ECLI:NL:RBROT:2022:8469

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
C/10/638167 / JE RK 22-1105
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging uithuisplaatsing van minderjarige en benoeming bijzondere curator in het belang van de minderjarige

Op 27 september 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De rechtbank heeft de machtiging tot uithuisplaatsing bij de gezaghebbende vader verlengd tot 6 juli 2023. De zaak is behandeld met gesloten deuren, waarbij de rechtbank de belangen van [naam kind] vooropstelde. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om de machtiging te verlengen, omdat de ingezette hulpverlening aan [naam kind] moet worden voortgezet en ook gericht moet zijn op de ouders. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een complexe situatie is tussen de ouders, die elkaar diskwalificeren en verschillende opvoedstijlen hanteren. [naam kind] heeft herhaaldelijk aangegeven bij haar moeder te willen wonen, maar de rechtbank oordeelde dat het in haar belang is om de huidige situatie te handhaven om rust en duidelijkheid te creëren. Tevens is een bijzondere curator benoemd om de belangen van [naam kind] te vertegenwoordigen, gezien de strijd tussen de ouders en de noodzaak om de communicatie te verbeteren. De rechtbank heeft benadrukt dat de ouders moeten werken aan hun communicatie en de druk op [naam kind] moeten verlichten, zodat zij onbelast contact met beide ouders kan hebben.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Meervoudige Kamer
Zaakgegevens: C/10/638167 / JE RK 22-1105
datum uitspraak: 27 september 2022

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind], geboren op [geboortedatum kind] 2008 te [geboorteplaats kind],

hierna te noemen [naam kind].
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder], hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader], hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 4 juli 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- een briefrapportage van de GI van 13 september 2022, ingekomen bij de griffie op
13 september 2022;
- een briefrapportage van de GI van 21 september 2022, ingekomen bij de griffie op
21 september 2022.
Op 27 september 2022 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [naam kind], die door de voorzitter voorafgaande aan de zitting apart is gesproken,
- de moeder, bijgestaan door mr. F. Pool,
- de vader,
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI, [naam 1] en [naam 2].
Opgeroepen en niet verschenen is:
- een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind] woont bij de vader.
Sinds 4 juli 2019 is [naam kind], samen met haar broers, met een machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst bij de vader. Bij beschikking van 4 juli 2022 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 6 juli 2023, is de machtiging uithuisplaatsing van [naam kind] bij de gezaghebbende vader verlengd tot 6 oktober 2022 en is de behandeling van het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [naam kind] aangehouden.

Het verzoek

De GI heeft oorspronkelijk verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij, zo begrijpt de rechtbank, de vader met gezag te verlengen voor de duur van een jaar. Nu resteert nog de periode tot 6 juli 2023.

