met zijn ouders.

Het standpunt van de vader

De vader voert verweer tegen het onderhavige verzoek. Hij vindt het verzoek van de Raad voorbarig. De vader is in de afgelopen periode erg druk geweest zijn werk en de verhuizing van zijn gezin. Er was geen mogelijkheid om de gesprekken met de hulpverlening te voeren via Teams. Na het lezen van het raadsrapport heeft de vader meteen gebeld om aan te geven dat hij niet eens was met de inhoud. De vader is het niet mee eens dat er geen zicht is op het gezin. Ook vindt hij de situatie van de halfbroers van verschillen met die van [naam kind]. De enige overeenkomst is dat ze dezelfde moeder hebben. De biologische vader van de halfbroers van [naam kind] was agressief naar de moeder. Van die situatie is geen sprake meer. Volgens de vader is zowel hij als de moeder bereid om mee te werken aan de hulpverlening van Basic Trust. De ouders willen dat de problematiek van de moeder inzichtelijk wordt gemaakt. De vader heeft een baan en vormt een stabiele factor in het leven van de moeder en de kinderen, waardoor er nu rust en stabiliteit heerst in de thuissituatie.

De beoordeling

De kinderrechter is gelet op de overgelegde stukken en de behandeling van oordeel dat niet is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
Er is geen sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging die een ondertoezichtstelling rechtvaardigt. De zorgen die de Raad heeft zijn voornamelijk gebaseerd op de hechtingsrelatie tussen de moeder en de halfbroers van [naam kind]. Deze zorgen zijn eerder in een deelonderzoek vastgesteld. Er mag ervan uit worden gegaan dat de hechtingsproblematiek tussen de oudere drie kinderen en hun moeder eerder is ontstaan. De moeder kent een belast verleden, hetgeen de vader ter zitting ook niet ontkent. De kinderrechter is met de vader eens dat de situatie van [naam kind] niet te vergelijken is met die van zijn halfbroers. De hulpverlening van Basic Trust is ingezet om de ontwikkelingsbedreiging van de oudere kinderen van moeder weg te kunnen nemen. Naar het oordeel van de kinderrechter zijn er geen redenen om aan te nemen dat er tussen [naam kind] en zijn moeder sprake zou zijn van een hechtingsproblematiek of dat er een gerede kans is dat deze ontstaat. Er zijn immers geen concrete zorgen over de ontwikkeling van [naam kind]. In het raadsrapport is opgenomen dat de ouders liefdevol zijn naar [naam kind] en betrokken zijn bij hun gezin.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot ondertoezichtstelling van [naam kind].
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2022 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias, als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 10 oktober 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.