ECLI:NL:RBROT:2022:8208

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
C/10/623999 / HA ZA 21-755
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing resterende vorderingen na afzien van bewijslevering door eisers in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 14 september 2022 een eindvonnis uitgesproken in de zaak tussen [eiser] en [eiseres] tegen [gedaagde]. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. Th.C. Visser, hebben vorderingen ingediend die voortvloeien uit een koopovereenkomst. In een eerder tussenvonnis van 25 mei 2022 is aan eisers opgedragen bewijs te leveren van gebreken aan de woning, waaronder defecte vloerverwarming, een defecte koel/vriescombinatie en een defecte jacuzzi. Echter, eisers hebben afgezien van het leveren van dit bewijs, wat heeft geleid tot de afwijzing van deze vorderingen.

De rechtbank heeft in het tussenvonnis reeds vastgesteld dat de gedaagde tekortgeschoten is in de nakoming van de koopovereenkomst met betrekking tot blootliggende elektriciteitskabels in de tuin. De vorderingen die verband houden met de overige gestelde gebreken zijn afgewezen. Daarnaast hebben eisers aanspraak gemaakt op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, maar deze zijn afgewezen omdat niet voldaan is aan de vereisten van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank heeft ook de beslagkosten afgewezen, aangezien het leggen van conservatoir beslag onnodig was.

In de beslissing heeft de rechtbank gedaagde veroordeeld tot betaling van € 25,00 aan eisers, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. S.A. van Egmond.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/623999 / HA ZA 21-755
Vonnis van 14 september 2022
in de zaak van
[eiser] en [eiseres],
beiden wonende te [woonplaats eisers] ,
eisers,
advocaat mr. Th.C. Visser te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.P. Hellinga te Zwijndrecht.
Namen en termen die in het vonnis van 25 mei 2022 zijn gedefinieerd, worden in dit vonnis in dezelfde betekenis gebruikt.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 25 mei 2022 (hierna: het tussenvonnis) en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de akte van [eiser] c.s. van 8 juni 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank [eiser] c.s. opgedragen te bewijzen:
1. dat op het moment van de feitelijke levering van de woning de vloerverwarming defect was, in die zin dat een gedeelte van de vloer op de begane grond niet door de vloerverwarming werd verwarmd;
2. dat op het moment van de feitelijke levering van de woning de koel/vriescombinatie defect was;
3. dat op het moment van de feitelijke levering van de woning de jacuzzi in de badkamer op de bovenverdieping defect was.
2.2.
[eiser] c.s. heeft afgezien van het leveren van het opgedragen bewijs en daarom zal dit onderdeel van de vordering worden afgewezen, overeenkomstig hetgeen hierover is overwogen in het tussenvonnis.
2.3.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank onder overwegingen 4.14.1 en 4.14.3 reeds geconcludeerd dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst voor wat betreft de blootliggende elektriciteitskabel in de tuin en dat de vorderingen die zijn verbonden aan de overige gestelde gebreken zullen worden afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.4.
[eiser] c.s. maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 1.868,80. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu, ten aanzien van de herstelkosten van de blootliggende elektriciteitskabel, het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Ook ten aanzien van de toe te wijzen herstelkosten komt dat gedeelte van de gevorderde vergoeding echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu niet gebleken is dat in de aanmaning aan de [gedaagde] een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven ingaande de dag na ontvangst daarvan, zoals vereist door artikel 6:96 lid 6 BW. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704. De buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
Beslag- en proceskosten
2.5.
[eiser] c.s. vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Voor een bedrag van € 25,00 is het leggen van conservatoir beslag onnodig. De beslagkosten zullen worden afgewezen.
2.6.
Nu partijen over en weer in het gelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

3..De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] c.s. te betalen een bedrag van € 25,00 (vijfentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 3 mei 2021 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.3.
verklaart onderdeel 3.1 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A. van Egmond en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2022.
3525/1407