ECLI:NL:RBROT:2022:8396

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
10-017019-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vriend-in-noodfraude met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 oktober 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van vriend-in-noodfraude. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden voor poging tot oplichting in vereniging en oplichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich via WhatsApp voordeed als het kind van de slachtoffers, waardoor zij hen tot het overmaken van geld hebben bewogen. De rechtbank heeft een uitgebreide bewijsmotivering gegeven, waarbij ook het bewijs dat door burgers was verzameld, werd besproken. De verdachte werd vrijgesproken van een derde ten laste gelegd feit, namelijk witwassen van luxe kleding en schoenen, omdat er onvoldoende bewijs was om dit te ondersteunen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en de reeds ingezette hulpverlening. De rechtbank heeft besloten om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten, gezien de positieve ontwikkeling van de verdachte in zijn hulpverleningstraject. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld, waarbij de vordering van de eerste benadeelde partij niet-ontvankelijk werd verklaard, terwijl de vordering van de tweede benadeelde partij werd toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-017019-21
Datum uitspraak: 10 oktober 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ,
raadsvrouw mr. W.M. Shreki, advocaat te Rotterdam

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 september 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd komen de verwijten onder 1 en 2 er op neer dat de verdachte mensen zou hebben opgelicht door zich via de WhatsApp voor te doen als hun in betalingsnood verkerende kind; deze modus operandi staat bekend als de vriend-in-noodfraude. Onder 3 wordt de verdachte eveneens verweten dat hij (tezamen en in vereniging met een ander) iemand heeft geprobeerd op te lichten door vriend-in-noodfraude en onder 4 wordt hem witwassen van luxe kleding en schoenen verweten.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.M. Bonnes heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 240 uur met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijsmateriaal

4.1.
Vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Toen de verdachte op 9 juni 2021 werd aangehouden als verdachte in een ander onderzoek had hij twee telefoons in zijn bezit. Op één van die telefoons, de Samsung-telefoon, zijn chatgesprekken aangetroffen die op dezelfde dag met twee aangevers van vriend-in-noodfraude zijn gevoerd. Omdat ook nog is gebleken van contact via Snapchat tussen de beide telefoons kan worden bewezen dat de verdachte de vriend-in-noodfraude heeft gepleegd.
4.1.2.
Beoordeling
Uit het dossier blijkt dat de verdachte toen hij werd aangehouden een telefoon in zijn hand had en dat er een telefoon in zijn broekzak zat. De verdachte heeft tijdens de inhoudelijke behandeling van de zitting verklaard dat hij de Samsung-telefoon waarop de chatgesprekken met de aangevers zijn aangetroffen pas kort voor de aanhouding overhandigd kreeg van een vriend die naast hem stond. Hij mocht die telefoon van de politieambtenaren niet meer teruggeven nadat hij was aangehouden.
De rechtbank stelt vast dat de iPhone aan de verdachte te linken is, omdat er onder andere foto’s van hem op dat toestel zijn aangetroffen en omdat de telefoonnummers van zijn moeder in dat toestel zijn opgeslagen onder de naam ‘Mamsie’. De officier van justitie stelt dat de verdachte de iPhone in zijn hand had en dat de Samsung telefoon in de broekzak van de verdachte is aangetroffen. Uit de verklaring van de verdachte kan worden afgeleid dat het volgens hem andersom was: de iPhone zat in zijn broekzak en de Samsung-telefoon had hij in zijn hand, omdat een vriend hem kort voor zijn aanhouding iets op die telefoon liet zien.
Uit het dossier kan niet worden afgeleid welke telefoon in de hand van de verdachte en welke telefoon in de broekzak van de verdachte is aangetroffen. De rechtbank kan niet uitsluiten dat de verklaring van de verdachte dat de telefoon van een vriend is die naast hem stond, niet klopt. Gelet op het voorgaande kan het onder 1 ten laste gelegde niet worden bewezen.
4.1.3.
Conclusie
De verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen onder 1 aan hem ten laste is gelegd.
4.2.
Bewijswaardering met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde
4.2.1.
Wat is er gebeurd?
De politie heeft op 25 augustus 2020 rond 17.00 uur een melding gekregen van [naam 1] . [naam 1] maakte toentertijd een televisieprogramma over oplichters. In het [naam hotel] aan [adres 1] zou volgens [naam 1] op dat moment vriend-in-nood fraude worden gepleegd, waarbij fraudeurs in de veronderstelling verkeerden dat zij een slachtoffer veel geld afhandig maakten.
