Op 26 januari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, die onder beschermingsbewind staat, een schuldregeling heeft aangeboden aan zijn schuldeisers. Verzoeker had op 15 november 2021 een verzoek ingediend om toepassing van de schuldsaneringsregeling en een akkoord aangeboden aan zijn schuldeisers, waaronder de gemeente Rotterdam. De gemeente Rotterdam weigerde echter in te stemmen met de aangeboden regeling, omdat zij op grond van artikel 60c van de Participatiewet niet kon instemmen met een regeling die betrekking had op een boete- of fraudevordering die na 1 januari 2013 was ontstaan. Tijdens de zitting op 19 januari 2022 was de gemeente Rotterdam niet verschenen, terwijl negen van de tien schuldeisers wel instemden met de regeling.
De rechtbank heeft de belangen van de gemeente Rotterdam afgewogen tegen die van verzoeker en de overige schuldeisers. De rechtbank oordeelde dat de gemeente Rotterdam in redelijkheid niet kon weigeren in te stemmen met de schuldregeling, omdat de vordering van de gemeente slechts 25,7% van de totale schuldenlast vertegenwoordigde en de vordering ouder was dan vijf jaar. Bovendien was het voorstel goed gedocumenteerd en getoetst door een onafhankelijke partij, de Kredietbank Rotterdam. De rechtbank concludeerde dat de belangen van verzoeker, die zijn schuldenproblematiek vanuit een stabiele situatie wilde oplossen, zwaarder wogen dan die van de gemeente Rotterdam.
De rechtbank heeft daarom de gemeente Rotterdam bevolen in te stemmen met de aangeboden schuldregeling en veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. Tevens is het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat er nu een gedwongen schuldregeling is afgekondigd die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en kan binnen acht dagen na de uitspraak in hoger beroep worden aangevochten.