In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot toewijzing van een dwangakkoord. Verzoekster, die onder beschermingsbewind staat, heeft een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, waarbij dertig van de tweeëndertig schuldeisers akkoord zijn gegaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeboden regeling, die voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, in redelijkheid niet door de weigerende schuldeisers [schuldeiser 2] en [schuldeiser 3] kon worden afgewezen. De rechtbank heeft daarbij de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers afgewogen tegen die van de weigerende schuldeisers. De rechtbank oordeelt dat de belangen van verzoekster, die haar schuldenproblematiek wil oplossen vanuit een stabiele situatie, zwaarder wegen dan die van de weigerende schuldeisers, die een gering aandeel in de totale schuldenlast vertegenwoordigen. De rechtbank heeft het verzoek om [schuldeiser 2] en [schuldeiser 3] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en hen veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.