Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Tenlastelegging
3..Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandelverplichting, alsmede oplegging van een taakstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis.
4..Waardering van het bewijs
weggenomen. Beslissend voor wegneming is dat de dader zich de feitelijke heerschappij over een goed verschaft dan wel dat dit aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende onttrekt.
welvastgesteld kan worden dat de verdachte het geld van [naam bureau] uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking onder zich had en zich wederrechtelijk heeft toegeëigend. De verdachte kon beschikken over het geld van haar werkgever doordat er geen wezenlijke controle plaatsvond op de betaalstaten die verdachte zelf opmaakte. Zij heeft misbruik gemaakt van het in haar gestelde vertrouwen. De collega’s van de afdeling Finance vertrouwden er op dat de door de verdachte gemaakte batches en de daarop gebaseerde en gecontroleerde betaalstaten juist waren. De ten laste gelegde verduistering van in totaal € 80.388,06 in dienstbetrekking acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.
geldverdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking, te weten administratief medewerkster (belast met verloning en facturatie), onder zich had,
en/ofgewist,,
oin het administratiesysteem en/of vakantieuren van werknemers afgeboekt en/of
5..Strafbaarheid feiten
6..Strafbaarheid verdachte
7..Motivering straffen
8..Vordering benadeelde partij
9..Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.. Bijlagen
11.. Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
2 (twee) jaar;
taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
120 (honderdtwintig) dagen;
[naam benadeelde]te betalen een bedrag
van € 79.438,72 (zegge: negenenzeventigduizend vierhonderdachtendertig euro en tweeënzeventig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[naam benadeelde]te betalen
€ 79.438,72 (zegge: negenenzeventigduizend vierhonderdachtendertig euro en tweeënzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
€ 79.438,72niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen;
op € 1.114,00 (zegge: elfhonderd en veertien euro)aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.