De standpunten

De GI heeft ter zitting het resterende deel van het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. In de afgelopen periode is MDFT (Multidimensionale Familietherapie) gestagneerd en is behandeling vanuit de Forta Groep ingezet.
[naam kind] zit knel tussen haar ouders en voelt zich niet begrepen door haar vader. Zij heeft het gevoel dat de situatie bij de vader niet verandert. De relatie tussen [naam kind] en de moeder is hecht. [naam kind] woont bij de vader, maar feitelijk brengt zij veel tijd bij de moeder door. Het is positief dat [naam kind] van de vader bij de moeder mag zijn. Het is echter de vraag of dit in het belang van [naam kind] is. Sinds de kinderen bij de vader wonen, zijn hun schoolgang en schoolprestaties namelijk enorm verbeterd.
[naam kind] is conflictmijdend. Het is belangrijk dat zij open gaat staan voor gesprekken met haar vader om de verschillen van mening te bespreken. Het is de behandelaar, [naam 3] van de Forta groep, gelukt om de situatie bij [naam kind] zodanig open te breken, dat de ouders aan een oplossing van de situatie kunnen gaan werken. Met de ouders zullen individuele gesprekken plaatsvinden, waarbij zij tips zullen krijgen hoe zij om moeten gaan met de beleving van [naam kind] en hoe zij haar kunnen helpen.
Naar aanleiding van de vraag van de advocaat van de moeder waarom de GI geen door de behandelaar, [naam 3], opgemaakt verslag van de behandeling heeft overgelegd, is aangegeven dat de door [naam 3] aan de GI gemailde tekst integraal is overgenomen in de briefrapportage van 21 september 2022.
Namens de moeder heeft haar advocaat ter zitting het volgende aangevoerd. Het verzoek van de GI is niet onderbouwd en gebaseerd op een verouderd rapport van het KSCD (Kennis- en Servicecentrum voor Diagnostiek) en op een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad). Het KSCD heeft de GI in overweging gegeven dat eenhoofdig gezag meer in het belang van de kinderen zou zijn. Dat advies is echter niet gevolgd. Het KSCD heeft aangegeven dat er contra-indicaties zijn voor een plaatsing bij de moeder. Daarbij is echter uitgegaan van een eventuele terugplaatsing van alle drie de kinderen bij de moeder.
Een plaatsing van [naam kind] bij de moeder is in haar belang. In de zomervakantie heeft [naam kind] al zes weken bij haar moeder verbleven en dat verblijf is goed verlopen. Er is geen sprake meer van zelfbeschadiging bij [naam kind]. Zij heeft gesprekken met een psycholoog.
De moeder werkt zesendertig uur per week en heeft een gestructureerd leven. De kinderen komen regelmatig bij haar langs.
De wens van [naam kind] om bij haar moeder te wonen is zeer bestendig. Deze wens heeft [naam kind] al tijdens KSCD-onderzoek geuit en tijdens het kindgesprek met de voorzitter herhaald. Daarbij komt dat [naam kind] heeft aangegeven dat zij de situatie bij haar vader als een mannenhuishouding ervaart en dat zij zich niet gehoord voelt door haar vader.
[naam kind] zit knel in de huidige situatie. Daarom heeft zij zichzelf beschadigd en is zij getraumatiseerd. [naam kind] voelt zich onveilig vanwege de grappen die bij de vader gemaakt worden. [naam kind] negeert haar broer [naam 4]. Het KSCD ziet een ontwikkelingsbedreiging vanwege de ernstige verstoorde relatie van [naam kind] met haar broer [naam 4] in de opvoedsituatie bij de vader. Het is een zeer zorgelijk gezinssysteem.
De wens van [naam kind] moet dan ook zeer serieus worden genomen. Er wordt echter niet naar [naam kind] geluisterd, maar meer hulpverlening ingezet. Het is de vraag waarom het wonen van [naam kind] bij de moeder geen kans wordt gegeven. Met een spoedmachtiging uithuisplaatsing kan in de situatie worden ingegrepen, als dat nodig zou zijn.
De vader heeft ter zitting verklaard dat hij het eens is met het verzochte en dat wat de GI, het KSCD en de Raad hebben aangegeven. Het verbaast de vader dat de rechtbank de rapporten van deze instanties naast zich neerlegt.
De vader heeft de indruk dat er sprake is van beïnvloeding en manipulatie. Zo worden er door de kinderen bij de vader thuis geluidsopnames gemaakt. Vervolgens bespreken de moeder en [naam kind] deze opnames. De vader acht het van belang om niet mee te gaan in de strijd en de loyaliteit van [naam kind] naar de moeder. De vader heeft de behandelaar, [naam 3], over bepaalde zaken geïnformeerd en gevraagd of hij begeleiding bij het contact met [naam kind] kan krijgen. De vader heeft echter geen terugkoppeling gehad.
[naam kind] is inderdaad in de weekenden en na school veel bij haar moeder. De vader biedt [naam kind] echter structuur bij de verzorging en de opvoeding van [naam kind]. Ook zorgt de vader voor het nakomen van alle afspraken, zoals de bezoeken aan school, de gesprekken met de mentor en de bezoeken aan de tandarts. De vader zorgt ook voor het grootste deel voor [naam kind] tijdens de schooldagen.
