ECLI:NL:RBROT:2022:8256

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2022
Publicatiedatum
5 oktober 2022
Zaaknummer
10/073292-22 en 10/269075-21 vordering TUL VV: 10/233629-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreigingen met terbeschikkingstelling en vrijheidsbeperkende maatregel

Op 25 augustus 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die op 4 oktober 2021 en 21 maart 2022 bedreigingen heeft geuit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere bedreigingen met enig misdrijf tegen het leven gericht, waarbij hij onder andere met een mes heeft gezwaaid en dreigende woorden heeft geuit naar verschillende slachtoffers. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor een deel van de tenlastelegging, maar de rechtbank heeft de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht vanwege psychische stoornissen, waaronder een borderline persoonlijkheidsstoornis en middelenmisbruik. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, terbeschikkingstelling met voorwaarden en een vrijheidsbeperkende maatregel van vijf jaar, waarbij contact met een van de slachtoffers verboden is. De rechtbank heeft ook een geldboete opgelegd en de proeftijd van een eerdere veroordeling verlengd. De beslissing is genomen na zorgvuldige overweging van de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de adviezen van deskundigen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/073292-22 en 10/269075-21
Parketnummer vordering TUL VV: 10/233629-20
Datum uitspraak: 25 augustus 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres adres verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. A.W. Grijseels, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 augustus 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.A.A. Smetsers heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 10/269075-21 onder 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer onder 10/269075-21 onder 1, onder 2 primair en onder 4 ten laste gelegde, alsmede bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 10/073292-22 onder 1 en 2 ten laste gelegde en de veroordeling van de verdachte tot:
  • een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest;
  • ter beschikkingstelling van de verdachte voor ongemaximeerde duur met voorwaarden als geadviseerd door reclassering Nederland in het (nader in dit vonnis te bespreken rapport van Reclassering Nederland d.d. 11 augustus 2022), met het bevel de terbeschikkingstelling dadelijk uitvoerbaar te verklaren;
  • verlenging van de proeftijd met 1 jaar van de voorwaardelijk opgelegde straf in de zaak met parketnummer 10/233629-20, waarbij de officier van justitie de rechtbank in overweging heeft gegeven om van de aan de proeftijd verbonden voorwaarden alleen de algemene voorwaarde(n) te handhaven;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van vijf jaar, inhoudende dat verdachte op geen enkele wijze, direct of indirect, contact zal zoeken en of hebben met [naam slachtoffer 1], en voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan twee weken hechtenis per overtreding van de maatregel met een maximum van zes maanden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het in de zaak met parketnummer 10/269075-21 onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het in de zaak met parketnummer 10/269075-21 onder 4, alsmede het in de zaak met parketnummer 10/073292-22 onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In de zaak met parketnummer 10/269075-21 onder 2:
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Het opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel acht de officier van justitie bij de verdachte aanwezig in de zin van voorwaardelijk opzet.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte van het hem primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, omdat het opzet bij de verdachte op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, ook in voorwaardelijke zin, ontbreekt. Op grond van de camerabeelden en de met betrekking daartoe afgelegde verklaringen kan niet worden vastgesteld dat de verdachte mes een mes gericht heeft gestoken in de richting van [naam slachtoffer 2].
4.2.3.
Beoordeling
Op grond van de bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de richting van [naam slachtoffer 2] met zijn vinger een snijdende beweging langs zijn keel heeft gemaakt. Voorts is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte met een mes een zwaaiende beweging in de richting van [naam slachtoffer 2] heeft gemaakt, maar niet kan worden vastgesteld dat de verdachte die zwaaiende bewegingen op een zodanige afstand van het lichaam van [naam slachtoffer 2] heeft gemaakt dat dit zwaar lichamelijk letsel bij [naam slachtoffer 2] heeft kunnen opleveren.
De verdachte zal van het hem primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Wel is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde bedreiging van [naam slachtoffer 2], door in de richting van [naam slachtoffer 2] met een vinger een snijdende beweging langs zijn keel te maken en met een mes in diens richting te zwaaien.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de zaak met parketnummer 10/269075-21 onder 1 en onder 2 subsidiair en het in de zaak met parketnummer 10/073292-22 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/269075-21 onder 4 en het in de zaak met parketnummer 10/073292-22 onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 4 oktober 2021 te Rotterdam
[naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 5] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht ,
door die [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 5] aan te kijken en dreigend de
woorden toe te voegen "Ik ga iedereen overhoop steken" en vervolgens "Die
Marokkaan gaat als eerst"..
