ECLI:NL:RBROT:2022:8211

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 september 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
FT EA 22/717 / FT EA 22/718
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in faillissementszaak met betrekking tot huurbetalingen en schuldsanering

In deze zaak heeft verzoeker op 11 augustus 2022 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek was gericht op het verbieden van de uitvoering van een ontruimingsvonnis van de Rechtbank Rotterdam van 6 juli 2022. Verzoeker heeft aangetoond dat hij in staat is om de huur te betalen, met een arbeidsovereenkomst van 38 uur per week en een salaris van € 1.804,17. Hij heeft ook bewijs van betaling van de huur voor augustus en september 2022 overgelegd. De rechtbank heeft op 5 september 2022 een zitting gehouden waar zowel verzoeker als verweerster, vertegenwoordigd door schuldhulpverlening en een medewerker van Stichting Havensteder, aanwezig waren.

Verweerster heeft echter betoogd dat er geen vertrouwen is in een minnelijke regeling, verwijzend naar eerdere betalingsproblemen van verzoeker en de oplopende schulden. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door de wet. Gezien de overgelegde documenten en de omstandigheden, concludeerde de rechtbank dat er inderdaad een bedreigende situatie was. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker, die in zijn huurwoning wil blijven, afgewogen tegen de belangen van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wil uitvoeren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis op te schorten voor de duur van zes maanden, mits verzoeker zijn huurtermijnen tijdig blijft voldoen. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 12 september 2022 door rechter W.J. Roos-van Toor.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer]
uitspraakdatum: 12 september 2022
[verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 11 augustus 2022, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 12 augustus 2022 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 5 september 2022.
Ter zitting van 5 september 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • de heer M. van Engelenburg, werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • [verweerster], werkzaam bij Syncasso, namens Stichting Havensteder, gevestigd te Rotterdam (hierna: verweerster);
  • de heer J. Bezemer, werkzaam bij Stichting Havensteder.
Schuldhulpverlening heeft de rechtbank op 5 september 2022 aanvullende stukken doen toekomen. Verweerster heeft de rechtbank op 6 september 2022 aanvullende stukken doen toekomen. De stukken zijn in cc aan verweerster, respectievelijk verzoeker gestuurd.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2..Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 6 juli 2022 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Verzoeker heeft aangetoond dat hij voldoende inkomsten genereert om de huur te voldoen. Verzoeker heeft namelijk met ingang van 1 februari 2022 een arbeidsovereenkomst voor 38 uur per week voor een BBL-traject voor de duur van een jaar. Verzoeker verdient hierbij een salaris van € 1.804,17. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij verwacht dat zijn contract verlengd gaat worden.
Daarnaast heeft verzoeker aangetoond dat hij de huur voor de maanden augustus en september 2022 betaald heeft. Verzoeker heeft hiertoe betaalbewijzen overgelegd. Verweerster heeft de ontvangst van de betaling van de huur voor de maand september 2022 bevestigd. Verzoeker heeft voorts aangetoond dat de aanvraag beschermingsbewind door de beoogd beschermingsbewindvoerder bij de rechtbank is ingediend op 2 september 2022. Schuldhulpverlening heeft verklaard dat budgetbeheer direct opgestart kan worden om de periode tot de daadwerkelijke start van het beschermingsbewind te overbruggen.

3..Het verweer

Verweerster heeft ter zitting aangevoerd dat zij geen vertrouwen heeft in een minnelijke regeling. Verzoeker heeft in 2021 in een minnelijke regeling gezeten, waarbij verweerster eveneens schuldeiser was, maar verzoeker heeft deze regeling op eigen verzoek laten beëindigen. Vervolgens is de vordering van verweerster verder opgelopen. Vanuit de eerdere regeling in 2021 had verweerster nog een vordering openstaan van € 978,60. Na deze regeling is de schuld verder opgelopen met een bedrag van € 5.718,45 tot een totaal bedrag van € 6.697,05 inclusief kosten. Verweerster heeft er geen vertrouwen in dat verzoeker niet opnieuw de regeling laat beëindigen.
Daarnaast heeft verzoeker meerdere toezeggingen gedaan om de huur te betalen en de achterstand in te lopen, maar hij is deze afspraken niet nagekomen. Het is verweerster niet duidelijk waarom verzoeker de afspraken niet is nagekomen, omdat hij had aangegeven dat hij een inkomen had van ongeveer € 2.000,00 netto per maand. Voorts is gebleken dat verzoeker de aanzegging ontruiming niet had ontvangen, omdat hij op vakantie was. Verweerster acht het onbegrijpelijk dat verzoeker wel geld vrijmaakt om op vakantie te gaan, maar niet in staat is om de huurachterstand in te lopen.

4..De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 6 juli 2022 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 1 augustus 2022 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 16 augustus 2022 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 6 juli 2022 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoeker heeft aangetoond dat hij voldoende inkomsten genereert om de lopende huurtermijnen te voldoen. Verzoeker heeft immers met ingang van 1 februari 2022 een arbeidsovereenkomst voor 38 uur per week inzake een
BBL-traject, waarbij hij een salaris verdient van € 1.804,17. Daarnaast heeft verzoeker aangetoond dat hij de huur voor de maanden augustus en september 2022 reeds betaald heeft. Voorts is beschermingsbewind aangevraagd, het verzoekschrift is op 2 september 2022 ingediend bij de rechtbank, en voor de overbruggingsperiode kan direct budgetbeheer worden opgestart. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 6 juli 2022 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan [adres], voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 12 september 2022.
De griffier is buiten staat dit
vonnis te ondertekenen