ECLI:NL:RBROT:2022:8395

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
10-016993-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vriend-in-noodfraude met poging tot oplichting in vereniging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 oktober 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot oplichting in vereniging, ook wel bekend als vriend-in-noodfraude. De verdachte en een medeverdachte zouden via WhatsApp contact hebben opgenomen met een slachtoffer, zich voordoend als haar kind in financiële nood. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 augustus 2020, samen met een ander, heeft geprobeerd om het slachtoffer te bewegen tot het overmaken van geld door zich voor te doen als haar kind. De verdachte heeft daarbij gebruik gemaakt van een valse hoedanigheid en heeft geprobeerd om het slachtoffer te misleiden door emotionele berichten te sturen. De officier van justitie had een taakstraf van 40 uur en een geldboete geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een taakstraf van 120 uur opgelegd, evenals een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het tweede ten laste gelegde feit, namelijk het verwerven van niet-openbare gegevens, omdat niet kon worden vastgesteld dat het daadwerkelijk om persoonsgegevens ging. De rechtbank heeft in haar overwegingen ook aandacht besteed aan de rol van burgeropsporing en de toelaatbaarheid van door burgers verzameld bewijsmateriaal. De rechtbank oordeelde dat er geen schending van de procesorde was en dat het bewijsmateriaal gebruikt mocht worden. De verdachte is strafbaar verklaard en de rechtbank heeft de straffen gemotiveerd op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-016993-21
Datum uitspraak: 10 oktober 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
raadsman mr. R.A.L.F. Frijns, advocaat te Rotterdam

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 september 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd komen het verwijt onder 1 er op neer dat de verdachte met een ander zou hebben geprobeerd mensen op te licht door zich via de WhatsApp voor te doen als hun in betalingsnood verkerende kind; deze modus operandi staat bekend als de vriend-in-noodfraude. Onder 2 wordt de verdachte verweten dat hij niet openbare gegevens voorhanden heeft gehad.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.M. Bonnes heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 40 uur met aftrek van voorarrest, en een geldboete van € 500,-.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Gelet op de overige inhoud van de telefoon van de verdachte, zoals notities met fraude-tekstblokken en bedragen, kan het niet anders zijn dan dat de verdachte de niet-openbare gegevens voorhanden had met het doel om beoogde slachtoffers te benaderen.
4.1.2.
Beoordeling
Ten laste is gelegd dat de verdachte niet-openbare gegevens, te weten persoonsgegevens heeft verworven dan wel voorhanden heeft gehad. Op de iPhone XR van de verdachte is een foto aangetroffen van een tabel met gegevens die lijken op namen, adressen, telefoonnummers, geboortedata, e-mailadressen en bankrekeningnummers.
De rechtbank stelt vast dat naar die gegevens geen onderzoek is gedaan, zodat – mede gelet op het verweer van de verdediging – niet kan worden vastgesteld dat het daadwerkelijk om persoonsgegevens gaat. De verdachte zal om die reden van het onder 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde
4.2.1.
Wat is er gebeurd?
De politie heeft op 25 augustus 2020 rond 17.00 uur een melding gekregen van [naam 1]. [naam 1] maakte toentertijd een televisieprogramma over oplichters. In het [naam hotel] aan het [adres] zou volgens [naam 1] op dat moment vriend-in-nood fraude worden gepleegd, waarbij fraudeurs in de veronderstelling verkeerden dat zij een slachtoffer veel geld afhandig maakten.
[naam 1] was benaderd door [naam 2] die op haar beurt weer via de WhatsApp was benaderd door een onbekende die zich voordeed als haar kind en facturen had die dringend moest worden betaald. [naam 2] had geen kinderen, aldus [naam 1]. [naam 1] heeft verklaard dat hij met [naam 2] heeft afgesproken dat zij de “oplichters” zou aanbieden om zelf het geld voor die facturen van haar bankrekening te halen. Zij zou dan een door de televisiemakers gemaakte namaak-bankapp met de inlogcodes aan de “oplichters” verstrekken.
Deze applicatie creëerde een namaak-bankomgeving, waardoor het alleen leek of er geld werd overgemaakt. De app maakte ook video’s van drie seconden van degene die met de app (nep)geld overmaakte. Deze video’s, gegevens over de overboekingen en de GPS- locaties werden doorgestuurd naar [naam 3], de medewerker van [naam 1] die de app had gemaakt. Zodoende kon [naam 1] weten waar de oplichters waren en op welk moment zij (nep)geld overmaakten naar andere bankrekeningen en kon hij een foto van de “oplichters” laten zien.