[naam 1] was benaderd door [naam 2] die op haar beurt weer via de WhatsApp was benaderd door een onbekende die zich voordeed als haar kind en facturen had die dringend moest worden betaald. [naam 2] had geen kinderen, aldus [naam 1] . [naam 1] heeft verklaard dat hij met [naam 2] heeft afgesproken dat zij de “oplichters” zou aanbieden om zelf het geld voor die facturen van haar bankrekening te halen. Zij zou dan een door de televisiemakers gemaakte namaak-bankapp met de inlogcodes aan de “oplichters” verstrekken.
Deze applicatie creëerde een namaak-bankomgeving, waardoor het alleen leek of er geld werd overgemaakt. De app maakte ook video’s van drie seconden van degene die met de app (nep)geld overmaakte. Deze video’s, gegevens over de overboekingen en de GPS- locaties werden doorgestuurd naar [naam 3] , de medewerker van [naam 1] die de app had gemaakt. Zodoende kon [naam 1] weten waar de oplichters waren en op welk moment zij (nep)geld overmaakten naar andere bankrekeningen en kon hij een foto van de “oplichters” laten zien.
De politieambtenaren zijn op 25 augustus 2020 om 18.10 uur tezamen met [naam 1] het hotel binnengegaan. De baliemedewerker van het hotel heeft de verdachte en de medeverdachte herkend van een foto die [naam 1] had verkregen via de bankapp. De baliemedwerker heeft het kamernummer gegeven. De politieambtenaren zijn daarop naar die hotelkamer gegaan. In die kamer werden omstreeks 18.29 uur vijf personen aangetroffen, de verdachten en nog drie anderen. Allen werden aangehouden. In de hotelkamer werden naast luxe kleding en schoenen ook zeven telefoons aangetroffen. Op alle telefoons zijn sporen van vriend-in-noodfraude aangetroffen.
4.2.2.
De resultaten van het opsporingsonderzoek
[naam 1] heeft aangifte gedaan namens [naam 2] en een kopie van het chatgesprek overgelegd dat de “oplichters” met [naam 2] zouden hebben gevoerd. [naam 3] is gehoord en hij heeft informatie overgelegd die naar zijn zeggen van de bankapp afkomstig was. Het betreft een transactieoverzicht met tijdstippen waarop de “oplichters” probeerden geld over te maken en videobestanden van de “oplichters” die de bankapp bedienden van diezelfde momenten. Uit het desbetreffende proces-verbaal blijkt dat de transacties via de bankapp en de videobeelden beginnen om 15.58 uur en eindigen om 18.32 uur. De tijdstippen van de fictieve transacties komen precies overeen met de tijdstippen waarop de videobeelden zijn gemaakt. De verbalisant heeft op die videobeelden steeds de verdachte en daarnaast in een aantal gevallen de verdachte en de medeverdachte herkend. Op de beelden die zijn gemaakt op de tijdstippen van de transacties zijn geen anderen te zien.
Van de zeven telefoons die in de hotelkamer werden gevonden konden er vijf worden herleid tot de vijf aanwezigen. De verdachte heeft verklaard dat de telefoon met de gebruikersnaam
[gebruikersnaam 3]van hem was. De medeverdachte heeft verklaard dat hij een rode iPhone XR had. In de hotelkamer is een rode iPhone XR aangetroffen met de gebruikersnaam
shakursphonewaarop foto’s van de medeverdachte stonden. Shakur is de voornaam van de medeverdachte. Op deze telefoon was de hierboven bedoelde bankapp geïnstalleerd.
Twee telefoons, namelijk een met de gebruikersnaam
[gebruikersnaam 1]en een met gebruikersnaam
[gebruikersnaam 2]konden niet onmiddellijk naar de betrokkenen worden herleid. Op de telefoon van [gebruikersnaam 1] is echter wel het chatgesprek met [naam 2] aangetroffen alsmede de bankapp. Uit het chatgesprek blijkt dat het eerste
phishing-bericht (‘hoii mam..’) naar [naam 2] is gestuurd om 14.14 uur, de vraag om drie facturen te betalen om 14.50 uur, terwijl [naam 2] om 15.40 uur de inlogcodes en de link met de vindplaats van de bankapp heeft doorgestuurd.
Uit onderzoek naar de historische gegevens van de zeven telefoons is gebleken dat de telefoons van de verdachte en de medeverdachte en de telefoons op naam van [gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 2] op 24 en 25 augustus 2020 meermalen rond dezelfde tijdstippen dezelfde masten aanstralen in Rotterdam, aanvankelijk in de buurt van de Ameidestraat en vanaf ongeveer 13.30 aan of in de directe omgeving van [straatnaam] . Uit de camerabeelden van het hotel is gebleken dat de verdachte en de medeverdachte om 13.38 uur het [naam hotel] aan [straatnaam] binnenkomen. De telefoons die zijn toe te schrijven aan de drie andere personen die rond 18.30 uur in de hotelkamer werden aangetroffen, bevonden zich op 25 augustus 2020 op diverse plekken in Rotterdam maar in elk geval in de middag van 25 augustus 2020 niet in de buurt van de telefoons van de verdachte en de medeverdachte. De telefoon van een van die andere personen maakt (pas) om 18.12 uur verbinding met een zendmast aan [straatnaam] . Zij worden op dat moment ook door de politieambtenaren op straat voor het hotel gezien, waar zij [naam 1] als televisiepersoonlijkheid hebben herkend en selfies met hem hebben gemaakt. Op de camerabeelden van het hotel is te zien dat zij kort daarna het hotel zijn binnengegaan.
4.2.3.
Burgeropsporing
Standpunt van de verdediging
Bij het onderhavige opsporingsonderzoek is gebruik gemaakt van door [naam 1] en zijn medewerkers verzameld bewijsmateriaal. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat dit bewijsmateriaal niet bij de bewijsbeslissing mag worden gebruikt aangezien [naam 1] en zijn medewerkers burgers zijn, zij bij het verkrijgen van het bewijsmateriaal strafbare feiten hebben gepleegd, zij inbreuk hebben gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte en de medeverdachte en hun handelen niet aan een onafhankelijk onderzoek is onderworpen. Verder heeft [naam 1] aangifte gedaan namens [naam 2] maar is niet gebleken dat hij daartoe door [naam 2] is gemachtigd. De verklaring van [naam 1] mag niet bij de bewijsbeslissing worden gebruikt, aldus de verdediging.
Oordeel van de rechtbank
Onder omstandigheden dient bewijsmateriaal dat door burgers is verzameld van gebruik bij de bewijsbeslissing te worden uitgesloten. Dat is het geval als er sprake is van schending van algemene beginselen van een behoorlijke procesorde of veronachtzaming van de processuele rechten van de verdediging. Maar als uitgangspunt heeft te gelden dat bewijsmateriaal dat door burgers is verzameld bij de bewijsbeslissing mag worden gebruikt. Onrechtmatig of strafbaar handelen door die burgers bij het verzamelen van dat bewijsmaterieel doet daar in beginsel niet aan af. Dat laatste is anders als opsporingsambtenaren of ambtenaren van het Openbaar Ministerie enig invloed hebben gehad op de verkrijging van dat bewijsmateriaal (HR 14 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AE9038). Gesteld noch gebleken is dat politie of Openbaar Ministerie enige invloed op de opsporing van de verdachte door [naam 1] hebben gehad.
Verder is de rechtbank van oordeel, dat [naam 1] en zijn medewerkers met de bankapp de telefoon van [gebruikersnaam 1] zijn binnengedrongen. Dit kan alleen mogelijk onrechtmatig zijn
jegens de verdachte en de medeverdachteals zij die telefoon op dat moment in gebruik hebben gehad. De rechtbank is, gelet op de resultaten van het opsporingsonderzoek als beschreven onder 4.2.2 van oordeel dat zij die telefoon inderdaad gedurende het gehele
phishingchatgesprek in gebruik hebben gehad, dus ook op het moment dat de bankapp werd geïnstalleerd. Anders gezegd, bewezen is dat zij de bankapp op de telefoon van [gebruikersnaam 1] hebben geïnstalleerd. Daarbij zijn zij onder valse voorwendselen, namelijk: dit is de bankapp van [naam 2] waarmee geld kan worden overgemaakt, overgehaald om de installatie van de app te autoriseren en onder die valse voorwendselen hebben zij toestemming gegeven voor het gebruik van de camera. Aldus zijn [naam 1] en zijn medewerkers ook met het aannemen van een valse hoedanigheid in de telefoon van [gebruikersnaam 1] binnengedrongen. Maar zij hebben dit gedaan nadat de verdachte en de medeverdachte zelf het initiatief hadden genomen om [naam 2] met een nogal evidente poging tot oplichting te benaderen: ‘hoii mam…’, terwijl [naam 2] geen kinderen heeft, terwijl de app pas is doorgestuurd ná de vraag van de verdachte en de medeverdachte om drie facturen te betalen. Niet is gebleken dat [naam 1] en zijn medewerkers verder zijn gegaan dan nodig om de bedriegers aan de kaak te stellen. Of daarmee de wederrechtelijkheid aan hun handelen ontbreekt, kan in het midden blijven. Het gaat erom dat aldus naar het oordeel van de rechtbank geen algemene beginselen van een behoorlijke rechtsorde zijn geschonden en geen processuele rechten van de verdediging zijn veronachtzaamd.
Wat betreft het door de verdediging aangevoerde onafhankelijke onderzoek begrijpt de rechtbank de verdediging zo, dat de burgeropsporing door een onafhankelijke opsporingsinstantie zou moeten worden gecontroleerd alvorens het bewijsmateriaal toelaatbaar is. Maar dit is een eis die het recht zo algemeen geformuleerd niet kent.
Ten slotte is de verklaring van [naam 1] afgelegd ten overstaan van een opsporingsambtenaar. Het bewijsmiddel is het desbetreffende proces-verbaal. De rechtbank kan kennisnemen van dat bewijsmiddel en dit bij de bewijsbeslissing gebruiken. De waardering van de inhoud is aan de rechtbank voorbehouden.
Conclusie
De rechtbank verwerpt het verweer in al zijn onderdelen.
4.3.
Bewijswaardering met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde
4.3.1.
Standpunt van de verdediging
De verdachte ontkent betrokkenheid bij dit feit en hij ontkent dat hij het toestel waarmee het feit is gepleegd in zijn bezit heeft gehad. Omdat overige aanwijzingen voor zijn betrokkenheid ontbreken, dient hij van het onder 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
4.3.2.
Beoordeling
De aangeefster [naam aangeefster] is op 17 juli 2020 via WhatsApp benaderd met het telefoonnummer eindigend op -[nummer 1] door iemand die zich voordeed als haar dochter. Zij heeft op verzoek van die persoon meerdere geldbedragen overgeschreven terwijl zij dacht dat zij daarmee haar dochter hielp, hetgeen niet zo bleek te zijn.
Het telefoonnummer eindigend op -1523 was op dat moment in gebruik bij één van de telefoons die, zoals hierboven in paragraaf 4.3.1. nader is beschreven, is aangetroffen in de hotelkamer waar onder anderen de verdachte op 25 augustus 2020 is aangehouden, te weten de telefoon van [gebruikersnaam 2] . Daarnaast speelt nog het onder 4.3.2. omschreven gegeven mee dat deze telefoon op 25 augustus 2020 steeds in de buurt heeft verkeerd van de verdachte en de medeverdachte en niet bij de andere drie in de hotelkamer aangetroffen personen. Tijdens de doorzoeking van de (slaap)kamer van de verdachte zijn verder negen simkaarthouders van Lebara-simkaarten aangetroffen. Drie van die simkaarten zijn, net de simkaart van het telefoonnummer eindigend op - [nummer 1] , gebruikt in de telefoon van [gebruikersnaam 2] en één van die negen simkaarten is gebruikt in de mobiele telefoon van de verdachte. De verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat alleen zijn eigen spullen in de kamer hebben gelegen.
De rechtbank is gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de telefoon van [gebruikersnaam 2] in gebruik had en dus het onder 2 ten laste gelegde heeft gepleegd. Bij deze omstandigheden mag van de verdachte verwacht worden dat hij een verklaring aflegt over (het gebruik van) die telefoon. Nu die verklaring is uitgebleven, komt de rechtbank op grond van het voorgaande tot een veroordeling ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.
4.3.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
4.4.
Vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde
4.4.1.
Standpunt officier van justitie
Alle goederen die in de tenlastelegging zijn vermeld, zijn aangetroffen in de hotelkamer of in de slaapkamer van de verdachte. De verdachte heeft de goederen die in de hotelkamer zijn aangetroffen en die van hem kunnen zijn, aangevinkt op foto’s in zijn politieverhoren. De verdachte heeft pas op zitting verklaard dat hij de goederen ofwel heeft gekregen ofwel heeft gekocht van geld dat hij van zijn familie en vrienden voor zijn verjaardag heeft gekregen. Die verklaring is te laat afgelegd en onvoldoende verifieerbaar.
4.4.2.
Beoordeling
De rechtbank moet vaststellen dat de aangetroffen goederen niet direct aan een onderliggend verwervingsdelict zijn te koppelen. Evenmin is er – zoals te doen gebruikelijk bij een verdenking van witwassen – onderzoek gedaan naar de inkomens- en vermogenspositie van de verdachte. De verklaring van de verdachte, dat hij de goederen of het geld waarmee hij de goederen heeft gekocht, van familie en vrienden heeft gekregen, is niet zonder meer onaannemelijk. Hierbij is ook relevant dat er weliswaar enkele dure kledingstukken en schoenen zijn aangetroffen, maar ook spullen met een gemiddelde waarde of slechts een bon van een tas, terwijl niet is vastgesteld dat de verdachte die tas heeft betaald. Gelet op het voorgaande kan het ten laste gelegde niet worden bewezen.
4.4.3.
Conclusie
Het onder 4 ten laste gelegde kan niet wettig en overtuigend worden bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
Hij op 17 juli 2020 te Rotterdam en/of Hoofddorp, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de navolgende persoon/aangever:
[naam aangeefster]
heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, te weten in totaal 4953,40 euro , door:
- middels een mobiel telefoonnummer contact op te nemen en zich daarbij voor te doen als een kind van die [naam aangeefster] en- door die [naam aangeefster] (liefkozend/affectief) aan te spreken/berichten te sturen met woorden als “ma” en “mam” en door het versturen van emoticons (zoals smileys en/of hartjes en kusjes) naar die [naam aangeefster] en
- voor te wenden dat dit kind van telefoon(nummer) is veranderd en niet bij (de) eigen bankrekening/internetbankieren kan, en
- ( vervolgens) te vragen aan de aangever/slachtoffer om bepaalde geldbedragen voor te schieten vanwege openstaande facturen die (met spoed) betaald moesten worden, en
- de gegevens van de bankrekeningen van andere personen te versturen naar voornoemd
(e
)slachtoffer/aangever en- aldus
dit/deze voornoemde slachtoffer/aangever te bewegen om geldbedragen aan anderen dan het slachtoffer ‘te betalen’ en/of over te schrijven op
eenbankrekening van anderen dan het slachtoffer;
3.
Hij op 25 augustus 2020, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander ,
ter uitvoering van het door hun voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 2] , te bewegen tot afgifte van enig geldbedrag , hebbende verdachte en/of zijn mededader telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- middels een mobiel telefoonnummer contact opgenomen met die [naam 2] , en zich daarbij voorgedaan als een kind van die [naam 2] , althans van een of meer perso(o)n(en) en
- die [naam 2] , (liefkozend/affectief) aangesproken/berichten verstuurd met woorden als “mam” en emoticons (zoals hartjes) naar die [naam 2] verstuurd en
-voorgewend dat dit kind niet bij (de) eigen bankrekening/internetbankieren kan, en
-aan [naam 2] verzocht om openstaande facturen (van 1236,55 euro) voor te schieten en/of te betalen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
2.
oplichting;
3.
poging tot oplichting terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft één persoon opgelicht via vriend-in-noodfraude en in een tweede geval heeft hij samen met een medeverdachte een poging daartoe gedaan.
De slachtoffers zijn via WhatsApp benaderd terwijl de verdachte zich voordeed als het kind van de aangeefster. Daarbij deed hij het voorkomen dat hij net een nieuw telefoonnummer had waardoor hij niet kon internetbankieren.
In het eerste geval heeft de aangeefster, die in de veronderstelling verkeerde dat zij haar dochter uit de brand hielp door rekeningen te betalen, bijna vijfduizend euro betaald.
In het tweede geval deed de aangeefster het voorkomen alsof zij de inloggegevens van haar spaarrekening doorstuurde naar de verdachten. Zij hebben vervolgens in het tijdsbestek van nog geen twee uur geprobeerd om via die namaak-bankomgeving ruim € 64.000,- over te boeken.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij doelbewust misbruik heeft gemaakt en heeft geprobeerd te maken van het vertrouwen van ouders in hun kinderen. In de regel zullen ouders geneigd zijn hun kinderen te hulp te schieten als zij in (financiële) nood verkeren. Daarnaast wordt door deze vorm van oplichting het vertrouwen ondermijnd dat door consumenten moet kunnen worden gesteld in het (mobiele) dienstenverkeer.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
2 september 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
21 september 2022. Dit rapport houdt – onder meer en voor zover van belang – het volgende in.
Uit ons onderzoek komt naar voren dat het sociale netwerk en de (pro-criminele) houding van de verdachte delictrelateerde en risicoverhogende factoren zijn. Het vermoeden bestaat dat de verdachte aangetrokken wordt tot het verdienen van ‘snel geld’. Het risico op herhaling wordt ingeschat als hoog, het risico op letselschade wordt ingeschat als gemiddeld en het risico op onttrekking aan de voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld-hoog. De verdachte heeft inmiddels zelfstandig hulp gezocht bij de gemeente, omdat hij graag begeleid wil wonen en hulp nodig heeft bij het regelen van zijn praktische zaken. Hij wordt ondersteund door Youz. Dat is een positieve ontwikkeling, omdat de verdachte zich in het verleden veelal onttrok aan begeleiding en behandeling. De reclassering ziet de noodzaak om de verdachte binnen een forensisch kader te begeleiden. De verdachte heeft een stevig forensisch kader nodig om de kans op herhaling te verminderen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal tot gevolg hebben dat de huidige ingezette hulpverlening doorbroken wordt, hetgeen onwenselijk is. Geadviseerd wordt om het volwassenenstrafrecht toe te passen en een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst en brutaliteit van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarvoor is het volgende van belang.
De verdachte is relatief jong en werkt nu mee met de benodigde hulpverlening, wat het herhalingsgevaar kan verkleinen. De lopende hulpverlening zal door een onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden doorbroken. De reclassering adviseert een voorwaardelijke straf, nu zij begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht.
Daarnaast is er sprake van een geringe overschrijding van de redelijke termijn. De verdachte is in de onderhavige zaak op 26 augustus 2020 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen. Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden. Tussen 26 augustus 2020 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van twee jaar en zesenveertig dagen. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van zesenveertig dagen. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden.
Gelet op de (relatief beperkte) overschrijding van de redelijke termijn, de eis van de officier van justitie, de jonge leeftijd van de verdachte en de al ingezette hulpverlening zal de rechtbank in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

Aan dit vonnis is als bijlage een lijst gehecht van de in beslag genomen voorwerpen, waarvan de inhoud als hier ingelast dient te worden beschouwd. Op de voorwerpen met nummers 4, 14 en 28 tot en met 38 ligt ook conservatoir beslag
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen goederen met de:
  • nummers 3 (iPhone 7) en 27 (Rabobank elektronica) verbeurd te verklaren;
  • nummers 10 (Mister Tee shirt), 12 (2x ondergoed), 22 (broek Under Armour), 24 (zwart shirt Feyenoord), 25 (zwart shirt The North Face) en 26 (zwarte tas, stof) terug te geven aan de verdachte.
De overige goederen dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
8.2.
Standpunt verdediging
De goederen waar klassiek beslag op ligt zijn niet van de verdachte.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen met nummer 1 en 3 zullen worden verbeurd verklaard. De bewezen feiten zijn met behulp van deze voorwerpen begaan.
De verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie op 15 juli 2021 verklaard dat de voorwerpen met nummers 10 (Mister Tee shirt), 12 (2x ondergoed), 22 (broek Under Armour), 24 (zwart shirt Feyenoord), 25 (zwart shirt The North Face) en 26 (zwarte tas, stof) van hem zijn, zodat die goederen aan hem zullen worden teruggegeven.
Met betrekking tot de overige goederen (nummers 2, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 14, 15, 17, 18, 19, 20, 21, 23 en 27 t/m 38) geldt dat niet men niet heeft kunnen vaststellen aan wie deze voorwerpen toebehoren. De bewaring zal worden gelast ten behoeve van de rechthebbende, nu op dit moment geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De rechtbank beslist uitsluitend ten aanzien van het gelegde strafvorderlijke beslag (94 Sv). Over het conservatoir beslag dat rust op de voorwerpen met nummers 4, 14 en 28 tot en met 38 neemt de rechtbank geen beslissing genomen.

9..Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 1] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.748,10 aan materiële schade.
Tevens heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 2] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 4.655,73 aan materiële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van beide vorderingen.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor beide feiten zodat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
9.3.
Beoordeling
De benadeelde partij [naam benadeelde 1] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde feit geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.
Nu de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot nu toe worden begroot op nihil.
Aangezien is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
De benadeelde partij [naam benadeelde 2] heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 17 juli 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot nu toe begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 2] een schadevergoeding betalen van
€ 4.655,73, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 47, 57, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderd veertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
232 (tweehonderd tweeëndertig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
116 dagen;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde spant zich in voor ambulante begeleiding die hij van Youz ontvangt en hij houdt zich aan de afspraken met zijn begeleider. De begeleiding is al gestart en zal de gehele proeftijd duren, of zoveel korter als de reclassering in overleg met Youz verantwoord vindt;
3. de veroordeelde zal verblijven in de instelling voor begeleid wonen/maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, en zal zich houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld. Het verblijf duurt de gehele proeftijd, of zoveel korter als de directeur van die instelling en de reclassering verantwoord vinden;
4. de veroordeelde zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, hij geef de reclassering inzicht in zijn financiën en zijn schulden;
5. de veroordeelde heeft een inspanningsverplichting om mee te werken aan het verkrijgen en behouden van een legitieme bron van inkomen, werk en/of opleiding, zolang de reclassering dat noodzakelijk vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 2: het voorwerp dat op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst is genummerd 1;
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 3: het voorwerp dat op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst is genummerd 3;
- gelast de teruggave aan de verdachte van: de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 10, 12, 22, 24, 25 en 26;
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 2, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 14, 15, 17, 18, 19, 20, 21, 23 en 27 t/m 38).
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde 1] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] , te betalen een bedrag van
€ 4.655,73 (zegge: vierduizend zeshonderd vijfenvijftig euro en drieënzeventig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 17 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde 2] te betalen
€ 4.655,73 (hoofdsom zegge: vierduizend zeshonderd vijfenvijftig euro en drieënzeventig cent)vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 4.655,73 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
56 (zesenvijftig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. F.A. Hut en J.C. Tijink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Hij op of omstreeks 9 juni 2021 te Spijkenisse en/of Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel en/of Purmerend, althans in Nederland meermalen, althans eenmaal,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en), wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meerdere perso(o)n(en)/aangever(s), onder wie de navolgende perso(o)n(en)/aangever(s):
[naam aangever 1] en/of [naam aangever 2]
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het verlenen van een dienst en/of het ter beschikking stellen van gegevens en/of het aangaan van een
schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van een hoeveelheid geld, te weten in totaal 1000,- euro en/of 1748,10 euro, in elk geval enig geldbedrag, althans enig goed, door:
-middels een (mobiel) telefoonnummer contact op te nemen die [naam aangever 1] en/of [naam aangever 2] en zich daarbij voor te doen als een familielid/kind van die [naam aangever 1]
en/of [naam aangever 2] en/of
-door die [naam aangever 2] (liefkozend/affectief) aan te spreken en/of berichten te sturen met woorden als “pap” en/of door het versturen van emoticons (zoals smileys en/of
sad face en/of hartjes) naar die [naam aangever 2] en/of
-door die [naam aangever 1] (liefkozend/affectief) aan te spreken en/of berichten te sturen met woorden als “pap” en/of door het versturen van emoticons (zoals
hartjes) naar die [naam aangever 1] en/of als [naam aangever 1] een (controle)vraag stelt over zijn geboortedatum het bericht te beantwoorden met: “ik heb je echt nodig
vraag je met dit ik ben echt serieus” en/of
-voor te wenden dat deze/dit familielid/kind van provider en/of abonnement en/of telefoonnummer is veranderd en/of niet bij (de) eigen bankrekening/internetbankieren kan, en/of
-(vervolgens) te vragen aan de aangever(s)/slachtoffer(s) om (bepaalde) geldbedragen voor te schieten vanwege (een) openstaande factu(u)r(en) die (met spoed) betaald moest(en) worden, en/of
-de gegevens van de bankrekening(en) van (een) ander(e) perso(o)n(en) te versturen naar voornoemde slachtoffer(s)/aangever(s) en/of
-aldus deze voornoemde slachtoffer(s)/aangever(s) te bewegen om (een) geldbedrag(en) aan (een) ander(en) dan het slachtoffer ‘te betalen’ en/of over te schrijven op bankrekeningen van (een) ander(en) dan het slachtoffer;
art. 326 Sr
2.
Hij op of omstreeks 17 juli 2020 te Rotterdam en/of Hoofddorp, althans in Nederland meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en), wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meerdere perso(o)n(en)/aangever(s), onder wie de navolgende perso(o)n(en)/aangever(s):
[naam aangeefster]
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het verlenen van een dienst en/of het ter beschikking stellen van gegevens en/of het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van een hoeveelheid geld, te weten in totaal 4953,40 euro of 642,50 euro en/of 480,90 euro en/of 1240,- euro en/of 2200,- euro en/of 390,- euro, in elk geval enig geldbedrag, althans enig goed, door:
- middels een mobiel telefoonnummer contact op te nemen en zich daarbij voor te doen als een familielid/kind van die [naam aangeefster] en/of
-door die [naam aangeefster] (liefkozend/affectief) aan te spreken/berichten te sturen met woorden als “ma” en/of “mam” en/of door het versturen van emoticons (zoals smileys en/of hartjes en/of kusjes) naar die [naam aangeefster] en/of
-voor te wenden dat deze/dit familielid/kind van provider en/of abonnement en/of telefoon(nummer) is veranderd en/of niet bij (de) eigen bankrekening/internetbankieren kan, en/of
-(vervolgens) te vragen aan de aangever(s)/slachtoffer(s) om (bepaalde) geldbedragen voor te schieten vanwege (een) openstaande factu(u)r(en) die (met spoed) betaald moest(en) worden, en/of
-de gegevens van de bankrekening(en) van (een) ander(e) perso(o)n(en) te versturen naar voornoemde slachtoffer(s)/aangever(s) en/of
-aldus deze voornoemde slachtoffer(s)/aangever(s) te bewegen om (een) geldbedrag(en) aan (een) ander(en) dan het slachtoffer ‘te betalen’ en/of over te schrijven op bankrekeningen van (een) ander(en) dan het slachtoffer;
art. 326 Sr
3.
Hij op of omstreeks 25 augustus 2020, te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
ter uitvoering van het door hem/hun voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 2] , althans een of meer perso(o)n(en) te bewegen tot afgifte van enig geldbedrag en/of het aangaan van een schuld en/of tot afgifte van enig goed (te weten 1236,55 euro en/of 43.000,- euro/64.879,43 euro), in elk geval enig geldbedrag, althans enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- middels een mobiel telefoonnummer contact opgenomen met die [naam 2] , althans een of meer perso(o)n(en) en zich daarbij voorgedaan als een familielid/kind van die [naam 2] , althans van een of meer perso(o)n(en) en/of
-die [naam 2] , althans een of meer perso(o)n(en) (liefkozend/affectief) aangesproken/berichten verstuurd met woorden als “mam” en/of emoticons (zoals hartjes) naar die [naam 2] , althans een of meer perso(o)n(en), verstuurd en/of
-voorgewend dat deze/dit familielid/kind niet bij (de) eigen bankrekening/internetbankieren kan, en/of
-aan [naam 2] , althans een of meer perso(o)n(en) verzocht om (een) openstaande factu(u)r(en) (van 1236,55 euro) voor te schieten en/of te betalen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 25 augustus 2020, te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, (telkens) een of meer voorwerp(en), te weten (van) een of meer (dure) merkartikelen/goederen, zoals:
* (op de locatie [adres 2] ):
- schoenen Balenciaga (6084459) t.w.v. 675,- euro en/of
- ( groene) jas van Moncler (6084013) t.w.v. 575,- euro en/of
- een bril met zwarte koker Dit a Flight (6085017) t.w.v. 475,- euro
(zoals neergelegd in het PV verhoor [naam verdachte] op 15-07-2021, doss Lupus, p. 680 t/m 706)
en/of
* (op de locatie [adres 3] ):
- ( blauwe) schoenen Balenciaga (met bon 534,48 euro) (6085522) en/of
- ( witte) schoenen Balenciaga (met bon 673,72 euro) (6085523) en/of
- ( rode) Nike Air Max (270) (6085525) t.w.v. 90,- euro en/of
- ( groene) Nike Air Jordan (6085528) t.w.v. 158,- euro en/of (blauwe) Nike Air Jordan (6085530) t.w.v. 206,- euro en/of (oranje) Nike Air Jordan (6085531) t.w.v. 155,- euro
en/of (paarse) Nike Air Force (6085532) t.w.v. 125,- euro en/of (grijze) Nike Air Max (270) (6085533) t.w.v. 79,99 euro en/of
-(gele) Adidas kleding (6085534) t.w.v. 75,- euro) en/of
-een product van Louis Vuitton met aankoopbon d.d. 23-08-2020 (twv 1020,- euro) (6085537), (zoals neergelegd in PV Specificaties in beslag genomen goederen,
document code [nummer 2] , dossier Lupus, p. 37 t/m p.44 en het PV verhoor [naam verdachte] 15 juli 2021, dossier SMS-oplichting, p. 33 en het PV verhoor [naam verdachte] op
15-07-2021, dossier Lupus p. 680 t/m 706)
a. de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie
de rechthebbende op voornoemd(e) voorwerp(en) was, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie voornoemd(e) voorwerp(en) voorhanden heeft gehad en/of
b. heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van voornoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans
redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk -onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.