In deze zaak heeft verzoeker op 11 augustus 2022 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek was gericht op het verbieden van de uitvoering van een ontruimingsvonnis van de Rechtbank Rotterdam van 6 juli 2022. Verzoeker heeft aangetoond dat hij in staat is om de huur te betalen, met een arbeidsovereenkomst van 38 uur per week en een salaris van € 1.804,17. Hij heeft ook bewijs van betaling van de huur voor augustus en september 2022 overgelegd. De rechtbank heeft op 5 september 2022 een zitting gehouden waar zowel verzoeker als verweerster, vertegenwoordigd door schuldhulpverlening en een medewerker van Stichting Havensteder, aanwezig waren.
Verweerster heeft echter betoogd dat er geen vertrouwen is in een minnelijke regeling, verwijzend naar eerdere betalingsproblemen van verzoeker en de oplopende schulden. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door de wet. Gezien de overgelegde documenten en de omstandigheden, concludeerde de rechtbank dat er inderdaad een bedreigende situatie was. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker, die in zijn huurwoning wil blijven, afgewogen tegen de belangen van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wil uitvoeren.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis op te schorten voor de duur van zes maanden, mits verzoeker zijn huurtermijnen tijdig blijft voldoen. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 12 september 2022 door rechter W.J. Roos-van Toor.