De politieambtenaren zijn op 25 augustus 2020 om 18.10 uur tezamen met [naam 1] het hotel binnengegaan. De baliemedewerker van het hotel heeft de verdachte en de medeverdachte herkend van een foto die [naam 1] had verkregen via de bankapp. De baliemedwerker heeft het kamernummer gegeven. De politieambtenaren zijn daarop naar die hotelkamer gegaan. In die kamer werden omstreeks 18.29 uur vijf personen aangetroffen, de verdachten en nog drie anderen. Allen werden aangehouden. In de hotelkamer werden naast luxe kleding en schoenen ook zeven telefoons aangetroffen. Op alle telefoons zijn sporen van vriend-in-noodfraude aangetroffen.
4.2.2.
De resultaten van het opsporingsonderzoek
[naam 1] heeft aangifte gedaan namens [naam 2] en een kopie van het chatgesprek overgelegd dat de “oplichters” met [naam 2] zouden hebben gevoerd. [naam 3] is gehoord en hij heeft informatie overgelegd die naar zijn zeggen van de bankapp afkomstig was. Het betreft een transactieoverzicht met tijdstippen waarop de “oplichters” probeerden geld over te maken en videobestanden van de “oplichters” die de bankapp bedienden van diezelfde momenten. Uit het desbetreffende proces-verbaal blijkt dat de transacties via de bankapp en de videobeelden beginnen om 15.58 uur en eindigen om 18.32 uur. De tijdstippen van de fictieve transacties komen precies overeen met de tijdstippen waarop de videobeelden zijn gemaakt. De verbalisant heeft op die videobeelden steeds de medeverdachte en daarnaast in een aantal gevallen de verdachte en de medeverdachte herkend. Op de beelden die zijn gemaakt op de tijdstippen van de transacties zijn geen anderen te zien.
Van de zeven telefoons die in de hotelkamer werden gevonden konden er vijf worden herleid tot de vijf aanwezigen. De verdachte heeft verklaard dat de telefoon met de gebruikersnaam
cchimselfvan hem was. De verdachte heeft verklaard dat hij een rode iPhone XR had. In de hotelkamer is een rode iPhone XR aangetroffen met de gebruikersnaam
shakursphonewaarop foto’s van de medeverdachte stonden. Shakur is de voornaam van de verdachte. Op deze telefoon was de hierboven bedoelde bankapp geïnstalleerd.
Twee telefoons, namelijk een met de gebruikersnaam
[gebruikersnaam 1]en een met gebruikersnaam
[gebruikersnaam 2]konden niet onmiddellijk naar de betrokkenen worden herleid. Op de telefoon van [gebruikersnaam 1] is echter wel het chatgesprek met [naam 2] aangetroffen alsmede de bankapp. Uit het chatgesprek blijkt dat het eerste
phishing-bericht (‘hoii mam..’) naar [naam 2] is gestuurd om 14.14 uur, de vraag om drie facturen te betalen om 14.50 uur, terwijl [naam 2] om 15.40 uur de inlogcodes en de link met de vindplaats van de bankapp heeft doorgestuurd.
Uit onderzoek naar de historische gegevens van de zeven telefoons is gebleken dat de telefoons van de verdachte en de medeverdachte en de telefoons op naam van [gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 2] op 24 en 25 augustus 2020 meermalen rond dezelfde tijdstippen dezelfde masten aanstralen in Rotterdam, aanvankelijk in de buurt van de Ameidestraat en vanaf ongeveer 13.30 aan of in de directe omgeving van [straatnaam]. Uit de camerabeelden van het hotel is gebleken dat de verdachte en de medeverdachte om 13.38 uur het [naam hotel] aan [straatnaam] binnenkomen. De telefoons die zijn toe te schrijven aan de drie andere personen die rond 18.30 uur in de hotelkamer werden aangetroffen, bevonden zich op 25 augustus 2020 op diverse plekken in Rotterdam maar in elk geval in de middag van 25 augustus 2020 niet in de buurt van de telefoons van de verdachte en de medeverdachte. De telefoon van een van die andere personen maakt (pas) om 18.12 uur verbinding met een zendmast aan [straatnaam]. Zij worden op dat moment ook door de politieambtenaren op straat voor het hotel gezien, waar zij [naam 1] als televisiepersoonlijkheid hebben herkend en selfies met hem hebben gemaakt. Op de camerabeelden van het hotel is te zien dat zij kort daarna het hotel zijn binnengegaan.
4.2.3.
Burgeropsporing
Standpunt van de verdediging
Bij het onderhavige opsporingsonderzoek is gebruik gemaakt van door [naam 1] en zijn medewerkers verzameld bewijsmateriaal. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat dit bewijsmateriaal niet bij de bewijsbeslissing mag worden gebruikt aangezien [naam 1] en zijn medewerkers burgers zijn, zij bij het verkrijgen van het bewijsmateriaal strafbare feiten hebben gepleegd, zij inbreuk hebben gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte en de medeverdachte en hun handelen niet aan een onafhankelijk onderzoek is onderworpen. Verder heeft [naam 1] aangifte gedaan namens [naam 2] maar is niet gebleken dat hij daartoe door [naam 2] is gemachtigd. De verklaring van [naam 1] mag niet bij de bewijsbeslissing worden gebruikt, aldus de verdediging.
