ECLI:NL:RBROT:2022:8484

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
10-147958-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van twee diefstallen met bewezenverklaring van winkeldiefstal en diefstal van een fiets, oplegging van ISD-maatregel van 2 jaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 september 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was. De verdachte werd beschuldigd van meerdere diefstallen, waaronder winkeldiefstal en de diefstal van een fiets. De officier van justitie eiste vrijspraak voor enkele ten laste gelegde feiten, maar vroeg om bewezenverklaring van de winkeldiefstal en de diefstal van de fiets, met oplegging van een ISD-maatregel van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voor de feiten 3 en 4 niet wettig en overtuigend kon worden bewezen, en sprak hem daarvan vrij. Echter, de rechtbank verklaarde de winkeldiefstal en de diefstal van de fiets wel bewezen. De verdachte had op 13 juni 2022 in Rotterdam twee Armani parfums weggenomen uit een winkel en een fiets toegeëigend die aan een ander toebehoorde. De rechtbank overwoog dat de verdachte geen respect had getoond voor andermans eigendom en dat zijn eerdere veroordelingen en het recidivepatroon een onvoorwaardelijke ISD-maatregel rechtvaardigden. De rechtbank legde de maatregel op voor de duur van twee jaar, waarbij de veiligheid van de samenleving voorop stond. De verdachte had eerder al meerdere keren onder toezicht gestaan, maar dit had niet geleid tot een verandering in zijn gedrag. De rechtbank concludeerde dat de ISD-maatregel noodzakelijk was om recidive te voorkomen en de maatschappij te beschermen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-147958-22
Datum uitspraak: 27 september 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
de Penitentiaire Inrichting [detentieadres],
raadsman mr. O.J. Much, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 september 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. W.L. van Prooijen, heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en het onder 2 subsidiair ten laste gelegde;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering t.a.v. feiten 3 en 4
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 en 4 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering t.a.v. feit 1
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering t.a.v. feit 2
4.3.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe is aangevoerd dat op basis van het onderhavige dossier niet kan worden vastgesteld of en zo ja aan wie de fiets toebehoorde.
4.3.2.
Beoordeling
Vaststaat dat de verdachte zich op 13 juni 2022 te Rotterdam een fiets heeft toegeëigend.
De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij de fiets twee à drie dagen had zien staan voordat hij de fiets heeft meegenomen op 13 juni 2022. Uit het dossier blijkt bovendien dat zich op de fiets fietstassen bevonden met daarin goederen, waarvan de verdachte zegt dat die niet van hem zijn. In het dossier bevinden zich geen aanwijzingen dat de fiets was achtergelaten omdat iemand hem niet meer wilde hebben, bijvoorbeeld omdat de fiets in slechte staat was.
Op grond van deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat de fiets nog van iemand was toen de verdachte hem meenam.
4.3.3.
Conclusie
Het verweer van de verdediging wordt verworpen. Anders dan de officier van justitie vindt de rechtbank bovendien dat de primair ten laste gelegde diefstal wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank ten aanzien van feit 1 een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 13 juni 2022 te Rotterdam
twee Armani parfums,
die aan de [naam winkel 1] (gevestigd te [adres])toebehoorden
heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
primair
hij
op13 juni 2022 te Rotterdam
een fiets,
die aan een ander toebehoorde
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren telkens op:
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal en de diefstal van een fiets. Diefstallen zijn ergerlijke feiten die naast materiële schade, hinder voor de gedupeerden veroorzaken. De verdachte heeft geen enkel respect getoond voor andermans eigendom en uitsluitend oog gehad voor zijn eigen materiële behoeften.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
26 augustus 2022, waaruit blijkt dat de verdachte veelvuldig is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 september 2022. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
Uit het onderzoek van de reclassering blijkt dat alle leefgebieden criminogeen zijn.
