ECLI:NL:RBROT:2022:825

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
8 februari 2022
Zaaknummer
10/208255-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van vrachtwagens en opleggers met grote waarde door beroepscriminelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met een medeverdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een oplegger met daarop een container van grote waarde, alsook aan de diefstal van een vrachtwagen en het tijdelijk onbruikbaar maken van een andere vrachtwagen. De feiten vonden plaats op 16 mei 2021 te Botlek Rotterdam. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, heeft een strafblad dat duidt op een carrière als beroepscrimineel. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 20 maanden geëist, maar de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 15 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten op professionele wijze heeft gepleegd, wat aanzienlijke schade toebrengt aan de transportsector. De verdachte heeft geen lering getrokken uit eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet met bewijsstukken was onderbouwd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank de verdachte schuldig heeft bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen en medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk onbruikbaar maken van goederen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/208255-21
Datum uitspraak: 27 januari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Grave,
raadsvrouw mr. S.G.H. van der Kamp, advocaat te ’s-Hertogenbosch.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 januari 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J. Kroon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 (met uitzondering van braak/verbreking), 2 en 3 tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 16 mei 2021 te Botlek Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander,
- een oplegger (merk Pacton, voorzien van kenteken [kentekennummer 1] ) en- een container (MSC met nummer [containernummer] ) en
- een lading parfum (merk: Victoria
’sSecret),
die aan [naam transportbedrijf 1] en/of [naam transportbedrijf 2] en/of [naam transportbedrijf 3] , toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op 16 mei 2021 te Botlek Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander,
een vrachtwagen (merk: Daf, type Te85xc, voorzien van kenteken [kentekennummer 2] ), die aan [naam transportbedrijf 4] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen goed onder hun bereik
hebben gebracht door het gebruik van een sleutel waartoe zij, verdachte en zijn
mededader, niet gerechtigd waren;
3
hij op 16 mei 2021 te Botlek Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander
opzettelijk en wederrechtelijk een vrachtwagen (voorzien van kenteken [kentekennummer 3] ),
die aan [naam transportbedrijf 1] , toebehoorde onbruikbaar heeft gemaakt .
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal door twee of meer verenigde personen;
2.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
3.
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan diefstal van een oplegger met daarop een container met inhoud van grote waarde. Ook hebben zij zich schuldig gemaakt aan diefstal van een vrachtwagen en het (tijdelijk) onbruikbaar maken van een vrachtwagen. Zij hebben op één dag deze drie feiten op professionele wijze gepleegd.
Diefstal van vrachtwagens, opleggers en containers met goederen vormen voor de transportsector een ernstige bron van schade. Niet alleen in de vorm van directe schade, maar ook als gevolg van verhoogde verzekeringspremies en de noodzaak tot het nemen van steeds verdergaande maatregelen ter voorkoming van deze criminaliteit. Verder kan de diefstal van lading grote gevolgen hebben voor de eigenaren van de lading. De verdachte heeft zich om dit alles kennelijk niet bekommerd en alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin. Uit het handelen van de verdachte spreekt bovendien minachting voor andermans eigendommen.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Blijkens een 25 pagina’s tellend uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 december 2021 is de verdachte vele malen eerder veroordeeld voor soortgelijke vermogensdelicten. De verdachte heeft daaruit blijkbaar geen lering getrokken.
Conclusie
Gezien de ernst van de feiten kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank heeft in ogenschouw genomen dat, gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht), in het geval van één ladingdiefstal waarbij sprake is van recidive, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden als uitgangspunt heeft te gelden.
In strafverzwarende zin wordt rekening gehouden met de opportunistische wijze waaronder de verdachte de feiten heeft gepleegd door een slechts 18-jarige jongen bij zijn criminele activiteiten te betrekken, de grote waarde van de gestolen goederen en de omstandigheid dat het strafblad van de verdachte duidt op een carrière als beroepscrimineel. Immers, de verdachte heeft de onderhavige feiten gepleegd tijdens een verlof van een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd op 26 april 2021 voor soortgelijke feiten.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van hierna te melden duur passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde] ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van
$ 23.189,19 aan materiële schade, bestaande uit gederfde winst, vermeerderd met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de vordering niet met (bewijs) stukken is onderbouwd.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 57, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de
benadeelde partij niet-ontvankelijkin de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.N. Maat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 januari 2022.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij, op of omstreeks 16 mei 2021 te Botlek Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een trailer/oplegger (merk Pacton, voorzien van kenteken [kentekennummer 1] ) en/of
- een container (MSC met nummer [containernummer] ) en/of
- een lading parfume (merk: Victoria Secret),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam transportbedrijf 1] en/of
[naam transportbedrijf 2] en/of [naam transportbedrijf 3] , in elk geval aan een
ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 16 mei 2021 te Botlek Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een vrachtwagen (merk: Daf, type Te85xc, voorzien van kenteken [kentekennummer 2] ), in elk
geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam transportbedrijf 4] , in elk
geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
door het gebruik van de/een sleutel waartoe hij/zij, verdachte en/of zijn
mededader(s), niet gerechtigd was/waren;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
3
hij, op of omstreeks 16 mei 2021 te Botlek Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk een vrachtwagen (voorzien van kenteken [kentekennummer 3] ),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam transportbedrijf 1] , in elk
geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)