Oordeel van de rechtbank
Onder omstandigheden dient bewijsmateriaal dat door burgers is verzameld van gebruik bij de bewijsbeslissing te worden uitgesloten. Dat is het geval als er sprake is van schending van algemene beginselen van een behoorlijke procesorde of veronachtzaming van de processuele rechten van de verdediging. Maar als uitgangspunt heeft te gelden dat bewijsmateriaal dat door burgers is verzameld bij de bewijsbeslissing mag worden gebruikt. Onrechtmatig of strafbaar handelen door die burgers bij het verzamelen van dat bewijsmaterieel doet daar in beginsel niet aan af. Dat laatste is anders als opsporingsambtenaren of ambtenaren van het Openbaar Ministerie enig invloed hebben gehad op de verkrijging van dat bewijsmateriaal (HR 14 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AE9038). Gesteld noch gebleken is dat politie of Openbaar Ministerie enige invloed op de opsporing van de verdachte door [naam 1] hebben gehad.
Verder is de rechtbank van oordeel, dat [naam 1] en zijn medewerkers met de bankapp de telefoon van [gebruikersnaam 1] zijn binnengedrongen. Dit kan alleen mogelijk onrechtmatig zijn
jegens de verdachte en de medeverdachteals zij die telefoon op dat moment in gebruik hebben gehad. De rechtbank is, gelet op de resultaten van het opsporingsonderzoek als beschreven onder 4.2.2 van oordeel dat zij die telefoon inderdaad gedurende het gehele
phishingchatgesprek in gebruik hebben gehad, dus ook op het moment dat de bankapp werd geïnstalleerd. Anders gezegd, bewezen is dat zij de bankapp op de telefoon van [gebruikersnaam 1] hebben geïnstalleerd. Daarbij zijn zij onder valse voorwendselen, namelijk: dit is de bankapp van [naam 2] waarmee geld kan worden overgemaakt, overgehaald om de installatie van de app te autoriseren en onder die valse voorwendselen hebben zij toestemming gegeven voor het gebruik van de camera. Aldus zijn [naam 1] en zijn medewerkers ook met het aannemen van een valse hoedanigheid in de telefoon van [gebruikersnaam 1] binnengedrongen. Maar zij hebben dit gedaan nadat de verdachte en de medeverdachte zelf het initiatief hadden genomen om [naam 2] met een nogal evidente poging tot oplichting te benaderen: ‘hoii mam…’, terwijl [naam 2] geen kinderen heeft, terwijl de app pas is doorgestuurd ná de vraag van de verdachte en de medeverdachte om drie facturen te betalen. Niet is gebleken dat [naam 1] en zijn medewerkers verder zijn gegaan dan nodig om de bedriegers aan de kaak te stellen. Of daarmee de wederrechtelijkheid aan hun handelen ontbreekt, kan in het midden blijven. Het gaat erom dat aldus naar het oordeel van de rechtbank geen algemene beginselen van een behoorlijke rechtsorde zijn geschonden en geen processuele rechten van de verdediging zijn veronachtzaamd.
Wat betreft het door de verdediging aangevoerde onafhankelijke onderzoek begrijpt de rechtbank de verdediging zo, dat de burgeropsporing door een onafhankelijke opsporingsinstantie zou moeten worden gecontroleerd alvorens het bewijsmateriaal toelaatbaar is. Maar dit is een eis die het recht zo algemeen geformuleerd niet kent.
Ten slotte is de verklaring van [naam 1] afgelegd ten overstaan van een opsporingsambtenaar. Het bewijsmiddel is het desbetreffende proces-verbaal. De rechtbank kan kennisnemen van dat bewijsmiddel en dit bij de bewijsbeslissing gebruiken. De waardering van de inhoud is aan de rechtbank voorbehouden.
Conclusie
De rechtbank verwerpt het verweer in al zijn onderdelen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 25 augustus 2020, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander ,
ter uitvoering van het door hun voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 2], te bewegen tot afgifte van enig geldbedrag , hebbende verdachte en/of zijn mededader telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- middels een mobiel telefoonnummer contact opgenomen met [naam 2], en zich daarbij voorgedaan als een kind van die [naam 2], en- die [naam 2], (liefkozend/affectief) aangesproken/berichten verstuurd met woorden als “mam” en emoticons (zoals hartjes) naar die [naam 2] verstuurd en
-voorgewend dat dit kind niet bij (de) eigen bankrekening/internetbankieren kan, en-aan [naam 2], verzocht om openstaande facturen van 1236,55 euro) voor te schieten en/of te betalen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
1.
poging tot oplichting terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan een poging om via vriend-in-noodfraude geld afhandig te maken van de aangeefster. Zij hebben de aangeefster benaderd via WhatsApp terwijl zij zich voordeden als het kind van de aangeefster. Aan de aangeefster is verzocht om meerdere openstaande facturen te betalen.
De aangeefster deed het voorkomen alsof zij de inloggegevens van haar bankrekening doorstuurde. De verdachten hebben via de namaak-bankomgeving in het tijdsbestek van nog geen twee uur ruim € 64.000,- geprobeerd over te boeken.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij doelbewust heeft geprobeerd om een nietsvermoedende ouder te benadelen en heeft geprobeerd om misbruik te maken van het vertrouwen van ouders in hun kinderen. In de regel zullen ouders geneigd zijn hun kinderen te hulp te schieten als zij in (financiële) nood verkeren. Daarnaast wordt door deze vorm van oplichting het vertrouwen ondermijnd dat door consumenten moet kunnen worden gesteld in het betalingsverkeer en het bankwezen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
2 september 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
28 februari 2022. Dit rapport houdt – onder meer en voor zover van belang – het volgende in.
Er is geen sprake van een delictpatroon. Wij hebben in ons onderzoek meer beschermende dan risicofactoren geconstateerd, wat impliceert dat het herhalingsgevaar laag is. De leefgebieden sociaal netwerk en financiën zijn delictgerelateerd. Echter had de verdachte ten tijde van het delict inkomen (studiefinanciering) en geen schulden. De verdachte is nog schoolgaand, woont nog zonder problemen thuis en van middelenproblematiek is geen sprake. Daarnaast hebben wij geen aanwijzingen gevonden van (ernstige) psychische, gedrag dan wel cognitieve problemen. Er is op dit moment geen noodzaak voor het inzetten van interventies in een gedwongen kader. Het is wel van belang dat betrokkene zijn vrije tijd op een adequate manier invult. Er zijn geen contra-indicaties voor het uitvoeren van een taakstraf. Een gevangenisstraf zal de stabiele factoren in zijn leven negatief beïnvloeden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarvoor is het volgende van belang.
De verdachte is relatief jong en niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld. Er zijn positieve factoren in zijn leven zoals zijn familie bij wie hij nog thuis woont, zijn opleiding, zijn studiefinanciering, zijn relatie en een bijbaan. Een gevangenisstraf zou dit kunnen verstoren.
Daarnaast is er sprake van een overschrijding van de redelijke termijn. De verdachte is in de onderhavige zaak op 26 augustus 2020 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen. Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden. Tussen 26 augustus 2020 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van twee jaar en zesenveertig dagen. Nu in deze zaak wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van zesenveertig dagen. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De rechtbank legt straffen op die hoger zijn dan door de officier van justitie is geëist, omdat met een straf conform de eis van de officier van justitie onvoldoende recht gedaan zou worden aan de ernst van het feit. Hierbij is ook gelet op de straffen in soortgelijke zaken.
De voorwaardelijke straf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 47, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (honderd twintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
112 (honderd twaalf) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
56 dagen;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden,;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. F.A. Hut en J.C. Tijink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 25 augustus 2020, te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
ter uitvoering van het door hem/hun voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 2], althans een of meer perso(o)n(en) te bewegen tot afgifte van enig geldbedrag en/of het aangaan van een schuld en/of tot afgifte van enig goed (te weten 1236,55 euro en/of 43.000,- euro/64.879,43 euro), in elk geval enig geldbedrag, althans enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- middels een mobiel telefoonnummer contact opgenomen met [naam 2], althans een of meer perso(o)n(en) en zich daarbij voorgedaan als een familielid/kind van die [naam 2], althans van een of meer perso(o)n(en) en/of
-die [naam 2], althans een of meer perso(o)n(en) (liefkozend/affectief) aangesproken/berichten verstuurd met woorden als “mam” en/of emoticons (zoals hartjes) naar die [naam 2], althans een of meer perso(o)n(en), verstuurd en/of
-voorgewend dat deze/dit familielid/kind niet bij (de) eigen bankrekening/internetbankieren kan, en/of
-aan [naam 2], althans een of meer perso(o)n(en) verzocht om (een) openstaande factu(u)r(en)(van 1236,55 euro) voor te schieten en/of te betalen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 25 augustus 2020 te Rotterdam, althans Nederland niet-openbare gegevens, te weten persoonsgegevens van tenminste 17, althans een aantal, personen, te weten: initialen en/of namen en/of geboortedata en/of emailadressen en/of telefoonnummers en/of woonadressen en/of postcodes en/of woonplaatsen en/of bankrekeningnummers, zoals zichtbaar bij het aanvullend PV met documentcode [nummer], heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van deze gegevens wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen.