In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 augustus 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 16 augustus 2022, maar de gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om een verdere verlenging tot aan de meerderjarigheid van [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft eveneens verzocht om de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing te verlengen, maar trok dit verzoek ter zitting in, omdat het verzoek van de GI alsnog tijdig zou worden behandeld.
De kinderrechter heeft de zitting met gesloten deuren gehouden, waarbij de moeder en een vertegenwoordigster van de GI aanwezig waren. De vader en [voornaam minderjarige] waren niet verschenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat zij momenteel verblijft bij de Fjord, waar zij vanwege haar somatische klachten en beperkte mentale draagkracht niet aan behandeling toekomt. De GI heeft aangegeven dat het van belang is om praktische en financiële zaken te regelen en een passende vervolgplek voor [voornaam minderjarige] te vinden.
De kinderrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van [voornaam minderjarige] is dat de GI betrokken blijft tot aan haar meerderjarigheid en dat het verblijf bij de Fjord moet worden voortgezet. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 17 oktober 2022, en het verzoek van de Raad afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.