Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- verzoekster;
- de heer [persoon A] , werkzaam bij PLANgroep (hierna: schuldhulpverlening).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een dwangakkoord door verzoekster, die kampt met een problematische schuldensituatie. Verzoekster heeft een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, waaronder ABN Amro Bank N.V. (ABN), die weigerde in te stemmen met deze regeling. Verzoekster heeft op 1 juli 2022 een verzoek ingediend op basis van artikel 287a van de Faillissementswet, waarbij zij een schuldregeling voorstelde die voorzag in een betaling van 25,7% aan de preferente schuldeisers en 12,85% aan de concurrente schuldeisers. De totale schuldenlast bedroeg op dat moment € 13.341,08, waarvan ABN een vordering had van € 7.620,32, wat 65,02% van de totale schuldenlast vertegenwoordigde.
Tijdens de zitting op 17 augustus 2022 was ABN niet verschenen, ondanks dat zij behoorlijk was opgeroepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat vijf van de zes schuldeisers met de aangeboden regeling instemden, en dat het voorstel goed gedocumenteerd was en was getoetst door een onafhankelijke partij, PLANgroep. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die zich in een kwetsbare positie bevond door haar ziekte en de bijbehorende Ziektewetuitkering, afgewogen tegen de belangen van ABN. De rechtbank concludeerde dat de aangeboden regeling het uiterste was wat verzoekster kon bieden en dat de belangen van verzoekster en de andere schuldeisers zwaarder wogen dan die van ABN.
De rechtbank heeft daarom het verzoek van verzoekster toegewezen en ABN bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens is ABN veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot, aangezien verzoekster niet door een advocaat was bijgestaan. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en vervangt de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen, omdat verzoekster niet in de toestand verkeerde dat zij had opgehouden te betalen.