ECLI:NL:RBROT:2022:8485

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
10-231486-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van gekwalificeerde diefstal en bewezenverklaring van verduistering, computervredebreuk en het veranderen en wissen van computergegevens door een administratief medewerkster

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 oktober 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een administratief medewerkster die ervan beschuldigd werd haar werkgever voor een bedrag van ruim € 80.000 te hebben verduisterd. De verdachte had toegang tot de financiële administratie van haar werkgever en heeft op slinkse wijze de administratie gemanipuleerd, waardoor geldbedragen op haar eigen bankrekeningen werden gestort. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal, omdat niet kon worden vastgesteld dat zij een wegnemingshandeling had verricht. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan verduistering, computervredebreuk en het veranderen en wissen van computergegevens. De rechtbank oordeelde dat de verdachte misbruik had gemaakt van het vertrouwen dat haar werkgever in haar had gesteld en dat zij op grove wijze haar positie had misbruikt. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uur. Tevens werd rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-231486-19
Datum uitspraak: 11 oktober 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
raadsman mr. J.P.A. van Schaik, advocaat te Veenendaal.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 3 augustus 2021 (zulks op de voet van artikel 377, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering), 15 maart 2022 en 27 september 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 15 maart 2022 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt er - kort samengevat - van beschuldigd dat zij gedurende een jaar geld van haar werkgever heeft gestolen of heeft verduisterd, computervredebreuk heeft gepleegd en gegevens in een digitale administratie heeft veranderd of gewist.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. W.L. van Prooijen, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandelverplichting, alsmede oplegging van een taakstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Gekwalificeerde diefstal/verduistering (feit 1)
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Er is voldoende wettig en overtuigend bewijs voor de onder 1 primair ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal. De verdachte heeft het ten laste gelegde geldbedrag weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening. Zij heeft gegevens gewijzigd in het salarisadministratiesysteem van uitzendbureau [naam bureau], waardoor de afdeling Finance - onbedoeld - geldbedragen heeft overgeboekt naar rekeningnummers waar de verdachte over kon beschikken. Omdat verdachte zelf niet bevoegd was gelden over te boeken, is er sprake van diefstal.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit, wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De verdachte heeft zich de geldbedragen niet wederrechtelijk toegeëigend, omdat zij niet degene is geweest die de geldbedragen heeft overgemaakt. Dit deed de afdeling Finance. Het medeplegen van gekwalificeerde diefstal/verduistering is niet ten laste gelegd. Voorts beschikte de verdachte voor haar werkzaamheden over de benodigde inloggegevens van het interne salarisadministratiesysteem en was zij gerechtigd daar in te loggen, zodat geen sprake is van het gebruik van een “valse sleutel”.
4.1.3.
Beoordeling
De verdachte heeft gedurende een periode van bijna 15 maanden onterecht geldbedragen van haar toenmalige werkgever [naam bureau] ontvangen. Verdachte was belast met verloning en facturatie. Op verschillende manieren heeft de verdachte ervoor gezorgd dat de onterechte betalingen werden gedaan op haar rekeningnummer, maar ook op de rekeningnummers van haar kinderen, waarover zij kon beschikken. De verdachte heeft hiervoor - kort gezegd - gegevens, zoals e-mailadressen en de bankrekeningnummers waarop de geldbedragen gestort zouden worden, gewijzigd in het salarisadministratiesysteem. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij van de uit te betalen bedragen batchbestanden maakte waar betaalstaten uit kwamen. Deze werden door haarzelf of een collega gecontroleerd. Na de controle werd de afdeling Finance geïnformeerd dat de betaalstaten verwerkt konden worden. De afdeling Finance heeft op basis van deze betaalstaten bedragen overgemaakt op de door de verdachte gewijzigde bankrekeningnummers.
