ECLI:NL:RBROT:2022:834

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 januari 2022
Publicatiedatum
8 februari 2022
Zaaknummer
FT EA 21/1463 en FT EA 21/1464
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een faillissementsprocedure met betrekking tot een schuldregeling

Op 20 januari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker een dwangakkoord heeft aangevraagd om een schuldregeling te treffen met zijn schuldeisers. Verzoeker, die kampt met financiële problemen en gezondheidsklachten, heeft op 23 november 2021 een verzoek ingediend op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. Hij heeft een schuldregeling aangeboden aan zestien concurrente schuldeisers, waarbij hij 5,08% van zijn totale schuldenlast van € 32.995,82 heeft aangeboden. Veertien van de zestien schuldeisers hebben ingestemd met de regeling, maar Nationale Nederlanden Bank N.V. (NN) en [persoon A] hebben geweigerd in te stemmen, omdat zij het aangeboden bedrag te laag vonden.

Tijdens de zitting op 13 januari 2022 zijn de weigerende schuldeisers niet verschenen, ondanks dat zij behoorlijk waren opgeroepen. De rechtbank heeft vervolgens de belangen van verzoeker en de instemmende schuldeisers afgewogen tegen de belangen van NN en [persoon A]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeboden regeling goed gedocumenteerd is en dat verzoeker, gezien zijn omstandigheden, niet in staat is om meer te bieden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van verzoeker en de instemmende schuldeisers zwaarder wegen dan die van NN en [persoon A].

De rechtbank heeft daarom het verzoek van verzoeker toegewezen en NN en [persoon A] bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens zijn NN en [persoon A] veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil, aangezien verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat er nu een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer 1] en [nummer 2]
uitspraakdatum: 20 januari 2022
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 23 november 2021, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om twee schuldeisers, te weten:
  • Nationale Nederlanden Bank N.V., vertegenwoordigd door Vesting Finance (hierna: NN);
  • [persoon A] (hierna: [persoon A] );
die weigeren mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
NN heeft voorafgaand aan de zitting een verweerschrift toegezonden.
Ter zitting van 13 januari 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw [persoon B] , werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening),
De weigerende schuldeisers zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift zestien concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 32.995,82 van verzoeker te vorderen.
Verzoeker heeft bij brief van 7 september 2021 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 5,08% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn Participatiewet-uitkering. Verzoeker is door de uitkeringsinstantie vrijgesteld van de inspanningsverplichting tot en met 25 oktober 2022. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat W&I slechts bezig is met het begeleiden naar vrijwilligerswerk. W&I is niet bezig met het re-integreren van verzoeker op de arbeidsmarkt vanwege de gezondheidsproblemen van verzoeker. Verzoeker zal mogelijk doorgestuurd worden naar het UWV om te kijken of hij arbeidsongeschikt verklaard kan worden. Verzoeker heeft last van een slaapapneu en heeft binnenkort een afspraak bij de GGZ voor zijn depressie. Daarnaast heeft verzoeker geen startkwalificatie, hij heeft de middelbare school nooit afgemaakt. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn budgetbeheerder voldaan.
Veertien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. NN en [persoon A] stemmen hier niet mee in. Zij hebben een vordering van respectievelijk € 18.661,75 en
€ 1.496,65 op verzoeker, welke 56,6% en 4,5% van de totale schuldenlast belopen.

3..Het verweer

In haar verweerschrift heeft NN te kennen gegeven het aangeboden bedrag te laag te vinden. Het aanbod zou niet in verhouding staan met de totale schuldvordering. Bovendien vertegenwoordigt NN het grootste deel van de schuldenlast, te weten 56,55%. Verzoeker heeft daarnaast geen stukken aangeleverd waaruit volgt dat verzoeker is vrijgesteld van de inspanningsplicht, noch waaruit blijkt dat verzoeker arbeidsongeschikt is. Gelet op de leeftijd van verzoeker is het niet irreëel om te veronderstellen dat verzoeker in de nabije toekomst meer inkomen kan genereren. Verzoeker dient zich maximaal in te spannen om een zo hoog mogelijke aflossing te genereren voor de schuldeisers. Het toezicht hierop binnen het minnelijk traject kan niet worden gewaarborgd zoals in het wettelijk traject.
[persoon A] heeft in de contacten met schuldhulpverlening telefonisch laten weten niet akkoord te willen gaan met het aangeboden bedrag omdat het aanbod te laag zou zijn.
Hoewel behoorlijk opgeroepen hebben NN en [persoon A] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid hun standpunten ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van NN en [persoon A] bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of NN en [persoon A] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vorderingen van NN en [persoon A] een aandeel vormen in de totale schuldenlast van respectievelijk 56,6% en 4,5%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk veertien van de zestien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker niet beschikt over betaald werk. Verzoeker is door de uitkeringsinstantie vrijgesteld van de inspanningsplicht tot en met 25 oktober 2022. W&I gaat er bovendien niet vanuit dat verzoeker op korte termijn kan re-integreren en zijn slechts bezig met het zoeken naar vrijwilligerswerk. Verzoeker heeft medische klachten, waaronder een slaapapneu en een depressie. Voor de depressie heeft verzoeker binnenkort een afspraak bij de GGZ. Daarnaast heeft verzoeker geen startkwalificatie omdat hij de middelbare school nooit heeft afgemaakt. Voldoende aannemelijk is geworden dat hij in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan zijn huidige inkomen.
Bovendien blijkt uit het verzoekschrift dat verzoeker op zoek is naar een beschermingsbewindvoerder die hem verder kan begeleiden op het gebied van financiële stabiliteit.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van NN en [persoon A] , die geweigerd hebben in te stemmen.
Het verzoek om NN en [persoon A] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
NN en [persoon A] zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt NN en [persoon A] om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt NN en [persoon A] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2022. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.