ECLI:NL:RBROT:2022:8213

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 september 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
FT EA 22/643 en FT EA 22/644
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van een schuldregeling met meerdere schuldeisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling, ingediend door verzoekster op 14 juli 2022. Verzoekster heeft een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, waarbij zij een percentage van 3,63% van haar totale schuldenlast van € 49.855,04 heeft aangeboden. De schuldeisers, waaronder [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2], hebben echter geweigerd in te stemmen met deze regeling. Tijdens de zitting op 14 september 2022 zijn de weigerende schuldeisers niet verschenen, terwijl de meerderheid van de overige schuldeisers wel akkoord ging met de regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeboden regeling goed gedocumenteerd is en dat verzoekster zich heeft ingespannen om haar schuldenproblematiek op te lossen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de recente werkgelegenheid van verzoekster, die haar afloscapaciteit kan verhogen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van verzoekster en de schuldeisers die instemden met de regeling zwaarder wegen dan die van de weigerende schuldeisers. Daarom heeft de rechtbank het verzoek om de weigerende schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen. Tevens zijn de weigerende schuldeisers veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil. De rechtbank heeft vastgesteld dat er nu een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen, waardoor verzoekster kan doorgaan met het betalen van haar schulden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 21 september 2022
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoekster.

1..De procedure

Verzoekster heeft op 14 juli 2022, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een tweetal schuldeisers, te weten:
  • [schuldeiser 1], vertegenwoordigd door Aedizon Gerechtsdeurwaarders Groningen (hierna: [schuldeiser 1]);
  • [schuldeiser 2], vertegenwoordigd door GGN (hierna: [schuldeiser 2]);
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
[schuldeiser 1] heeft voorafgaand aan de zitting een verweerschrift toegezonden.
Ter zitting van 14 september 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw J. Tjon A Lin, werkzaam bij Stroomopwaarts (hierna: schuldhulpverlening).
De weigerende schuldeisers zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift drieëntwintig concurrente schuldeisers met zesendertig vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 49.855,04 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 24 januari 2022 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 3,14% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. Ten tijde van dit aanbod was nog sprake van een totale schuldenlast van € 57.612,55. In de tijd tussen de aanbieding en het indienen van het verzoekschrift is de schuldenlast dus verminderd. Op basis van de huidige schuldenlast kan een percentage van 3,63% worden aangeboden. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat er een aantal schulden zijn geschrapt, waardoor de schuldenlast thans lager uitvalt dan ten tijde van de aanbodbrief.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Participatiewet-uitkering. Verzoekster heeft echter ter zitting verklaard dat zij zeer recentelijk een nieuwe baan heeft gevonden voor 24 uur per week. Zij verwacht dit op termijn uit te kunnen breiden naar minimaal 36 uur per week. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Nu verzoekster gaat werken, is de verwachting dat de afloscapaciteit zal toenemen. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar budgetbeheerder voldaan.
Vierendertig schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] stemmen hier niet mee in. Zij hebben een vordering van respectievelijk € 2.687,49 en € 3.687,39 op verzoekster, welke 5,75% en 7,39% van de totale schuldenlast belopen.

3..Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft [schuldeiser 2] te kennen gegeven het aangeboden bedrag te laag te vinden.
In haar verweerschrift heeft [schuldeiser 1] zich op het standpunt gesteld dat de aangeboden regeling niet goed is gedocumenteerd en dat deze onvoldoende financieel transparant is. In de visie van [schuldeiser 1] heeft verzoekster voorts niet het maximaal haalbare aangeboden. De aangeboden regeling is immers gebaseerd op een Participatiewet-uitkering, terwijl de inkomenspositie van verzoekster de komende tijd nog zou kunnen verbeteren. [schuldeiser 1] wijst er daarbij op dat in de schuldsaneringsregeling wettelijke waarborgen bestaan om te verzekeren dat verzoekster voldoet aan haar verplichting zich in te spannen voor een fulltime dienstverband. Voorts wijst [schuldeiser 1] erop dat verzoekster drie minderjarige kinderen heeft en dat verzoekster onvoldoende heeft aangetoond dat de vader van de kinderen bijdraagt in de kosten van de opvoeding in de vorm van kinderalimentatie.
Hoewel behoorlijk opgeroepen hebben [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid hun standpunten ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vorderingen van [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] een gering aandeel vormen in de totale schuldenlast van respectievelijk 5,75% en 7,39%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk eenentwintig van de drieëntwintig schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Stroomopwaarts. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat zij thans een parttime baan heeft gevonden als productiemedewerker. Verzoekster zal beginnen met 24 uur per week, maar zij verwacht dit op termijn uit te kunnen breiden naar 36 uur per week. Bovendien heeft schuldhulpverlening verklaard dat de regeling start met ingang van 1 september 2022 in plaats van 24 januari 2022.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoekster het maximale ten behoeve van haar schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoekster zit in budgetbeheer. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2], die geweigerd hebben in te stemmen.
Het verzoek om [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
[schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 21 september 2022. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.