In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling, ingediend door verzoekster op 14 juli 2022. Verzoekster heeft een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, waarbij zij een percentage van 3,63% van haar totale schuldenlast van € 49.855,04 heeft aangeboden. De schuldeisers, waaronder [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2], hebben echter geweigerd in te stemmen met deze regeling. Tijdens de zitting op 14 september 2022 zijn de weigerende schuldeisers niet verschenen, terwijl de meerderheid van de overige schuldeisers wel akkoord ging met de regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeboden regeling goed gedocumenteerd is en dat verzoekster zich heeft ingespannen om haar schuldenproblematiek op te lossen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de recente werkgelegenheid van verzoekster, die haar afloscapaciteit kan verhogen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van verzoekster en de schuldeisers die instemden met de regeling zwaarder wegen dan die van de weigerende schuldeisers. Daarom heeft de rechtbank het verzoek om de weigerende schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen. Tevens zijn de weigerende schuldeisers veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil. De rechtbank heeft vastgesteld dat er nu een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen, waardoor verzoekster kan doorgaan met het betalen van haar schulden.