2
(subsidiair):
hij op 4 oktober 2021 te Rotterdam
[naam slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht ,
door
- voornoemd [naam slachtoffer 2] aan te kijken en vervolgens met zijn, , vinger
een snijdende beweging langs zijn, verdachtes, keel te maken - vervolgens met een mes in de richting
van het hoofd, gezicht en/of de nek van voornoemde [naam slachtoffer 2] te zwaaien.
4
hij op 4 oktober 2021 te Rotterdam
op de openbare weg, namelijk op straat, te weten de Zevenkampsering, een wapen
als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie IV onder 1º van de Wet wapens en munitie, te
weten een mes waarvan het lemmet is voorzien van meer dan één snijkant, namelijk
van twee snijkanten, heeft gedragen.
In de zaak met parketnummer 10/073292-22:
1
hij op 21 maart 2022 te Rotterdam
[naam slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht
door die [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen
- " Ik maak je dood, ik steek je dood" en
- " Ik ga je keel doorsnijden, ik weet waar je woont en als ik in je huis ben dan
bind ik je vast en steek je daarna lek" en
- " Een beetje benzine pakken en dan steek ik je in de fik",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2
hij op 21 maart 2022 te Rotterdam
[naam slachtoffer 6] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht ,
door die [naam slachtoffer 6] dreigend de woorden toe te voegen "Ik kom terug, als jullie
dan ook komen schiet ik jullie kankerdood".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
Feit 2 (subsidiair):
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Feit 4:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
In de zaak met parketnummer 10/073292-22:
Feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregelen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregelen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aantal bedreigingen.
De verdachte heeft, slechts omdat hij meende te weinig wisselgeld te hebben ontvangen, op 4 oktober 2021 in een snackbar meerdere medewerkers gedreigd overhoop te steken. De verdachte was op dat moment in het bezit van een mes. De verdachte heeft ook een daar aanwezige nietsvermoedende klant met de dood bedreigd door in diens richting met een vinger een snijdende beweging langs zijn keel te maken en met het mes in de richting van deze klant te zwaaien.
Op 21 maart 2022 heeft de verdachte zich opnieuw schuldig gemaakt aan een bedreiging. Ditmaal heeft de verdachte de dochter van zijn buurvrouw gedreigd dood te steken. Na zijn aanhouding heeft de verdachte tijdens zijn overbrenging naar een politiebureau een politieman gedreigd dood te schieten.
Door zijn handelen heeft verdachte bij de aangevers gevoelens van angst en onveiligheid teweeg gebracht. Het moet voor hen een zeer angstige ervaring zijn geweest om op die wijze en geheel onverwacht te worden bedreigd. De dochter van de buurvrouw van de verdachte kent de verdachte al langer en heeft verklaard dat zij bang is dat de verdachte zijn bedreigingen daadwerkelijk zal uitvoeren.
Dat de verdachte meermalen in het bezit is gebleken in combinatie met of gelijktijdig met bedreigingen is zorgelijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 juni 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het in de zaak met parketnummer 10/073292-22 opgemaakte multidisciplinaire rapport van GZ-psycholoog [naam 1] en de psychiater [naam 2], respectievelijk gedateerd 15 juni 2022 en 31 mei 2022, en op het rapport van de Reclassering Nederland, gedateerd 11 augustus 2022.
Het multidisciplinaire rapport voornoemd, houdt samenvattend en voor zover van belang het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van psychische stoornissen in de vorm van een borderline persoonlijkheidsstoornis (met paranoïde en antisociale trekken), ADHD en stoornissen in het gebruik van alcohol, cannabis en stimulantia. Met name is sprake van een duurzaam patroon van instabiliteit in zelfbeeld, in affect en in relatievorming, met een neiging tot afwisselend idealiseren en devalueren, kwetsbaarheid voor verlating, impulsiviteit, recidiverend zelfbeschadigend en suïcidaal gedrag, ongecontroleerde boosheid met fysieke agressie, kwetsbaarheid voor misbruik en afhankelijkheid van middelen en incidentele irreële achterdocht na habitueel cannabisgebruik. De verdachte geeft daarvan blijk in zijn gedrag, en neigt in zijn gedrag tot zwart-wit-denken door zijn maniforme ontremming. De bevindingen van het onderzoek en anamnese wijzen op overactiviteit en concentratiezwakte.
