Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- verzoekster;
- mevrouw [persoon A] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
- mevrouw S. van Rijn, werkzaam bij Van Rijn Bewind (hierna: beschermingsbewindvoerder).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door verzoekster, die mogelijk gedupeerd is in de kinderopvangtoeslag-affaire. Verzoekster heeft op 16 juni 2022 een verzoek ingediend om een schuldregeling aan te bieden aan haar schuldeisers, waaronder ING Bank N.V., die weigerde in te stemmen met de regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster twee preferente en vijftien concurrente schuldeisers heeft, met een totale schuld van € 56.092,00. Verzoekster heeft een regeling aangeboden die voorziet in een betaling van 31,74% aan de preferente en 15,87% aan de concurrente schuldeisers. Tijdens de zitting op 28 juli 2022 is de weigerende schuldeiser, ING, niet verschenen.
De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers afgewogen tegen de belangen van ING. De rechtbank concludeert dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoekster kan bieden, gezien haar parttime werk en de mogelijkheid om haar uren uit te breiden. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat veertien van de vijftien schuldeisers instemden met de regeling, wat de redelijkheid van de weigering van ING in twijfel trekt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van verzoekster en de instemmende schuldeisers zwaarder wegen dan die van ING.
De rechtbank heeft daarom het verzoek van verzoekster toegewezen en ING bevolen in te stemmen met de schuldregeling. ING is veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot, en het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en kan binnen acht dagen na de uitspraak in hoger beroep worden aangevochten.