De ingezette hulpverlening heeft bij de moeder niet het gewenste effect gehad. Het is niet gelukt om de opvoedsituatie bij haar te verbeteren. In de opvoedsituatie bij de vader hebben geen incidenten meer tussen de kinderen plaatsgevonden. De situatie is rustiger geworden. De vader staat open voor hulpverlening om te leren omgaan met [naam kind]. Hij weet niet waarom zij zich niet begrepen voelt door hem.
De moeder heeft ter zitting in reactie op dat wat de vader naar voren heeft gebracht, het volgende verklaard. Vanuit de Forta Groep is opvoedondersteuning aan de moeder geboden. Omdat de kinderen bij de vader wonen heeft de Forta Groep zich echter meer op de situatie bij de vader gericht en niet op de situatie bij de moeder. De kinderen voelen zich vrijer bij de moeder thuis.
Desgevraagd heeft de moeder verklaard dat niet van haar kan worden verwacht dat zij tegen [naam kind] zegt dat zij bij haar vader moet wonen, omdat de rechter dat heeft beslist. [naam kind] heeft er immers moeite mee dat zij bij haar vader moet wonen. Verder probeert de moeder zo neutraal mogelijk op [naam kind] te reageren. De moeder heeft van [naam kind] en haar broer [naam 5] gehoord dat er over de moeder grappen worden gemaakt bij de vader thuis. Als bewijs hebben de kinderen geluidsopnames gemaakt. Uit nieuwsgierigheid heeft de moeder deze opnames vervolgens beluisterd.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] met haar broers [naam 5] en [naam 4] sinds 4 juli 2019 met een machtiging uithuisplaatsing bij de vader is geplaatst. Er is sprake van een jarenlange strijd tussen de ouders. De ouders diskwalificeren elkaar, hanteren zeer verschillende opvoedstijlen en hebben een verschillende beleving van de situatie. Het lukt hen niet om op een constructieve manier met elkaar over de kinderen te communiceren. Door de complexe scheiding van de ouders zitten de kinderen klem tussen de ouders. Dat geldt in het bijzonder voor [naam kind]. Daar komt bij dat [naam kind] al een geruime periode aangeeft dat zij bij de moeder wil wonen, terwijl [naam kind] met een machtiging van de kinderrechter bij de vader is geplaatst. [naam kind] voelt zich door haar vader niet begrepen en wil niet bij hem zijn. Feitelijk verblijft [naam kind] veel bij haar moeder.
In de briefrapportage van 10 juni 2022 heeft de GI de rechtbank verzocht om in overweging te nemen of het voor [naam kind] beter is dat zij bij haar moeder gaat wonen. Naar aanleiding van de beschikking van de rechtbank van 4 juli 2022 heeft de GI vervolgens voldaan aan de opdracht van de rechtbank om de wens van [naam kind] om bij de moeder te wonen en de bezwaren om bij de vader te wonen, nader te onderzoeken en hierbij haar behandelaar, mevrouw De Groot van de Forta Groep, te betrekken.
Uit de briefrapportage van de GI van 21 september 2022 is gebleken dat de relatie tussen [naam kind] en de vader zeer moeizaam verloopt. Er lijkt naar voren te komen dat er een voortdurende machtsstrijd gaande is tussen [naam kind] en haar vader. [naam kind] heeft aan mevrouw De Groot, voornoemd, verteld waarom zij zich onvoldoende begrepen voelt door haar vader. Dit mag echter niet gedeeld worden met de vader waardoor de situatie niet kan veranderen. Er is bij [naam kind] zorgelijk (conflictmijdend) gedrag zichtbaar.
De relatie van [naam kind] met de moeder is daarentegen erg hecht. [naam kind] lijkt zich door haar moeder meer begrepen te voelen en door de moeder als een gelijke te worden behandeld.
De behandelaar kan geen advies geven met betrekking tot een woonplek (bij de vader, bij de moeder of op een neutrale plek), omdat zij onvoldoende zicht heeft op de systemische verandermogelijkheden.
In voornoemde briefrapportage is verder aangegeven dat [naam 3] gesprekken met zowel de vader als de moeder belangrijk vindt. Het gesprek met de vader heeft inmiddels plaatsgevonden; het gesprek met de moeder zal volgen. Deze gesprekken zijn onder meer nodig om [naam kind] te leren om conflict-onderwerpen te bespreken en op te lossen. Zou zij dit niet leren dan zal zij hier waarschijnlijk de rest van haar leven last van blijven houden. Een belangrijk ander aspect is dat kinderen van gescheiden ouders moeten leren dat ze bij de ene ouder andere dingen kunnen halen dan bij de andere.
Bij de beoordeling van de vraag of een verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [naam kind] in haar belang is, houdt de rechtbank ook rekening met het door de GI overgelegde rapport van de Raad van 20 april 2022. Daarin heeft de Raad geadviseerd dat er geen perspectief is op een plaatsing van [naam kind] bij haar moeder. Dit advies is mede gebaseerd op de inhoud van de rapporten van de Raad van 22 juli 2021 en van het KSCD van 22 december 2020, waarin wordt aangegeven dat uit de onderzoeken is gebleken dat de moeder niet kan voorzien in een opvoedsituatie die tegemoetkomt aan de opvoedbehoeftes van [naam kind].