De thans aan verdachte ten laste gelegde feiten kunnen bij bewezenverklaring worden beschouwd als grotendeels voortgekomen uit emotionele en gedragsmatige labiliteit en impulsiviteit veroorzaakt door de borderline persoonlijkheidsstoornis, versterkt door habitueel misbruik van cannabis en door ontremming als gevolg van alcoholmisbruik, waar de verdachte e door zijn persoonlijkheidsstoornis kwetsbaar voor is. Geadviseerd wordt daarom de verdachte de ten laste gelegde feiten bij bewezenverklaring in een verminderde mate toe te rekenen. Er zijn risicofactoren aanwezig, waaronder meerdere stoornissen, gepaard gaande met disfuncties, zoals weinig controle over middelengebruik, wantrouwen, kwetsbaarheid voor instabiel functioneren en het beperkt kunnen profiteren van behandeling en begeleiding. Ook worden toekomstige problemen met professionele ondersteuning en plannen, responsiviteit op behandeling in een vrijwillig kader en problemen op het gebied van stress en coping verwacht wanneer de situatie blijft zoals zij nu is.
Gezien de recente voorgeschiedenis kan klinisch gezien het recidiverisico als -in elk geval- matig-hoog worden ingeschat.
Geadviseerd wordt het eventuele recidivegevaar te beperken door ambulante psychiatrische en psychologische behandeling van onderzochte door een forensische polikliniek en/of FACT-team, mogelijk van GGZ Fivoor, in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel onder toezicht van de reclassering, met controle op abstinentie van alcohol en drugs.
Geadviseerd wordt daarnaast de mogelijkheden te laten onderzoeken voor een zorgmachtiging op grond van de Wet forensische zorg, artikel 2.3, met name om klinische crisisinterventie door de GGZ mogelijk te maken bij eventuele terugval in middelengebruik of andersoortige decompensatie van de verdachte.
Bij het alternatief van een terbeschikkingstelling met voorwaarden kan er wel langere tijd behandeling plaatsvinden vanuit een dringend kader, maar door de forse weerstand van de verdachte lijkt de slagingskans daarvan te kunnen afnemen.
In het rapport van Reclassering Nederland (hierna; de reclassering) van 11 augustus 2022 december 2019 wordt aangesloten bij de conclusies en adviezen van het multidisciplinaire rapport van de psycholoog en de psychiater.
De reclassering ziet bij de verdachte risico’s op het vlak van impulsiviteit en gedragsmatige labiliteit, versterkt door habitueel misbruik van cannabis en door ontremming als gevolg van alcoholmisbruik. Met name bij zijn persoonlijkheidsstoornis is de combinatie met middelengebruik risicovol.
De reclassering ziet beperkte mogelijkheden om het recidiverisico te beperken binnen een voorwaardelijke veroordeling en ziet het strikte en meer stringente kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden als passender. Daarin kan eerst worden gewerkt aan een klinische behandeling en vervolgens ambulante hulverlening, waarna later in het toezicht kan worden ingezet op uitstroom in een resocialisatietraject.
De reclassering noemt als voorwaarden onder de maatregel van terbeschikkingstelling een meldplicht bij de reclassering, een verplichte opname in een Forensische kliniek of een soortgelijke instelling, een verplichte ambulante behandeling, de verplichting om mee te werken aan een time-out, een drugs- en alcoholverbod en de verplichte medewerking van de verdachte aan schuldhulpverlening, aan middelencontrole en aan woonbegeleiding.
Ter terechtzitting hebben de psycholoog [naam 1] en [naam 3] namens Reclassering Nederland de door hen uitgebrachte rapporten toegelicht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog ten aanzien van de toerekenbaarheid gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Het multidisciplinaire rapport door de deskundigen is alleen opgemaakt met betrekking tot de aan de verdachte en laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 10/073292-22, feiten die door de verdachte zijn begaan op 21 maart 2022.
De rechtbank gaat er echter van uit dat de ziekelijke stoornis van de verdachte ook reeds bij hem aanwezig was ten tijde van het plegen van de feiten op 4 oktober 2021. In het rapport van de deskundigen is immers vermeld dat in 2020 ook een Pro Justitia rapport over de verdachte is uitgebracht en reeds toen is geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van een borderline persoonlijkheidsstoornis met paranoïde en antisociale trekken en een alcohol- en cannabis gerelateerde stoornis, eveneens aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Differentiaal diagnostisch werden ook ADHD en zwakbegaafdheid geclassificeerd en dat de stoornissen disfunctioneren veroorzaakte dat heeft doorgewerkt in zijn gedrag tijdens de delicten op 4 oktober 2021.
Straf en maatregel
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank zal de officier van justitie volgen in zijn eis en aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
De rechtbank zal voor het in de zaak met parketnummer 10/269075-21 onder 4 bewezenverklaarde feit een geldboete van na te noemen hoogte opleggen.
TBS
De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eisen de terbeschikkingstelling van de verdachte met voorwaarden. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van de bewezen verklaarde feiten en het gevaar voor herhaling.
Vastgesteld wordt dat de bewezen verklaarde feiten, ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden zal worden opgelegd, misdrijven betreffen als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank volgt het advies van de deskundigen om het gevaar voor recidive te beperken door het opleggen van bijzondere voorwaarden in het kader van een deels voorwaardelijke straf dus niet.
Het door de deskundigen voorgestelde behandelingskader is naar het oordeel van de rechtbank te vrijblijvend en te zeer afhankelijk van de wil en bereidheid van de verdachte om binnen dit minder strikte kader met succes het als matig tot hoog ingeschatte gevaar op herhaling voldoende te kunnen terugdringen.
Dit oordeel wordt in belangrijke mate ingegeven door het gebrek aan daadwerkelijke bereidheid van de verdachte, die heeft verklaard dat hij zich aan wel aan de (bijzondere) voorwaarden zal houden en zich daar niet tegen verzet, mits hem maar de -in zijn ogen- juiste hulp geboden wordt, zodat hij zijn toekomst kan opbouwen. Voorts heeft hij verklaard dat hij zich afvraagt waarom hij zich onder toezicht maar moet blijven bewijzen.
Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande terbeschikkingstelling met voorwaarden als voorgesteld door de reclassering worden opgelegd.
De maatregel brengt met zich dat als verdachte de door de rechtbank gestelde voorwaarden niet naleeft of anderszins het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen zulks eist, de maatregel kan worden omgezet in een terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
De rechtbank zal, op grond van artikel 38 lid 7 van het Wetboek van Strafrecht, de dadelijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden bevelen opdat direct voortgegaan kan worden met de uitvoering van de voorwaarden. Naar het oordeel van de rechtbank moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte, als hij niet wordt behandeld, wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Tot slot stelt de rechtbank vast dat de bedreigingen ter zake waarvan de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt opgelegd misdrijven betreffen die gericht zijn tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Een aantal van de bedreigingen heeft immers plaatsgevonden met het gebruik van een mes of wapen.
In het geval het tot een omzetting van de voorwaardelijke terbeschikkingstelling tot een onvoorwaardelijke terbeschikkingstelling mocht komen, dan kan de totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
machtiging
Het advies van de deskundigen om de mogelijkheden te laten onderzoeken voor een zorgmachtiging op grond van de Wet forensische zorg, artikel 2.3, met name om klinische crisisinterventie door de GGZ mogelijk te maken bij eventuele terugval in middelengebruik of andersoortige decompensatie van de verdachte volgt de rechtbank niet, nu daarvoor een deugdelijk onderliggend advies ontbreekt.
maatregel 38v
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte, zoals ook is gevorderd door de officier van justitie, de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 5 jaren opgelegd, inhoudende een contactverbod met [naam slachtoffer 1].
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens [naam slachtoffer 1] wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1], ter zake van het in de zaak met parketnummer 10/269075-21 onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert en vergoeding van € 829,00 aan immateriële schade (smartegeldvergoeding).
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering toewijsbaar tot een bedrag van € 500,00 en dat de benadeelde partij voor het meer of anders gevorderde niet ontvankelijk is in de vordering.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft het standpunt ingenomen dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd een heeft geconcludeerd tot niet ontvankelijkheid van de benadeelde partij in de vordering.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de vordering niet voldoende met bescheiden is onderbouwd.
De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2], ter zake van het in de zaak met parketnummer 10/269075-21 onder 1 ten laste gelegde feit. In het met betrekking tot de vordering ingediende formulier is geen opgave van de hoogte van de schade gedaan.
8.5.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de buiten behandeling moet worden gesteld, omdat daarin geen opgave van de hoogte van de schade is gedaan.
8.6.
Beoordeling
De vordering van de benadeelde partij zal, bij gebreke van een opgave van gestelde schade ontbreekt, buiten behandeling worden gesteld.

9..Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 30 december 2020 van de politierechter in deze rechtbank/de rechtbank is de verdachte ter zake van bedreiging met zware mishandeling, het opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 33 dagen, waarvan een gedeelte groot 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 14 januari 2021.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de aan voormelde veroordeling verbonden proeftijd zal worden verlengd met een jaar. De officier van justitie heeft voorts gevorderd om van de aan de proeftijd verbonden voorwaarden alleen de algemene voorwaarden te handhaven.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, doch in plaats daarvan de proeftijd te verlengen met één jaar. De rechtbank zal de aan de proeftijd verbonden voorwaarden wijzigen in die zin dat daarvan alleen de algemene voorwaarden worden gehandhaafd.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 23, 37a, 38, 38a, 38v, 57, 62 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 54 van de Wet wapens en munitie.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/269075-21 onder 2 primair ten laste gelegde feit en heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/269075-21 onder 1, onder 2 subsidiair en het onder 4, alsmede het in de zaak met parketnummer 10/073292-22 onder 1 en 2 ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte in de zaak met parketnummer 10/269075-21 onder 1, onder 2 subsidiair en in de zaak met parketnummer 10/073292-22 onder 1 en 2 tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte in de zaak met parketnummer 10/269075-21 onder 4
tot een
geldboete van € 200,00 (tweehonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
4 dagen hechtenis;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 5 jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen zich te onthouden van direct of indirect contact met [naam slachtoffer 1];
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van twee weken, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij de navolgende voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
de ter beschikking gestelde zal zich niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de ter beschikking gestelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
de ter beschikking gestelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de ter beschikking gestelde laat zich opnemen in een Forensische of(kliniek) een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, zolang de reclassering in overleg met de behandelaar dat nodig vindt;
de ter beschikking gestelde werkt mee aan een ambulante forensische poliklinische behandeling, te bepalen door de instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing;
de ter beschikking gestelde werkt mee aan een FPT en time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt, voor de duur van maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog maximaal 7 weken.de ter beschikking gestelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen/alcohol, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urine- en ademonderzoek;
de ter beschikking gestelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dat inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening;
de ter beschikking gestelde werkt mee aan woonbegeleiding met een inspanningsverplichting om mee te werken aan het verkrijgen en behouden van huisvesting;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt dat de op grond van artikel 38 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
stelt de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] buiten behandeling;
verlengt de proeftijd van de bij vonnis van 30 december 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met 1 jaar;
bepaalt dat de bijzondere voorwaarden verbonden aan het bij vonnis van 30 december 2020 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde voorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf, groot 30 dagen, komen te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. C. Vogtschmidt en F.W.H. van den Emster, rechters,
in tegenwoordigheid van J.P. van der Wijden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 25 augustus 2022.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
In de zaak met parketnummer 10/269075-21:
1
hij op of omstreeks 4 oktober 2021 te Rotterdam
[naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5] aan te kijken en/of dreigend de
woorden toe te voegen "Ik ga iedereen overhoop steken" en/of (vervolgens) "Die
Marokkaan gaat als eerst", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2
hij op of omstreeks 4 oktober 2021 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam slachtoffer 2]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
een of meerdere keren met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in
de richting van het hoofd, gezicht en/of de nek van voornoemde [naam slachtoffer 2] heeft
gezwaaid en/of gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 oktober 2021 te Rotterdam
[naam slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door
- voornoemd [naam slachtoffer 2] aan te kijken en/of (vervolgens) met zijn, verdachtes, vinger
een snijdende beweging langs zijn, verdachtes, keel te maken en/of
- ( vervolgens) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de richting
van het hoofd, gezicht en/of de nek van voornoemde [naam slachtoffer 2] te zwaaien en/of te
steken;
3
hij op of omstreeks 4 oktober 2021 te Rotterdam
een of meerdere tot op heden onbekend gebleven slachtoffers heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die voornoemde slachtoffers dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga bij
iedereen voor en anders steek ik iedereen neer" en/of "Ik heb een klote dag, dus ik
steek iedereen neer die ik tegen kom", althans woorden van gelijke dreigende aard
of strekking en/of (vervolgens) met een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp te zwaaien;
4
hij op of omstreeks 4 oktober 2021 te Rotterdam
op de openbare weg, namelijk op straat, te weten de Zevenkampsering, een wapen
als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie IV onder 1º van de Wet wapens en munitie, te
weten een mes waarvan het lemmet is voorzien van meer dan één snijkant, namelijk
van twee snijkanten, heeft gedragen;
In de zaak met parketnummer 10/073292-22:
1
hij op of omstreeks 21 maart 2022 te Rotterdam
[naam slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen
- " Ik maak je dood, ik steek je dood" en/of
- " Ik verkracht je" en/of
- " Ik ga je keel doorsnijden, ik weet waar je woont en als ik in je huis ben dan
verkracht ik je en bind ik je vast en steek je daarna lek" en/of
- " Een beetje benzine pakken en dan steek ik je in de fik",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2
hij op of omstreeks 21 maart 2022 te Rotterdam
[naam slachtoffer 6] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [naam slachtoffer 6] dreigend de woorden toe te voegen "Ik kom terug, als jullie
dan ook komen schiet ik jullie kankerdood", althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking;