ECLI:NL:RBROT:2022:8439

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2022
Publicatiedatum
12 oktober 2022
Zaaknummer
FT EA 22/596 en FT EA 22/597
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van een schuldregeling met ABN Amro Bank N.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een dwangakkoord door verzoekster, die kampt met een problematische schuldensituatie. Verzoekster heeft een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, waaronder ABN Amro Bank N.V. (ABN), die weigerde in te stemmen met deze regeling. Verzoekster heeft op 1 juli 2022 een verzoek ingediend op basis van artikel 287a van de Faillissementswet, waarbij zij een schuldregeling voorstelde die voorzag in een betaling van 25,7% aan de preferente schuldeisers en 12,85% aan de concurrente schuldeisers. De totale schuldenlast bedroeg op dat moment € 13.341,08, waarvan ABN een vordering had van € 7.620,32, wat 65,02% van de totale schuldenlast vertegenwoordigde.

Tijdens de zitting op 17 augustus 2022 was ABN niet verschenen, ondanks dat zij behoorlijk was opgeroepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat vijf van de zes schuldeisers met de aangeboden regeling instemden, en dat het voorstel goed gedocumenteerd was en was getoetst door een onafhankelijke partij, PLANgroep. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die zich in een kwetsbare positie bevond door haar ziekte en de bijbehorende Ziektewetuitkering, afgewogen tegen de belangen van ABN. De rechtbank concludeerde dat de aangeboden regeling het uiterste was wat verzoekster kon bieden en dat de belangen van verzoekster en de andere schuldeisers zwaarder wogen dan die van ABN.

De rechtbank heeft daarom het verzoek van verzoekster toegewezen en ABN bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens is ABN veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot, aangezien verzoekster niet door een advocaat was bijgestaan. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en vervangt de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen, omdat verzoekster niet in de toestand verkeerde dat zij had opgehouden te betalen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer 1] en [nummer 2]
uitspraakdatum: 25 augustus 2022
in de zaak van:
[naam verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1..De procedure

Verzoekster heeft op 1 juli 2022, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- ABN Amro Bank N.V. (hierna: ABN);
die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
ABN heeft voorafgaand aan de zitting de rechtbank een bericht toegezonden.
Ter zitting van 17 augustus 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • de heer [persoon A] , werkzaam bij PLANgroep (hierna: schuldhulpverlening).
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift zes schuldeisers met zeven vorderingen, waarvan één preferente en zes concurrente vorderingen. Deze schuldeisers hebben ten tijde van het indienen van het verzoek dwangakkoord en toelating schuldsanering in totaal een bedrag van € 11.720,57 van verzoekster te vorderen.
Verzoekster heeft bij brief van 3 maart 2022 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 25,7% aan de preferente schuldeisers en 12,85% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. Ten tijde van de aanbiedingsbrief bedroeg de totale schuldenlast nog € 13.341,08.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Ziektewetuitkering. Verzoekster is in dienst bij de NS en heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor 32 uur per week. Verzoekster heeft zich ziekgemeld in verband met PTSS-klachten en ontvangt daarom thans een Ziektewetuitkering. Verzoekster wordt voor haar psychische klachten behandeld. Indien de behandeling aanslaat, kan verzoekster revalideren met betrekking tot haar fysieke klachten. Verzoekster heeft zich bij het UWV gemeld voor een keuring en staat hiervoor nog op de wachtlijst. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar budgetbeheerder voldaan.
Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat haar dochter van vijftien bij haar woont. Verzoekster heeft recht op kinderbijslag en kind gebonden budget, echter gaat dit nog naar haar ex-partner omdat hun dochter eerst bij hem stond ingeschreven. Verzoekster krijgt hulp van de gemeente om de kinderbijslag en het kind gebonden budget over te zetten, zodat zij deze gaat ontvangen.
Vijf schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. ABN stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 7.620,32 op verzoekster, welke 65,02% van de totale schuldenlast beloopt.

3..Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft ABN gesteld dat verzoekster niet in de toestand verkeert dat zij gerechtvaardigd heeft opgehouden te betalen. Evenmin is naar de mening van ABN sprake van een problematische schuldensituatie. ABN heeft het oorspronkelijke krediet geherstructureerd, zodat de lening aansluit bij de betaalcapaciteit van verzoekster, waarbij zo veel mogelijk rekening is gehouden met de Nibud-normen. ABN is overigens nog steeds bereid een minnelijke regeling met verzoekster te treffen.
ABN heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de aangeboden regeling niet goed is gedocumenteerd en dat deze onvoldoende financieel transparant is. ABN zou vragen hebben gesteld, welke niet door schuldhulpverlening zijn beantwoord. In de visie van ABN heeft verzoekster voorts niet het maximaal haalbare aangeboden. Verzoekster zou hard bezig zijn om te werken aan haar herstel en gaat nog gekeurd worden. Op basis van deze informatie kan ABN niet concluderen dat verzoekster het maximaal haalbare aan heeft geboden.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft ABN geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van ABN bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of ABN in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van ABN een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 65,02%.
Een ruime meerderheid van het aantal schuldeisers, namelijk vijf van de zes schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten PLANgroep. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft voor 32 uur per week, maar zich zeik heeft gemeld en daarom thans een Ziektewetuitkering ontvangt. Verzoekster is onder behandeling voor haar psychische klachten. Indien de behandeling aanslaat, kan verzoekster gaan revalideren ten aanzien van haar medische klachten en haar werkzaamheden mogelijk hervatten. Voldoende aannemelijk is geworden dat verzoekster in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan haar huidige inkomen.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoekster het maximale ten behoeve van haar schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoekster zit in budgetbeheer. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van ABN, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om ABN te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
ABN zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt ABN om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt ABN in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2022. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.