ECLI:NL:RBROT:2022:8440

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2022
Publicatiedatum
12 oktober 2022
Zaaknummer
FT EA 22/521 en FT EA 22/522
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van een schuldregeling met ING Bank N.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een dwangakkoord, ingediend door een verzoeker die in financiële problemen verkeert. De verzoeker heeft een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waaronder ING Bank N.V., die echter weigerde in te stemmen met deze regeling. De verzoeker heeft twee concurrente schuldeisers met een totale vordering van € 113.769,77. Hij heeft een schuldregeling aangeboden die voorziet in een betaling van 1,48% aan de schuldeisers, gefinancierd door een saneringskrediet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker, die voor 52,45% arbeidsongeschikt is verklaard, zijn uiterste best heeft gedaan om een regeling te treffen en dat hij geen nieuwe schulden heeft gemaakt sinds zijn aanmelding bij de schuldhulpverlening.

ING Bank N.V. heeft in haar verweerschrift aangevoerd dat de wettelijke regeling van het dwangakkoord niet bedoeld is voor situaties waarin de weigerende schuldeiser het grootste deel van de schuldenlast vertegenwoordigt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de belangen van de verzoeker, die een stabiele oplossing voor zijn schuldenproblematiek zoekt, zwaarder wegen dan die van ING, die 99,3% van de totale schuldenlast vertegenwoordigt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het voorstel van de verzoeker goed gedocumenteerd en getoetst is door een onafhankelijke partij, en dat hij niet in staat is om meer te bieden dan het aangeboden percentage.

De rechtbank heeft het verzoek om ING te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en ING veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, aangezien verzoeker eerder in een dergelijke regeling heeft gezeten en niet voor de termijn van 10 jaar opnieuw kan worden toegelaten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en kan binnen acht dagen na de uitspraak worden aangevochten door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer 1] en [nummer 2]
uitspraakdatum: 25 augustus 2022
in de zaak van:
[naam verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 13 juni 2022, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- ING Bank N.V., c.q. Westland Utrecht Bank in behandeling bij Vesting Finance (hierna: ING);
die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
ING heeft voorafgaand aan de zitting een verweerschrift toegezonden. Hierin heeft zij aangegeven dat zij om proceseconomische redenen enkel schriftelijk verweer zal voeren.
Ter zitting van 17 augustus 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw [persoon A] , werkzaam bij de Gemeente Nissewaard (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw M. Dijkhof, werkzaam bij De Tweesprong Financial Services (hierna: beschermingsbewindvoerder).
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift twee concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 113.769,77 van verzoeker te vorderen.
Verzoeker heeft bij brief van 13 januari 2022 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 1,48% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn WIA-uitkering. Verzoeker is op 5 maart 2012 voor 52,45% arbeidsongeschikt verklaard. Verzoeker heeft altijd fysiek werk verricht en hij heeft geen opleiding afgerond, anders dan de haven vakschool. Uit het medisch rapport blijkt dat verzoeker niet langer in staat is om zwaar fysiek werk te verrichten en hij is niet opgeleid voor administratieve werkzaamheden. Verzoeker heeft aangegeven dat hij een nieuwe keuring heeft aangevraagd bij het UWV. Vanwege de wachtlijsten is verzoeker nog niet gekeurd. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn beschermingsbewindvoerder voldaan.
Eén schuldeiser stemt met de aangeboden schuldregeling in. ING stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 112.996,58 op verzoeker, welke 99,3% van de totale schuldenlast beloopt.

3..Het verweer

In haar verweerschrift heeft ING zich op het standpunt gesteld dat het verzoek dient te worden afgewezen. ING stelt daartoe dat de wettelijke regeling van het dwangakkoord niet is bedoeld voor een situatie waarin de weigerende schuldeiser het grootste deel van de totale schuldenlast vertegenwoordigen. In de visie van de ING heeft verzoeker voorts niet het maximaal haalbare aangeboden. De aangeboden regeling is immers gebaseerd op een WIA-uitkering, terwijl de inkomenspositie van verzoeker de komende tijd nog zou kunnen verbeteren daar verzoeker niet volledig is afgekeurd. ING wijst er daarbij op dat in de schuldsaneringsregeling wettelijke waarborgen bestaan om te verzekeren dat verzoeker voldoet aan zijn inspanningsverplichting voldoet.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van ING bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of ING in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van ING een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 99,3%.
Eén van de twee schuldeisers is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de gemeente Nissewaard. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in de gegeven omstandigheden in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker niet beschikt over betaald werk, ondanks het feit dat hij de afgelopen tijd veel sollicitatiebrieven heeft verstuurd. Verzoeker is op 5 maart 2012 voor 52,45% afgekeurd. Verzoeker heeft inmiddels een nieuwe keuring aangevraagd, maar staat hiervoor nog op de wachtlijst. Verzoeker heeft rugklachten, waardoor hij zich niet te veel fysiek kan inspannen. Verzoeker heeft altijd fysieke werkzaamheden uitgevoerd en heeft verder geen opleiding afgerond waarmee hij in aanmerking zou kunnen komen voor meer administratief werk. Voldoende aannemelijk is geworden dat hij in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan zijn huidige inkomen.
Indien geen – gedwongen – schuldregeling tot stand komt, dan zal ook het (subsidiaire) verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen worden. Immers, verzoeker heeft eerder in de wettelijke schuldsaneringsregeling gezeten en kan tot 29 oktober 2025 niet worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling in verband met de geldende 10-jaarstermijn. Indien hij voordien vanwege schuldenproblematiek failliet wordt verklaard, dan zal er voor de schuldeisers, alleen al gelet op de kosten van een faillissement, veel minder te verdelen zijn.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van de ING, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om de ING te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
ING zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt ING om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt ING in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2022. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.