Op 20 januari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker een dwangakkoord heeft aangevraagd om een schuldregeling te treffen met zijn schuldeisers. Verzoeker, die kampt met financiële problemen en gezondheidsklachten, heeft op 23 november 2021 een verzoek ingediend op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. Hij heeft een schuldregeling aangeboden aan zestien concurrente schuldeisers, waarbij hij 5,08% van zijn totale schuldenlast van € 32.995,82 heeft aangeboden. Veertien van de zestien schuldeisers hebben ingestemd met de regeling, maar Nationale Nederlanden Bank N.V. (NN) en [persoon A] hebben geweigerd in te stemmen, omdat zij het aangeboden bedrag te laag vonden.
Tijdens de zitting op 13 januari 2022 zijn de weigerende schuldeisers niet verschenen, ondanks dat zij behoorlijk waren opgeroepen. De rechtbank heeft vervolgens de belangen van verzoeker en de instemmende schuldeisers afgewogen tegen de belangen van NN en [persoon A]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeboden regeling goed gedocumenteerd is en dat verzoeker, gezien zijn omstandigheden, niet in staat is om meer te bieden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van verzoeker en de instemmende schuldeisers zwaarder wegen dan die van NN en [persoon A].
De rechtbank heeft daarom het verzoek van verzoeker toegewezen en NN en [persoon A] bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens zijn NN en [persoon A] veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil, aangezien verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat er nu een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.