ECLI:NL:RBROT:2022:826

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
8 februari 2022
Zaaknummer
10/161830-21 (dagvaarding I) en 10/183907-21 (dagvaarding II)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van oplegger en container met waardevolle inhoud, poging tot diefstal uit container

Op 27 januari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met een medeverdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een oplegger met daarop een container met waardevolle inhoud, alsook aan diefstal van een vrachtwagen en het tijdelijk onbruikbaar maken van een vrachtwagen. De feiten vonden plaats op 16 mei 2021 te Botlek Rotterdam. De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal van goederen uit een container op 26 juni 2021. De rechtbank heeft het adolescentenstrafrecht toegepast en de verdachte veroordeeld tot 200 dagen jeugddetentie, waarvan 88 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 200 uur. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die op dat moment relatief jong was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich niet eerder voor soortgelijke feiten had laten veroordelen en dat er aanwijzingen zijn voor ADHD en LVB. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet met bewijsstukken was onderbouwd. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/161830-21 (dagvaarding I) en 10/183907-21 (dagvaarding II)
Datum uitspraak: 27 januari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2002 ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. F.L.C. Schoolderman, advocaat te ’s-Hertogenbosch.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 januari 2022.

2..Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J. Kroon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het bij dagvaarding met parketnummer 10/161830-21 (hierna te noemen dagvaarding I) onder 1 (met uitzondering van braak/verbreking), 2 en 3 tenlastegelegde;
  • bewezenverklaring van het bij dagvaarding met parketnummer 10/183907-21 (hierna te noemen dagvaarding II) primair tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 200 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 88 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 200 uur, subsidiair 100 dagen vervangende jeugddetentie.

4..Waardering van het bewijs

Ten aanzien van dagvaarding I feiten 1, 2 en 3

Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft – overeenkomstig de door haar aan de rechtbank overgelegde pleitaantekeningen – bepleit dat de verdachte van het bij dagvaarding I tenlastegelegde integraal dient te worden vrijgesproken.
Daartoe is betoogd dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de tweede persoon is op de camerabeelden bij [naam transportbedrijf 1] (hierna: [naam transportbedrijf 1] ) aan de [adres delict] te Rotterdam. De medeverdachte heeft verklaard dat de tweede persoon [naam persoon] betreft en niet de verdachte. Het trainingspak dat de tweede persoon droeg is onvoldoende onderscheidend om daaruit te concluderen dat dit de verdachte is. Ook had de verdachte meerdere telefoons in gebruik, zodat het gegeven dat één van zijn telefoons op 16 mei 2021 uit stond niets zegt. Bovendien sluit de omstandigheid dat die telefoon geen zendmast aanstraalde niet uit dat door middel van die telefoon op andere wijze – via een app, over wifi – gecommuniceerd is.
Beoordeling
De rechtbank neemt bij haar beoordeling als uitgangspunt dat in zijn algemeenheid een verklaring aan geloofwaardigheid wint als deze vroeg in het opsporingsonderzoek wordt afgelegd en daarna bevestiging vindt in (technische) onderzoeksresultaten of getuigenverklaringen van objectieve derden. Verder kunnen de algemene (on)waarschijnlijkheid, (on)verklaarbaarheid of mate van voorstelbaarheid van hetgeen door een verdachte als verklaring wordt gegeven voor zijn handelen een rol spelen bij het waarderen van een op die verklaring gebaseerd scenario.
Toegespitst op deze zaak stelt de rechtbank vast dat de verdachte zich zowel tijdens zijn verhoren bij de politie als ten overstaan van de rechter-commissaris op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Pas ter terechtzitting in november 2021, na kennisname van vrijwel het volledige dossier, heeft de verdachte een inhoudelijke verklaring afgelegd. Die verklaring houdt in dat hij inderdaad te zien is op de camerabeelden bij tankstation Total aan de A12 nabij Harmelen. De verdachte was daar op verzoek van zijn medeverdachte om diens portemonnee te brengen die hij was vergeten. De verdachte is meteen in de auto gestapt en gaan rijden nadat de medeverdachte hem had geappt met de vraag om zijn portemonnee naar het tankstation te brengen.
De verklaring van de verdachte wordt als ongeloofwaardig terzijde gesteld. Daartoe is redengevend dat de telefoon van de verdachte op het moment van de diefstal van de container - tussen 15 mei 2021, omstreeks 23:00, en 16 mei 2021, omstreeks 12:00 uur - geen enkele verbinding, ook geen dataverbinding maakte. Hieruit volgt dat de medeverdachte niet heeft gebeld of geappt met de verdachte om zijn portemonnee te brengen. Ook bevat het dossier geen enkele aanwijzing dat de verdachte in het bezit was van nog een andere telefoon. Ten slotte biedt het dossier geen steun voor het scenario dat zowel de verdachte als zijn medeverdachte met hun telefoons via een app, over wifi communiceerden.
Het dossier bevat evenmin steunbewijs voor de verklaring van de medeverdachte dat de tweede persoon [naam persoon] betreft. Integendeel, uit de historische gegevens van de telefoon van [naam persoon] volgt dat hij zich op 16 mei 2021 om 04:16 uur in Eindhoven bevond.
De afstand over de weg met de auto tussen de locatie van [naam transportbedrijf 1] en de locatie van [naam persoon] is circa 128 kilometer ofwel anderhalf uur rijden.
Ten slotte heeft de politie de camerabeelden van [naam transportbedrijf 1] vergeleken met de camerabeelden van tankstation Total en daaruit volgt dat de waargenomen tweede persoon bij [naam transportbedrijf 1] qua kleding, postuur en haardracht sterk overeenkomt met de verdachte.
Conclusie
Gezien het voorgaande – in onderling verband en samenhang bezien – acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het de verdachte is die zich samen met de medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan de op dagvaarding I onder 1 (met uitzondering van de ten laste gelegde braak/verbreking), 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van dagvaarding II
Standpunt verdediging
Ten aanzien van dagvaarding II primair is eveneens vrijspraak bepleit. Aangevoerd is dat de verdachte geen opzet had op diefstal, maar enkel op het openbreken, dus vernielen, van de container. Om stoer te doen heeft de verdachte zich daartoe door de andere vier inzittenden van de Renault Clio laten overhalen.
Beoordeling
Vast staat dat in de Renault Clio waarin de verdachte met anderen kort na de melding is aangetroffen ook inbrekerswerktuig is aangetroffen, zoals een breekijzer. Ook staat vast dat de verdachte met een meegenomen waterpomptang bezig was het zegel achterop de container te verbreken. Een dergelijke gedraging moet naar haar uiterlijke verschijningsvorm worden beschouwd als te zijn gericht op uitvoering van een door de verdachte en zijn mededaders voorgenomen diefstal en niet slechts op vernieling van een op zichzelf staand goed. Daarom acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het op dagvaarding II primair ten laste gelegde feit.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding I onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 16 mei 2021 te Botlek Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander,
- een oplegger (merk Pacton, voorzien van kenteken [kentekennummer 1] ) en
- een container (MSC met nummer [containernummer] ) en
- een lading parfum (merk: Victoria
’sSecret),
die aan [naam transportbedrijf 2] en/of [naam transportbedrijf 3] en/of [naam transportbedrijf 4] , toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op 16 mei 2021 te Botlek Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander,
een vrachtwagen (merk: Daf, type Te85xc, voorzien van kenteken [kentekennummer 2] ), die aan [naam transportbedrijf 1] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen goed onder hun bereik
hebben gebracht door het gebruik van een sleutel waartoe zij, verdachte en zijn
mededader, niet gerechtigd waren;
3
hij op 16 mei 2021 te Botlek Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander
opzettelijk en wederrechtelijk een vrachtwagen (voorzien van kenteken [kentekennummer 3] ,
die aan [naam transportbedrijf 2] , toebehoorde onbruikbaar heeft gemaakt .
en dat de verdachte het bij dagvaarding II primair tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 26 juni 2021 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om containergoederen, toebehorend aan [naam slachtoffer] , weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, de zegel van een container heeft beschadigd , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Ten aanzien van dagvaarding I
1.
diefstal door twee of meer verenigde personen;
2.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
3.
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken.
Ten aanzien van dagvaarding II primair
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan diefstal van een oplegger met daarop een container met inhoud van grote waarde. Ook hebben zij zich schuldig gemaakt aan diefstal van een vrachtwagen en het (tijdelijk) onbruikbaar maken van een vrachtwagen. Zij hebben op één dag deze drie feiten op professionele wijze gepleegd. Daarnaast heeft de verdachte zich ruim een maand later samen met vier anderen schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal van goederen uit een container door met een waterpomptang het zegel van de container te beschadigen.
Diefstal van vrachtwagens, opleggers en containers met goederen vormen voor de transportsector een ernstige bron van schade. Niet alleen in de vorm van directe schade, maar ook als gevolg van verhoogde verzekeringspremies en de noodzaak tot het nemen van steeds verdergaande maatregelen ter voorkoming van deze criminaliteit. Verder kan de diefstal van lading grote gevolgen hebben voor de eigenaren van de lading. De verdachte heeft zich om dit alles kennelijk niet bekommerd en alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin. Uit het handelen van de verdachte spreekt bovendien minachting voor andermans eigendommen.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 november 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Rapportage
De rechtbank heeft kennis genomen van een rapport van het Leger des Heils, afdeling reclassering (hierna: reclassering), gedateerd 31 december 2021. Dit rapport houdt – kort samengevat en voor zover van belang – het volgende in.
Er zijn aanwijzingen dat de verdachte zich negatief laat beïnvloeden en/of door anderen ingezet kan worden. De verdachte had ten tijde van de onderhavige delicten geen zinvolle
dagbesteding of legale inkomensvorm. Hij was voor zijn onderhoud en huisvesting afhankelijk van één van de medeverdachten (de vader van een vriend). Er zijn aanwijzingen voor ADHD en LVB. Er lijken geen problemen te zijn in het gebruik van middelen. Sinds de verdachte eind november 2021 uit preventieve hechtenis is geschorst, woont hij weer bij zijn ouders en wordt hij begeleid door de jeugdreclassering. Hij werkt enkele uren per dag in een restaurant met uitzicht op meer werk. Ook toont hij motivatie om zijn leven een andere wending te geven en zegt hij dat hij afstand heeft genomen van zijn oude vrienden. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. In het geval van een bewezenverklaring, wordt geadviseerd om het adolescentenstrafrecht toe te passen en de verdachte te veroordelen tot een (deels) voorwaardelijke straf met oplegging van bijzondere voorwaarden. De reclassering acht de verdachte in staat om een taakstraf uit te voeren.
Conclusie
Gelet op de ernst van de door de verdachte gepleegde feiten, is het opleggen van
een vrijheidsbenemende straf op haar plaats. Bij de vaststelling van de duur daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Ook heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op overwegingen van vergelding en preventie.
De rechtbank heeft in ogenschouw genomen dat, gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht), in het geval van één ladingdiefstal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden als uitgangspunt heeft te gelden.
In strafverzwarende zin wordt rekening gehouden met de grote waarde van de gestolen goederen.
In strafmatigende zin wordt rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten nog betrekkelijk jong was. Hierin wordt aanleiding gezien toepassing te geven aan het adolescentenstrafrecht.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen jeugddetentie voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Om recht te doen aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten, acht de rechtbank tevens het opleggen van een taakstraf conform de door de officier van justitie gevorderde duur, passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde] ter zake van het bij dagvaarding I onder 1 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van $ 23.189,19 aan materiële schade, bestaande uit gederfde winst, vermeerderd met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de vordering niet met (bewijs) stukken is onderbouwd.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 47, 57, 77c, 77m, 77n, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding II primair tenlastegelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 200 (tweehonderd) dagen;
bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
88 (achtentachtig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde werkt mee aan het toezicht door de jeugdreclassering van JBBrabant en meldt zich op afspraken met de jeugdreclassering, zo lang en zo vaak als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal op geen enkele wijze - direct of indirect - contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam medeverdachte] , geboortedatum [geboortedatum medeverdachte] , met ingang van heden, zolang het openbaar ministerie dit noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich inspannen om scholing te volgen met ingang van het nieuwe schooljaar, zo lang en zo vaak als jeugdreclassering van JBBrabant noodzakelijk vindt;
de veroordeelde is verplicht zich te houden aan een avondklok (locatiegebod), waarbij hij na 20:30 uur ‘s avonds en voor 8:00 uur ‘s morgens aanwezig dient te zijn op zijn woonadres ( [adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ), te bepalen door en zo lang als de jeugdreclassering van JBBrabant dat noodzakelijk acht.
de veroordeelde beschikt over een zinvolle dagbesteding, in de vorm van werk, bij een door de jeugdreclassering goedgekeurde werkgever;
Deze avondklok wordt gecontroleerd door de politie
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tevens tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, waarbij de jeugdreclassering van JBBrabant dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
100 (honderd) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart
de benadeelde partij niet-ontvankelijkin de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.N. Maat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 januari 2022.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt onder parketnummer 10/161830-21 (dagvaarding I) tenlastegelegd dat
1
hij, op of omstreeks 16 mei 2021 te Botlek Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een trailer/oplegger (merk Pacton, voorzien van kenteken [kentekennummer 1] ) en/of
- een container (MSC met nummer [containernummer] ) en/of
- een lading parfume (merk: Victoria Secret),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam transportbedrijf 2] en/of
[naam transportbedrijf 3] en/of [naam transportbedrijf 4] , in elk geval aan een
ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 16 mei 2021 te Botlek Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een vrachtwagen (merk: Daf, type Te85xc, voorzien van kenteken [kentekennummer 2] ), in elk
geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam transportbedrijf 1] , in elk
geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
door het gebruik van de/een sleutel waartoe hij/zij, verdachte en/of zijn
mededader(s), niet gerechtigd was/waren;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
3
hij, op of omstreeks 16 mei 2021 te Botlek Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk een vrachtwagen (voorzien van kenteken [kentekennummer 3] ,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam transportbedrijf 2] , in elk
geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
Aan de verdachte wordt onder parketnummer 10/183907-21 (dagvaarding II) tenlastegelegd dat
hij, op of omstreeks 26 juni 2021 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om containergoederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen,
de zegel en/of het slot van een container en/of een vrachtwagen heeft beschadigd
en/of heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 26 juni 2021 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk een zegel en/of een slot, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)