ECLI:NL:RBROT:2022:827

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
8 februari 2022
Zaaknummer
10-026275-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering verzoek tot contra-expertise in verkeerszaak na verkeersongeval

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 4 februari 2022, wordt het bezwaarschrift van de verdachte tegen de weigering van de rechter-commissaris om een contra-expertise van de Verkeersongevallenanalyse (VOA) te laten verrichten, ongegrond verklaard. De verdachte, die wordt vervolgd voor het opzettelijk in ernstige mate schenden van de verkeersregels, heeft op 28 oktober 2021 verzocht om onderzoekshandelingen, maar dit verzoek werd door de rechter-commissaris op 16 november 2021 afgewezen. De verdachte betwist de snelheid die aan hem is toegeschreven en stelt dat hij niet de snelheid heeft gereden die in de VOA is berekend. De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het bezwaar ongegrond is, omdat de VOA op standaardformules is gebaseerd en er getuigen zijn die de hoge snelheid bevestigen.

De rechtbank overweegt dat de rechter-commissaris een verzoek tot contra-expertise kan weigeren als het niet kan bijdragen aan de beslissing in de strafzaak. De rechtbank concludeert dat de verdachte niet voldoende heeft onderbouwd waarom de metingen en berekeningen in de VOA onjuist zouden zijn. De enkele wens om een onafhankelijke expert in te schakelen is onvoldoende om een contra-expertise te rechtvaardigen. De rechtbank stelt vast dat de verdachte niet aannemelijk heeft gemaakt dat het verzoek tot contra-expertise in redelijkheid kan bijdragen aan de beslissing in de strafzaak. Daarom blijft de beslissing van de rechter-commissaris in stand en wordt het bezwaar ongegrond verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10-026275-20
Raadkamernummer: 21/2838
Beschikkingvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige raadkamer, op het bezwaarschrift van de verdachte

[naam verdachte],

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
raadsvrouw mr. M.C. Schraven, kantoorhoudende te Tilburg.

Procedure

De verdachte heeft op grond van artikel 182 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) bij brief van 28 oktober 2021, de rechter-commissaris verzocht om in deze strafzaak onderzoekshandelingen te verrichten, bestaande uit het laten verrichten van een contra-expertise van de Verkeersongevallenanalyse (hierna: VOA).
De officier van justitie heeft bij e-mailbericht zijn zienswijze meegedeeld.
De rechter-commissaris heeft bij beschikking van 16 november 2021 het verzoek afgewezen.
Op 23 november 2021 heeft de raadsvrouw haar onderzoekswensen bij e-mailbericht nader toegelicht/verduidelijkt. Dit gaf de rechter-commissaris geen aanleiding de beschikking te herzien.
Op 29 november 2021 heeft de verdachte bij de rechtbank tegen de beschikking van de rechter-commissaris een bezwaarschrift ingediend.
De officier van justitie heeft bij e-mailbericht van 1 december 2021 zijn zienswijze meegedeeld.
Het bezwaar is op 18 januari 2022 door de raadkamer behandeld. De verdachte, de raadsvrouw en de officier van justitie mr. J. Verschuren zijn gehoord.

Feiten

De verdachte is in de onder bovengenoemd parketnummer ingeschreven zaak door de officier van justitie aangemerkt als verdachte van - kort gezegd - het opzettelijk in ernstige mate schenden van de verkeersregels (artikel 5a WVW 1994) dan wel het veroorzaken van gevaar/hinder op de weg (artikel 5 WVW 1994).
Hij wordt voor dit feit vervolgd.

Standpunt verdachte

Het bezwaarschrift keert zich tegen de weigering om contra-expertise van de VOA te laten verrichten. Daartoe is aangevoerd dat de verdediging op basis van de VOA niet kan controleren of het ter plaatse gemeten remspoor op correcte wijze is vastgesteld en of dus tot een juiste conclusie is gekomen voor wat betreft de door de verdachte gereden snelheid.
Bij de behandeling in raadkamer is namens de verdachte naar voren gebracht dat hij voornamelijk de gereden snelheid betwist. Een onafhankelijk deskundige of expert moet daarom kijken naar de gehele snelheidsberekening zoals gerelateerd in de VOA en zo controleren of de snelheid op een juiste manier is vastgesteld. Op die manier kan worden beoordeeld of de getrokken conclusie ten aanzien van de door de verdachte gereden snelheid juist is.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het bezwaar. Hierbij is gewezen op het feit dat geen onderzoek meer kan worden gedaan naar het remspoor zelf. Een ‘review’ van de VOA, zoals verzocht, is niet van belang voor enige in de strafzaak, in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv, te nemen beslissing. Daarbij komt dat er standaard formules zijn gebruikt bij het berekenen van de gereden snelheid en dat naast de VOA ook getuigen hebben verklaard over de (hoge) snelheid waarmee de verdachte zou hebben gereden.

Beoordeling

Vooropgesteld wordt dat de rechter-commissaris een verzoek als het onderhavige weigert indien de gevraagde onderzoekshandeling niet kan bijdragen aan enige in de zaak te nemen beslissing. De rechtbank zal moeten toetsen of de beslissing van de rechter-commissaris in het licht daarvan in stand kan blijven.
Op 24 juni 2020 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden te Strijen. De auto waarin de verdachte reed is in botsing gekomen met een overstekende voetganger. In het proces-verbaal VOA (p. 39 e.v. van het dossier) is door de verbalisanten, met behulp van het ter plaatse gemeten remspoor, berekend wat de snelheid van de auto ten tijde van het verkeersongeval moet zijn geweest (paragrafen 4 en 5 van het proces-verbaal VOA). De raadsvrouw heeft niet gesteld dat, noch onderbouwd waarom, de gekozen uitgangspunten respectievelijk de meting en/of berekening niet goed zou(den) zijn uitgevoerd. Het enkele feit dat de raadsvrouw deze snelheidsberekening wil controleren middels inschakeling van een onafhankelijk expert, is onvoldoende voor het laten verrichten van een contra-expertise. De verdachte heeft verklaard dat hij minder snel heeft gereden dan is berekend, ook is de berekende snelheid op die weg met zijn Peugeot 108 (op grond van zijn eigen inschatting) niet mogelijk. Ook in die verklaring ziet de rechtbank, gelet op het voorgaande en de overige stukken in het strafdossier, geen aanleiding tot het laten verrichten van een contra-expertise. Met enkel zijn eigen waarneming heeft de verdachte niet geconcretiseerd op welk punt de uitgangspunten, metingen en berekeningen in de VOA onjuist zijn. Daarmee is evenmin een begin van aannemelijkheid gegeven dat het verrichtte onderzoek en de berekening van de verkeersongevallenanalisten niet deugen.
Gelet op het voorgaande is niet aannemelijk geworden dat het verrichten van een contra-expertise in redelijkheid zal kunnen bijdragen aan enige in de strafzaak in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.
Conclusie
De beslissing van de rechter-commissaris kan in stand blijven. Het bezwaar zal ongegrond worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank:

verklaart het bezwaar ongegrond.

Deze beschikking is gegeven door:
mr. J. Bade, voorzitter,
mrs. F. Wegman en M. Zoethout, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A-L.H. Wilkens, griffier
en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2022.
De oudste rechter is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.