Ondanks dat de verdachte gemiddeld intelligent is, heeft hij nooit een (beroeps-)opleiding afgerond. Dit was tot ongeveer zijn vierendertigste jaar nooit een probleem. Hij werkte in de bouw en had geen grote problemen. Rond zijn vierendertigste jaar kreeg hij echter te maken met verschillende problemen die tot op heden niet blijvend zijn opgelost. De verdachte raakte aan de drank en drugs, kwam zonder werk te zitten en kreeg financiële problemen. Bovendien ontstond een delictpatroon van meerdere justitiecontacten per jaar vanaf 2013 tot op heden.
De verdachte stond van 2015 tot en met 2017 onder reclasseringstoezicht. In die periode recidiveerde hij niet, ondanks dat het toezicht en de hulpverlening moeizaam verliep door de houding van de verdachte. In 2018 ontstond weer een delictpatroon en sindsdien lukt het de verdachte niet om zijn leven op orde te krijgen.
In 2019, 2020 en in 2021 mislukten de reclasseringstoezichten. Gezien het verloop van de eerdere toezichten en de hulpverlening in een vrijwillig kader en gezien het feit dat de verdachte, indien hij op vrije voeten komt, nergens terecht kan behalve bij de daklozenopvang, acht de reclassering toezicht - al dan niet in het kader van een voorwaardelijke ISD maatregel - niet haalbaar.
De risico’s op recidive en onttrekking aan voorwaarden worden als hoog ingeschat.
De reclassering adviseert de rechtbank in het geval van een bewezenverklaring een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 augustus 2022 in de vijf jaren voorafgaande aan de door hem begane feiten ten minste driemaal veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. De onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd.
Voorts onderschrijft de rechtbank de conclusie van de reclassering dat oplegging van de ISD-maatregel is aangewezen.
Gelet op de door hem steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat thans het belang van de samenleving voorop. De veiligheid van personen of goederen vereist dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. Daarbij is mede gelet op de ernst van de begane feiten en de veelvuldigheid van de voorafgaande veroordelingen.
Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de maatregel er mede toe strekt de maatschappij te beveiligen en de recidive van verdachte te beëindigen.
De verdediging heeft verzocht te volstaan met de oplegging van een (forse) voorwaardelijke straf dan wel een voorwaardelijke ISD-maatregel. De rechtbank ziet hier - mede gelet op het reclasseringsadvies inhoudende dat de reclassering een toezicht niet haalbaar acht - echter geen aanleiding voor.
Anders dan de verdediging heeft verzocht, zal de rechtbank niet beslissen tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel. De verdachte heeft immers ter terechtzitting verklaard bereid te zijn mee te werken aan de ISD-maatregel. De verdediging kan - indien daar op enig moment aanleiding toe bestaat - een verzoek tot tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel bij de rechtbank indienen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L. Daum, voorzitter,
en mrs. D.C.J. Peeck en R.J. Verbeek, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 september 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 13 juni 2022 te Rotterdam
twee, althans een of meerdere (Armani) parfum(s), in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan de [naam winkel 1] (gevestigd te [adres]), in elk geval aan een
ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
primair
hij in of omstreeks de periode van 10 juni 2022 tot en met 13 juni 2022 te Rotterdam
een fiets, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan een onbekend gebleven persoon, in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 10 juni 2022 tot en met 13 juni 2022 te Rotterdam
opzettelijk
een fiets, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan een onbekend gebleven persoon, in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vinder en/of lener, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
primair
hij in of omstreeks de periode van 10 juni 2022 tot en met 13 juni 2022 te Rotterdam,
vier, althans een of meerdere broeken van de [naam winkel 2], althans een goed
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 10 juni 2022 tot en met 13 juni 2022 te Rotterdam
vier, althans een of meerdere broeken, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan de [naam winkel 2], in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
primair
hij in of omstreeks de periode van 10 juni 2022 tot en met 13 juni 2022 te Rotterdam,
vier, althans een of meerdere tondeuses van het [naam winkel 3], althans een goed
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 10 juni 2022 tot en met 13 juni 2022 te Rotterdam
vier, althans een of meerdere tondeuses, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan het [naam winkel 3], in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.