ECLI:NL:RBROT:2022:8306

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
6 oktober 2022
Zaaknummer
C/10/638899 / JE RK 22-1241
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 6 september 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een pleegzorgvoorziening voor zes maanden wil verlengen. De moeder van [voornaam minderjarige] is betrokken bij de procedure en wordt bijgestaan door haar advocaat, mr. S.M. Hoogenraad. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 september 2022 zijn zowel de moeder als een vertegenwoordiger van de GI verschenen, evenals behandelaren van de moeder.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, die onder behandeling is bij Antes, positieve ontwikkelingen doormaakt. De moeder heeft geen drugs meer gebruikt en de omgang met [voornaam minderjarige] verloopt goed. De GI heeft echter aangegeven dat, gezien de intensieve behandelingen van de moeder, een stapsgewijze terugplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is om overbelasting te voorkomen. De kinderrechter heeft de argumenten van de GI en de moeder afgewogen en geconcludeerd dat de verlenging van de uithuisplaatsing in het belang van de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] is. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 16 december 2022 en verklaard dat de beslissing uitvoerbaar bij voorraad is.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Batenburg, als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 16 september 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/638899 / JE RK 22-1241
Datum uitspraak: 6 september 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen: de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2019 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,
advocaat: mr. S.M. Hoogenraad, kantoorhoudende te Zoetermeer.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 16 juni 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de briefrapportage van de GI van 22 augustus 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum
- het gezinsplan van de GI, ingekomen bij de griffie op 30 augustus 2022.
Op 6 september 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. R.G. Jagesar, waarnemend voor
mr. S.M. Hoogenraad;
- een vertegenwoordiger van de GI, mw. [naam persoon 1] .
De kinderrechter heeft bijzondere toegang tot de zitting verleend aan mw. [naam persoon 2] en mw. [naam persoon 3] , behandelaren van de moeder bij Antes.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] verblijft in een voorziening voor pleegzorg.
Bij beschikking van 16 juni 2022 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 15 juli 2023. De kinderrechter heeft bij deze beschikking van 16 juni 2022 ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 16 september 2022. De beslissing op het resterende deel van het verzoek is aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van zes maanden. Hiervan resteert de periode tot 16 december 2022.
De GI handhaaft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling en licht het als volgt toe. De moeder krijgt de afgelopen periode intensieve (individuele) behandeling van Antes en komt de afspraken met de hulpverlening na. De behandelaren van de moeder zien een positieve verandering. De GI merkt daarnaast op dat de moeder zich steeds meer bewust wordt van de effecten die gebeurtenissen op haar kunnen hebben en de partnerrelatie lijkt op dit moment stabiel. De verwachting is dat er in de toekomst minder spanningen tussen de moeder en haar partner zullen zijn omdat ook de partner behandeling (EMDR) volgt. Ook voldoet de moeder aan de eis om geen drugs te gebruiken en zij overhandigt negatieve testen. Het contact tussen de moeder en [voornaam minderjarige] verloopt goed. De komende periode zal de omgang met [voornaam minderjarige] frequenter plaatsvinden en verder worden uitgebreid, waardoor de draagkracht van de moeder zal verminderen. Daar komt bij dat de moeder een intensief behandeltraject volgt en binnenkort ook groepsbehandeling gaat volgen. Hierdoor is de kans groot dat de draagkracht- en draaglastverhouding van de moeder uit balans raakt. Om dit te voorkomen, is het van belang dat de terugplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de moeder stapsgewijs verloopt. Het is daarom belangrijk dat zijn verblijf bij het pleeggezin blijft voortduren.

Het standpunt van de moeder

De moeder voert, mede bij monde van haar advocaat, tijdens de mondelinge behandeling verweer tegen het verzoek. De GI wil een (te) spoedige thuisplaatsing van [voornaam minderjarige] voorkomen. In dat licht vraagt de moeder zich af binnen welke termijn een terugplaatsing van [voornaam minderjarige] wel mogelijk is. De afgelopen periode werkt de moeder mee aan de behandeling en haar behandelaren zijn positief over haar inzet. Ook ziet de moeder inmiddels in wat zij anders moet doen en past dit toe. De moeder doet haar best en zal dit ook blijven doen. Een verlenging van de uithuisplaatsing voor de duur van drie maanden is te lang, waardoor er een verhoogde kans is op hechtingsproblematiek. Het verzoek is daarom de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing te bekorten met aanhouding van het overige deel van het verzoek, zodat (opnieuw) kan worden bezien of een terugplaatsing van [voornaam minderjarige] op kortere termijn mogelijk is.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat de stijgende lijn die is ingezet verder wordt doorgetrokken. Vanwege ingrijpende, traumatische gebeurtenissen uit het verleden volgt de moeder behandeling om te leren omgaan met spanningen en emoties. Het ontbreken van passende hulpverlening heeft tot een blowverslaving bij de moeder geleid om zo de opgelopen trauma’s te onderdrukken. Ook hiervoor volgt de moeder behandeling. Door middel van urinecontroles laat zij zien dat ze nu niet meer gebruikt. Ook de behandelaren van de moeder zeer positief over haar inzet en vooruitgang. Volgens de behandelaren is de moeder een voorbeeldpatiënt en ook de jeugdbeschermer ziet de groei van de moeder. Ook ter zitting heeft de kinderrechter gezien dat de moeder nu zelf heel gemotiveerd is om stappen te zetten. Dit alles is een compliment aan de moeder waard. Daarnaast verlopen de bezoeken tussen de moeder en [voornaam minderjarige] positief. De interactie tussen beiden is goed en na deze contactmomenten is geen opvallende, afwijkende gedragsverandering bij [voornaam minderjarige] merkbaar. Deze positieve ontwikkelingen maken dat alle betrokkenen van mening zijn dat een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de moeder in zijn belang is. Dit is ook steeds de inzet van de GI geweest. De eerste stappen om een terugplaatsing bij de moeder te realiseren lijken al te zijn gezet. Een opbouwschema van de omgang met [voornaam minderjarige] is al vormgegeven. Niet alleen de frequentie zal worden verhoogd, maar de contacten zullen ook (deels) onbegeleid gaan plaatsvinden. In de tussentijd blijft de behandeling van de moeder doorgang vinden en daarnaast start zij binnenkort met groepsbehandelingen. De kinderrechter is het met de GI eens dat het plan de omgang met [voornaam minderjarige] in een vlot tempo uit te breiden om stapsgewijs toe te werken naar een thuisplaatsing passend is. De wens van de moeder tot spoedige thuisplaatsing is begrijpelijk en invoelbaar, maar voorkomen dient te worden dat het terugplaatsen van [voornaam minderjarige] overhaast plaatsvindt. In die situatie bestaat er een grote kans – mede gelet op de nog lopende, intensieve behandelingen van de moeder – op overbelasting van de moeder. Het is in het belang van zowel de moeder als [voornaam minderjarige] dat deze thuisplaatsing succesvol zal zijn. Voorzetting van het verblijf van [voornaam minderjarige] in het huidige pleeggezin is daarom op dit moment nog nodig, met dien verstande dat ondertussen uitvoering moet worden gegeven aan het opbouwschema zoals de GI en de moeder dat hebben afgesproken.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 16 december 2022;
verklaart de beslissing tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2022 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Batenburg, als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 16 september 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.