ECLI:NL:RBROT:2022:835

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 februari 2022
Publicatiedatum
8 februari 2022
Zaaknummer
ROT 21/3182
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 februari 2022 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. H.A.T. Vijftigschild, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door J. Schuller-Middelkoop. Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uwv weigerde deze op basis van de conclusie dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv handhaafde zijn besluit. De rechtbank moest beoordelen of het Uwv terecht had vastgesteld dat eiseres op 23 juli 2019 voor 9,88% arbeidsongeschikt was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig tot stand zijn gekomen en voldoen aan de vereisten van zorgvuldigheid, consistentie en begrijpelijkheid. Eiseres had zich op 1 februari 2017 ziekgemeld en ontving vanaf 22 oktober 2019 een Ziektewet-uitkering. De rechtbank heeft de medische beoordeling van de verzekeringsartsen gevolgd, die concludeerden dat eiseres met haar beperkingen in staat was om bepaalde functies uit te oefenen, wat leidde tot de conclusie dat zij niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv terecht heeft besloten dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering per 23 juli 2019. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk heeft gekregen in deze procedure. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/3182

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [woonplaats eiseres], eiseres,

(gemachtigde: mr. H.A.T. Vijftigschild),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder,
(gemachtigde: J. Schuller-Middelkoop).

Procesverloop

Met het besluit van 8 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft het Uwv geweigerd aan eiseres per 23 juli 2019 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Bij besluit van 6 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure vooraf ging

Eiseres werkte als postbezorger. Zij heeft zich op 1 februari 2017 ziekgemeld voor dit werk. Eiseres kreeg per 30 januari 2019 geen WIA-uitkering, omdat eiseres volgens het Uwv minder dan 35% arbeidsongeschikt was. In beroep is deze weigering in stand gebleven [1] .
Eiseres heeft zich op 23 juli 2019 vanuit de Werkloosheidswet ziekgemeld, waarna zij vanaf 22 oktober 2019 een uitkering op grond van de Ziektewet ontving. Op 10 augustus 2020 heeft zij het Uwv verzocht om deze ziekmelding als een zogenoemde Amber-melding in behandeling te nemen. Vervolgens heeft een arts van het Uwv eiseres onderzocht en geconcludeerd dat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn toegenomen per 23 juli 2019 door dezelfde ziekteoorzaak. De beperkingen heeft de arts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het Uwv vastgesteld dat er drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres in deze functies gemiddeld 11,09% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziek meldde. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiseres volgens het Uwv geen WIA-uitkering krijgen.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft het maatmanuurloon aangepast. Ook heeft hij een functie toegevoegd met een hogere verdiencapaciteit. Vervolgens heeft hij berekend dat eiseres 9,88% arbeidsongeschikt is. Hierop heeft het Uwv het bestreden besluit genomen.

Standpunt eiseres

Eiseres is het niet met het Uwv eens. Zij voert aan dat zij ontzettend veel fysieke klachten en beperkingen heeft, die haar belemmeren in haar dagelijks functioneren. Verder stelt eiseres dat vanwege deze klachten niet van haar gevergd kan worden dat zij nog deelneemt aan het arbeidsproces.

Waarover het gaat in deze zaak

De vraag is of het Uwv terecht stelt dat eiseres voor 9,88% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 23 juli 2019 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 23 juli 2019 voor 9,88% arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat zij geen recht heeft op een WIA-uitkering per die datum. De rechtbank zal dat uitleggen.
Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
De arts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Ook heeft zij eiseres op het spreekuur gesproken en onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts in haar rapport van 25 maart 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier bestudeerd. Daarnaast heeft zij eiseres gesproken op de hoorzitting.
De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
Medische beoordeling
De arts is uitgegaan van de diagnoses aspecifieke chronische rugpijn, gonartrose, coxartrose, carpometacarpale I artrose en COPD. Deze aandoeningen waren ook bij de eerdere WIA-beoordeling al bekend. Op 29 juli 2019 heeft eiseres een operatie gehad aan haar linkerbeen. De arts vindt eiseres voor de periode na deze ingreep meer beperkt voor lopen, staan, trappenlopen, en geknield en gehurkt actief zijn. Voor het overige handhaaft zij de FML die was opgesteld voor de eerdere WIA beoordeling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze conclusie over de belastbaarheid van eiseres overgenomen.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij veel lichamelijke klachten heeft die haar belemmeren in lopen, staan, zitten, trappenlopen, klimmen, knielen, hurken en zwaar tillen. De rechtbank stelt vast dat in de FML voor al deze activiteiten beperkingen zijn opgenomen. Ook is er een beperking voor een ‘sterk longprikkelende omgeving’. De rechtbank vindt dat de verzekeringsartsen voldoende hebben uitgelegd waarom deze beperkingen passend zijn.
Als iemand het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts, dan moet hij of zij dat onderbouwen met (andere) medische stukken. Bij de rechtbank werken immers geen artsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts tot een onjuiste medische conclusie is gekomen. Dat betekent ook dat hoe iemand zich voelt zonder medische onderbouwing niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen. Gelet hierop ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het besluit.
Eiseres heeft nog gesteld dat het niet klopt dat haar knie- en heupklachten nog aanzienlijk zullen verbeteren, zoals het Uwv verwacht. Omdat het voor deze WIA-beoordeling niet van belang is of er in de toekomst nog een verbetering zal optreden, kan deze stelling eiseres niet helpen. Het gaat immers om de beperkingen van eiseres op 23 juli 2019.
De arbeidskundige beoordeling
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de FML functies gezocht die eiseres met haar medische beperkingen in theorie nog kan doen. Het gaat om:
- 315173 Telefonisch verkoper;
- 111180 Productiemedewerker industrie;
- 315174 Telefoniste (centrale)/medewerker callcenter.
Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank geen reden om haar geschiktheid voor deze functies in twijfel te trekken.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 23 juli 2019 met deze functies 91,12% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als postbezorger, zodat eiseres voor de overige 9,88% arbeidsongeschikt is.

Wat is de conclusie van de rechtbank?

Het Uwv heeft de WIA‑uitkering van eiseres per 23 juli 2019 terecht geweigerd. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.R.H. Lutjes, rechter, in samenwerking met J.B.C. Hoeksel, griffier op 7 februari 2022.
De uitspraak is aan partijen verzonden op 7 februari 2022 en zal binnen een week na deze datum openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:7422