Voor een bewezenverklaring van diefstal is onder andere vereist dat de verdachte de geldbedragen heeft
weggenomen. Beslissend voor wegneming is dat de dader zich de feitelijke heerschappij over een goed verschaft dan wel dat dit aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende onttrekt.
Anders dan de officier van justitie heeft gerekwireerd, is de rechtbank van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat de verdachte een wegnemingshandeling heeft verricht in de zin dat zij met die handeling het geld uit de macht van haar werkgever heeft gehaald. Weliswaar heeft de verdachte gegevens gewijzigd in het salarisadministratiesysteem met als uiteindelijk gevolg dat zij de geldbedragen gestort heeft gekregen op bankrekeningen waarover zij kon beschikken, maar de daadwerkelijke betalingsopdracht werd gegeven door de afdeling Finance. Omdat een dergelijke wegnemingshandeling niet kan worden vastgesteld, zal de verdachte - overeenkomstig het pleidooi van de raadsman - worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal. Omdat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken, zal de rechtbank niet nader ingaan op het verweer ten aanzien van de valse sleutel.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van voornoemde feiten en omstandigheden
welvastgesteld kan worden dat de verdachte het geld van [naam bureau] uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking onder zich had en zich wederrechtelijk heeft toegeëigend. De verdachte kon beschikken over het geld van haar werkgever doordat er geen wezenlijke controle plaatsvond op de betaalstaten die verdachte zelf opmaakte. Zij heeft misbruik gemaakt van het in haar gestelde vertrouwen. De collega’s van de afdeling Finance vertrouwden er op dat de door de verdachte gemaakte batches en de daarop gebaseerde en gecontroleerde betaalstaten juist waren. De ten laste gelegde verduistering van in totaal € 80.388,06 in dienstbetrekking acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van een drietal bedragen, omdat de administratiedata daarvan vóór de ten laste gelegde periode liggen. Omdat de verloningen van die bedragen op 3 november 2017 hebben plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich op dat moment de geldbedragen heeft toegeëigend. Het verweer wordt verworpen.
4.1.4.
Conclusie
De primair ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De subsidiair ten laste gelegde verduistering kan wettig en overtuigend worden bewezen.
4.2.
Computervredebreuk (feit 2)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe is aangevoerd dat de verdachte met gebruikmaking van de haar ter beschikking gestelde inloggegevens gerechtigd was om in het interne salarisadministratiesysteem van [naam bureau] te werken. Derhalve is geen sprake van het gebruik van een “valse sleutel” als bedoeld in artikel 138ab lid 1, onder c, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
4.2.2.
Beoordeling
De verdachte heeft met gebruikmaking van de aan haar als administratief medewerkster verstrekte inloggegevens, gegevens gewijzigd in het interne salarisadministratiesysteem. Zo heeft de verdachte onder meer bankrekeningnummers van uitzendkrachten gewijzigd in bankrekeningnummers waarover zij kon beschikken. Ook heeft de verdachte zogeheten reserveringssaldi in het systeem verhoogd en vakantieuren bij andere werknemers afgeboekt. Daarnaast heeft de verdachte fictieve uren ingevoerd bij uitzendkrachten die niet meer in dienst waren.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 30 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1691) geoordeeld dat sprake is van het wederrechtelijk binnendringen van een (deel van een) geautomatiseerd werk met behulp van een “valse sleutel” als bedoeld in artikel 138ab lid 1, onder c Sr, indien de dader misbruik heeft gemaakt van zijn of haar autorisatie voor toegang tot dat werk.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de verdachte met de aan haar verstrekte inloggegevens handelingen heeft verricht die buiten haar bevoegdheid lagen en daarmee haar autorisatie voor toegang tot het interne salarisadministratiesysteem heeft misbruikt. Zij was immers niet gerechtigd tot het wijzigen van de bankgegevens van de uitzendkrachten in haar eigen bankgegevens. Ook was zij niet gerechtigd tot het verhogen en verlagen van de saldi van vakantieuren of het invoeren van fictieve uren. De verdachte heeft door op deze wijze gebruik te maken van haar inloggegevens, gebruik gemaakt van een valse sleutel waardoor zij wederrechtelijk het salarisadministratiesysteem is binnengedrongen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan computervredebreuk.
4.2.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
4.3.
Veranderen en wissen van computergegevens (feit 3)
Het onder 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
subsidiair
zij in de periode van 3 november 2017 tot en met 22 januari 2019 te Gorinchem en Veenendaal,
meermalen,telkens
opzettelijk
geld (in totaal 80.388,06 euro),
toebehorende aan [naam bureau],
en welk
geldverdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking, te weten administratief medewerkster (belast met verloning en facturatie), onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
zij in de periode van 3 november 2017 tot en met 22 januari 2019 te Gorinchem en Veenendaal,
opzettelijk en wederrechtelijk
in een geautomatiseerd werk, te weten het interne salarisadministratie-systeem (Easyflex) van [naam bureau] is binnengedrongen met behulp van een valse sleutel,
immers heeft zij, verdachte
- met gebruikmaking van persoonlijke log-in gegevens, welke waren uitgegeven aan medewerkers van de [naam bureau], ingelogd op het interne salarisadministratiesysteem van [naam bureau] met de intentie om handelingen te verrichten die buiten haar bevoegdheid lagen;
3.
zij in de periode van 3 november 2017 tot en met 22 januari 2019, te Gorinchem en Veenendaal,
opzettelijk en wederrechtelijk,
gegevens, die door middel van een geautomatiseerd werk waren opgeslagen, werden verwerkt en werden overgedragen, te weten
- bankrekeningnummers,
- vakantie-uren (reserveringssaldo’s),
- e-mailadressen,
- gewerkte uren;
heeft veranderd
en/ofgewist,,
immers heeft zij, verdachte in het interne salarisadministratiesysteem (Easyflex) van [naam bureau]
- het bankrekeningnummer in het administratiesysteem bij geblokkeerde salarissen gewijzigd in het bankrekeningnummer van haarzelf of van haar kinderen en
- vakantieuren van werknemers opgehoogd/toegevoegd in het reserveringssald
oin het administratiesysteem en/of vakantieuren van werknemers afgeboekt en/of
- het e-mailadres van de uitzendkrachten gewijzigd en
- fictieve uren ingevoerd van uitzendkrachten die niet langer in dienst zijn en
- het bankrekeningnummer van deze uitzendkrachten gewijzigd in het bankrekeningnummer van haarzelf of haar kinderen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
telkens de eendaadse samenloop van
feit 1, subsidiair:
verduistering gepleegd door haar die het goed uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd,
feit 2:
computervredebreuk, meermalen gepleegd
en
feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk gegevens die door middel van een geautomatiseerd werk zijn opgeslagen, worden verwerkt en worden overgedragen, veranderen en/of wissen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft in een periode van een jaar haar werkgever ruim € 80.000 afhandig gemaakt. Zij had uit hoofde van haar functie als administratief medewerkster toegang tot de financiële administratie. De verdachte heeft op sluwe wijze de administratie gemanipuleerd zodat telkens geldbedragen werden gestort op bankrekeningen waarover zij kon beschikken. Hiermee heeft zij zich ook schuldig gemaakt aan computervredebreuk en het veranderen en wissen van computergegevens.
De verdachte heeft op grove wijze en op grote schaal bewust misbruik gemaakt van haar positie als administratief medewerkster. Met haar handelen heeft zij het vertrouwen van haar werkgever ernstig beschaamd. Ook heeft zij haar werkgever flinke financiële schade toegebracht. Het handelen van de verdachte schaadt ook meer in het algemeen het vertrouwen dat werkgevers in hun werknemers moeten kunnen hebben.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
26 oktober 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet recentelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
15 november 2021. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
Bij de verdachte speelden ten tijde van het ten laste gelegde diverse werkgerelateerde, financiële en psychosociale problemen. Ten tijde van de verdenking maakte de verdachte geen prosociale beslissingen en maakte haar behandeling(en) niet af, maar verzandde in het aandragen van redenen waarom dit niet lukte. Zij kwam pas in beweging toen de reclassering - een jaar na het ten laste gelegde - met haar sprak en haar aanmoedigde om voor behandeling naar De Waag te gaan. De reclassering ziet sindsdien een verbetering van de problemen die voorheen hebben gespeeld. Zo zijn er geen financiële problemen meer, heeft zij een goede werkrelatie met haar huidige opdrachtgever en betrekt zij haar partner in haar problemen. Bij De Waag wordt gewerkt aan risicovermindering door middel van traumaverwerking en het opstellen van een terugvalpreventieplan van vermogensdelicten. De reclassering acht voortzetting van deze behandeling geïndiceerd. Omdat de hulpverleningsgeschiedenis wordt gekenmerkt door het onttrekken aan behandelingen en de verdachte gevoelig lijkt voor externe druk om in beweging te komen, vindt de reclassering voortzetting van deze behandeling in het kader van een voorwaardelijk strafdeel en reclasseringsbemoeienis geïndiceerd.
Het recidiverisico wordt als laag ingeschat.
In geval van een bewezenverklaring, adviseert de reclassering de oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht naast de ambulante behandelverplichting bij De Waag.
Klinisch psycholoog [naam] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 oktober 2021. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
Bij de verdachte was ten tijde van het ten laste gelegde sprake van afhankelijke en conflictvermijdende persoonlijkheidstrekken. Tevens was er in die periode sprake van een ongespecificeerde depressieve stemmingsstoornis en van uitgebreide psychosociale problematiek in de zin van een partner-relatieprobleem (met haar voormalige partner), werkproblemen, financiële problemen en opvoedingsproblemen. De depressieve stemmingsstoornis is in remissie en de traumatische ervaringen uit het verleden zijn nu meer aan de oppervlakte gekomen. De verdachte voldoet aan de criteria van een posttraumatische stressstoornis.
De afhankelijke en conflictvermijdende persoonlijkheidstrekken en de depressieve stemmingsstoornis hebben de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloed.
De psycholoog adviseert het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. Naar mening van de psycholoog is er een verband tussen de psychische problematiek en het ten
laste gelegde en bestond er een (gedeeltelijk) onvermogen bij de verdachte om haar wil en gedrag in vrijheid te bepalen.
Het recidiverisico wordt als laag beoordeeld.
De psycholoog adviseert in geval van een bewezenverklaring de behandeling bij de forensische polikliniek De Waag te continueren, bijvoorbeeld als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel. Bij De Waag is een delictscenario/veiligheidsplan opgesteld om recidive te voorkomen. De verdachte krijgt zo zicht op de gevoelens en gedachten die een rol hebben gespeeld bij het plegen van het ten laste gelegde en ook zijn er (met behulp van EMDR) meerdere trauma’s uit het verleden behandeld. Een verplicht reclasseringscontact kan dienen om recidive te voorkomen en om toe te zien op de continuering van de behandeling.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusie van de psycholoog gedragen wordt door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusie over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee de bewezen verklaarde feiten haar in verminderde mate zullen worden toegerekend.
Er wordt rekening gehouden met een overschrijding van de redelijke termijn.
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste politieverhoor van de verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank in de onderhavige zaak als een zodanige handeling worden aangemerkt gezien de aard van de verdenking en de bekennende verklaring van de verdachte. De verdachte is op 10 juli 2019 voor het eerst bij de politie gehoord. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen. Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Tussen 10 juli 2019 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim drie jaar en drie maanden. Nu in deze zaak wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van ruim één jaar en drie maanden. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelet op voornoemde strafverminderende omstandigheden en gelet op de positieve proceshouding van de verdachte en de omstandigheid dat de verdachte haar leven inmiddels weer op de rit lijkt te hebben. Een detentie zou haar behandeling bij De Waag doorkruisen. In plaats daarvan wordt een forse taakstraf opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank komt hierbij
- rekening houdend met alle voornoemde omstandigheden - uit op een lagere voorwaardelijke gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank aan het voorwaardelijke deel van de straf de voorwaarden verbinden die hierna worden genoemd. Het voorwaardelijk strafdeel dient er ook toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij

Ter zake van het ten laste gelegde heeft [naam benadeelde] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 79.438,72 aan materiële schade en € 5.815,89 aan advocaatfacturen.
Daarnaast heeft de advocaat van de benadeelde partij zich ter terechtzitting subsidiair op het standpunt gesteld dat – indien de gevorderde advocaatkosten niet toewijsbaar zijn – de benadeelde partij ten minste recht heeft op vergoeding van de proceskosten conform het liquidatietarief.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade geheel dient te worden toegewezen, nu deze voldoende is onderbouwd en het rechtstreekse schade betreft die door de verdachte is veroorzaakt. Voorts dienen de gevorderde proceskosten vergoed te worden. Het totale bedrag dient vermeerderd te worden met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het primaire standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, omdat de verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en de gevorderde schade geen rechtstreeks verband houdt met het onder 3 ten laste gelegde feit.
De raadsman heeft zich op het subsidiaire punt gesteld dat de gevorderde sociale lasten onvoldoende zijn onderbouwd. De gevorderde proceskosten dienen aan de hand van het liquidatietarief te worden berekend.
8.3.
Beoordeling
Schadepost verduisterde gelden en sociale lasten
Aan de benadeelde partij is door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks materiële schade toegebracht. De vordering is genoegzaam onderbouwd. Omdat de gevorderde schadevergoeding door de verdediging niet voldoende gemotiveerd is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 22 januari 2019.
Gevorderde advocaat- en proceskosten
Ter onderbouwing van de gevorderde ‘advocaatkosten’ heeft de benadeelde partij declaraties van de advocaat overgelegd. Urenstaten hierbij ontbreken, evenals een onderbouwing op welke (soort) werkzaamheden elke declaratie betrekking heeft. Dat wil zeggen of het kosten betreft zoals genoemd in artikel 6:96 Burgerlijk Wetboek, lid 2, onder a, b of c, of dat het gaat om proces- of andere kosten. De vordering is gelet daarop onvoldoende onderbouwd en zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van de gevorderde proceskosten brengt een redelijke uitleg van artikel 532 van het Wetboek van Strafvordering mee dat bij de begroting daarvan dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. Daarin wordt bij vorderingen als hier aan de orde doorgaans het ‘Liquidatietarief rechtbanken en hoven’ gehanteerd.
De rechtbank gaat daarbij uit van het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven geldend per 1 februari 2021 en het daarin genoemde tarief IV (zaken met betrekking tot een geldswaarde van € 40.000 tot € 98.000) van € 1.114,00 per punt. Bij de berekening gaat de rechtbank uit van één punt, te weten voor het indienen van de vordering in eerste aanleg.
De rechtbank zal de verdachte daarom voor een bedrag van € 1.114,00 veroordelen in de proceskosten van de benadeelde partij en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 79.438,72, vermeerderd met de wettelijke rente, alsmede de genoemde proceskosten. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel, bedoeld in artikel 36f Sr, passend en geboden geacht. Voorts moet de verdachte de kosten vergoeden als hieronder vermeld.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 55, 57, 138ab, 322 en 350a Sr.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd melden bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2 in Utrecht, zo lang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
- de veroordeelde zal zich ambulant laten behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk vindt.
De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde]te betalen een bedrag
van € 79.438,72 (zegge: negenenzeventigduizend vierhonderdachtendertig euro en tweeënzeventig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
22 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij voor het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[naam benadeelde]te betalen
€ 79.438,72 (zegge: negenenzeventigduizend vierhonderdachtendertig euro en tweeënzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 79.438,72niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot
op € 1.114,00 (zegge: elfhonderd en veertien euro)aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L. Daum, voorzitter,
en mrs. D.C.J. Peeck en R.J. Verbeek, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
primair
zij, in of omstreeks de periode van 03 november 2017 tot en met 22 januari 2019 te Gorinchem en/of Veenendaal, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
één of meer geldbedragen, althans een hoeveelheid geld (in totaal ongeveer 80.388,06 euro),
in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam bureau], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij de verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel,
te weten door meermalen, althans eenmaal (telkens)
- met eigen persoonlijke log-in gegeven(s) en/of
- met persoonlijke log-in gegeven(s) welke waren/was uitgegeven aan één of meer andere medewerker(s) van de [naam bureau], dan aan haar verdachte, waartoe zij, verdachte niet gerechtigd was deze log-in-gegevens te gebruiken,
in te loggen op het interne salaris-administratiesysteem van [naam bureau] en/of in genoemd systeem één of meer handelingen te verrichten die buiten haar, verdachte's bevoegdheid lagen en/of (vervolgens) onbevoegd bankrekeningnummer(s), vakantie-uren (reserveringssaldo('s)), e-mailadres(sen), gewerkte uren te veranderen ten gevolge waarvan één of meer geldbedragen ter beschikking kwamen van haar, verdachte en/of haar kind(eren);
subsidiair
zij in of omstreeks de periode van 03 november 2017 tot en met 22 januari 2019 te Gorinchem en/of Veenendaal, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
opzettelijk
geld (in totaal ongeveer 80.388,06 euro), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam bureau], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en welk goed verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking, te weten administratief medewerkster (belast met verloning en facturatie), elk geval anders dan door misdrijf onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
zij in of omstreeks de periode van 3 november 2017 tot en met 22 januari 2019 te Gorinchem en/of Veenendaal, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk
in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten het interne salarisadministratie-systeem (Easyflex) van [naam bureau] is binnengedrongen met behulp van valse signalen of een valse sleutel,
immers heeft zij, verdachte
- met gebruikmaking van generieke en/of persoonlijke log-in gegevens , welke waren uitgegeven aan medewerkers van de [naam bureau], ingelogd op het interne salaris-administratiesysteem van [naam bureau] met de intentie om handelingen te verrichten die buiten haar bevoegdheid lagen;
3.
zij in of omstreeks de periode van 3 november 2017 tot en met 22 januari 2019, te Gorinchem en/of Veenendaal, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk,
gegevens, die door middel van een geautomatiseerd werk en/of door middel van telecommunicatie waren opgeslagen, werden verwerkt en/of werden overgedragen, te weten
- bankrekeningnummer(s),
- vakantie-uren (reserveringssaldo(’s)),
- e-mailadres(sen),
- gewerkte uren;
heeft veranderd, gewist, onbruikbaar en/of ontoegankelijk heeft gemaakt,
immers heeft zij, verdachte in het interne salarisadministratie-systeem (Easyflex) van [naam bureau]
(fraudemethode 1)
- het bankrekeningnummer in het administratiesysteem bij geblokkeerde salarissen gewijzigd in het bankrekeningnummer van haarzelf en/of van haar kinderen en/of
(fraudemethode 2)
- vakantieuren van werknemers opgehoogd/toegevoegd in het reserveringssalde in het administratiesysteem en/of vakantieuren van werknemers afgeboekt en/of
- het e-mailadres van de uitzendkrachten gewijzigd en/of
(fraudemethode 3)
- fictieve uren ingevoerd van uitzendkrachten die niet langer in dienst zijn en/of
- het bankrekeningnummer van deze uitzendkrachten gewijzigd in het bankrekeningnummer van haarzelf en/of haar kinderen.