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het in de huidige situatie in het belang van [naam kind] is dat er rust en duidelijkheid voor haar komt. Het door [naam 3] geadviseerde vervolg van de behandeling, die mede bestaat uit aparte gesprekken met de vader en de moeder en verdere ondersteuning van [naam kind], zal de nodige tijd in beslag nemen. Om de tijd en rust hiervoor te waarborgen is het belangrijk dat er nu geen wijziging in de situatie van [naam kind] komt, waarin zij bij haar vader woont en haar moeder regelmatig ziet. Daarom zal de rechtbank het resterende deel van het verzoek van de GI toewijzen. Bij deze beslissing heeft de rechtbank ook het hierna vermelde over het hulpverleningstraject meegewogen.
Ten aanzien van het hulpverleningstraject overweegt de rechtbank als volgt. De ingezette hulpverlening vanuit de Forta Groep heeft zich tot nu toe vooral op [naam kind] gericht. De komende periode zal de behandeling van [naam kind] bij de Forta Groep worden voortgezet en zal zij worden ondersteund bij de gesprekken met haar vader. De rechtbank acht het echter ook in het belang van [naam kind] dat hulpverlening gericht op de ouders zal worden ingezet. De oplossing voor de zeer complexe situatie ligt immers bij de ouders, die ervoor moeten zorgen dat de druk die [naam kind] ervaart wordt weggenomen en dat zij onbelast contact met haar beide ouders kan hebben. De rechtbank verwacht daarom dat door de GI in overleg en samenspraak met de Forta Groep zo spoedig mogelijk hulpverlening in de thuissituatie bij beide ouders wordt ingezet. Daarmee kan er zicht komen op de interactie tussen [naam kind] en de ouders en [naam 4] en [naam 5] en de wijze waarop de verhoudingen tussen de gezinsleden binnen afzienbare termijn zouden kunnen worden verbeterd.
De rechtbank verwacht intussen van de moeder dat zij zich neerlegt bij de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de machtiging tot plaatsing van [naam kind] bij de vader en dat zij deze plaatsing ondersteunt. Ook zal de moeder zich meer bewust moeten worden van het effect van haar handelen op [naam kind]. De vader moet ook inzicht krijgen in zijn gedrag en het effect daarvan op [naam kind]. Daarbij acht de rechtbank het van belang dat de interactie tussen [naam kind] en de ouders wordt geobserveerd en de observaties met de ouders worden besproken. Daarmee kan voor de ouders duidelijk worden hoe bepaalde zaken op een puber als [naam kind] overkomen. Uit de kindgesprekken met [naam kind] blijkt immers dat zij van bepaalde zaken belevingen heeft, waarbij de ouders wellicht niet goed weten hoe haar beleving is. De vader hoort er bovendien als opvoeder en verzorger van [naam kind] van op de hoogte te zijn wat er bij [naam kind] speelt.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
Daarnaast acht de rechtbank het op grond van artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek ook noodzakelijk dat een bijzondere curator voor [naam kind] wordt benoemd nu de belangen van de met het gezag belaste ouders of één van hen in strijd zijn met die van [naam kind]. Teneinde de voortdurende strijd en de verstoorde communicatie tussen de ouders en tussen [naam kind] en haar vader in haar belang te doorbreken, dienen de belangen van [naam kind] zowel in als buiten rechte te worden vertegenwoordigd, vooralsnog voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De rechtbank zal een bijzondere curator benoemen met als opdracht:
- [naam kind] in en buiten rechte te vertegenwoordigen;
- het verloop van het ingezette hulpverleningstraject te bezien en te beoordelen of
andere hulpverlening passend kan zijn om de situatie te verbeteren;
- al het nodige te doen wat in het belang van [naam kind] is.
[naam 6], gezinspedagoog, jurist en mediator, heeft zich bereid verklaard deze benoeming te aanvaarden.
Om de bijzondere curator de benodigde informatie te verschaffen, zal de rechtbank de stukken waarover zij beschikt aan de bijzondere curator doen toekomen.
Mocht de GI te zijner tijd een verlengingsverzoek indienen, dan verzoekt de rechtbank nu alvast de bijzondere curator om uiterlijk een week voor de nog nader te bepalen zittingsdatum een schriftelijk verslag over haar standpunt aan de rechtbank te doen toekomen, met afschrift aan de belanghebbenden.
De benoeming tot bijzondere curator geldt voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 6 juli 2023.

De beslissing

De rechtbank:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de gezaghebbende vader tot
6 juli 2023;
benoemt tot bijzondere curator teneinde [naam kind] te vertegenwoordigen:
[naam 6], kantoorhoudende te [adres];
bepaalt dat deze benoeming geldt voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot
6 juli 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2022 door mr. A.A.J. de Nijs, voorzitter tevens kinderrechter, en
mr. G.M. Paling en mr. K.T.F. Chocolaad-de Bos, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 13 oktober 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.