ECLI:NL:RBROT:2022:8206

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 augustus 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
C/10/639820 / FT EA 22/540 en C/10/639822 / FT EA 22/541
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldsaneringsprocedure met betrekking tot concurrente schuldeisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door verzoekster, die kampt met een aanzienlijke schuldenlast. Verzoekster heeft vijftien concurrente schuldeisers met een totaalbedrag van € 24.866,54. Zij heeft een schuldregeling aangeboden waarbij zij 7,11% van haar schulden zou aflossen. De rechtbank heeft vastgesteld dat veertien van de vijftien schuldeisers akkoord zijn gegaan met deze regeling, terwijl één schuldeiser, [schuldeisers], heeft geweigerd in te stemmen. De rechtbank heeft de weigering van [schuldeisers] beoordeeld en geconcludeerd dat de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers zwaarder wegen dan die van de weigerende schuldeiser. Verzoekster werkt fulltime en heeft aangetoond dat zij in staat is om meer af te lossen dan het aangeboden percentage. De rechtbank heeft daarom besloten om [schuldeisers] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling en hen te veroordelen in de kosten van de procedure. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel is dat de aangeboden regeling een gunstiger resultaat zal opleveren voor de schuldeisers. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en kan binnen acht dagen na de uitspraak worden aangevochten door degene die daartoe recht heeft volgens de Faillissementswet.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 18 augustus 2022
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoekster.

1..De procedure

Verzoekster heeft op 16 juni 2022, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- [naam 1], [naam 2] en [naam 3] (hierna: [schuldeisers]);
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
[schuldeisers] hebben voorafgaand aan de zitting op 10 augustus 2022 de rechtbank verzocht om een nieuwe zittingsdatum te plannen. De rechtbank heeft daarop [schuldeisers] in de gelegenheid gesteld telefonisch gehoord te worden of schriftelijk verweer te voeren. [schuldeisers] hebben hiervan geen gebruik gemaakt.
Ter zitting van 11 augustus 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw J. Tjon A Lin, werkzaam bij Stroomopwaarts MVS (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw R. van der Weijden, werkzaam bij De Maas Dienstverlening B.V. (hierna: beschermingsbewindvoerder).
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift vijftien concurrente schuldeisers met vijfentwintig vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van
€ 24.866,54 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 13 december 2021 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 7,11% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond.
De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Participatiewet-uitkering. Verzoekster heeft echter sinds januari 2022 een fulltime baan voor bepaalde tijd. Verzoekster werkt 38 uur en soms ook in de weekenden. Verzoekster is zeer gemotiveerd en heeft recentelijk een gesprek met haar werkgever gehad over doorgroeimogelijkheden. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. In het geval van verzoekster betekent dit dat zij een hoger percentage kan betalen, dan het in de aanbiedingsbrief vermelde percentage van 7,11%, nu verzoekster inmiddels een fulltime baan heeft en meer afloscapaciteit heeft dan zij had vanuit de Participatiewet-uitkering. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar beschermingsbewindvoerder voldaan.
Veertien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeisers] stemmen hier niet mee in. Zij hebben een vordering van € 5.235,01 op verzoekster, welke 21,05% van de totale schuldenlast beloopt.

3..Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening hebben [schuldeisers] – kort samengevat - te kennen gegeven het aangeboden bedrag te laag te vinden.
Hoewel behoorlijk opgeroepen hebben [schuldeisers] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid hun standpunten ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeisers] bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeisers] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van [schuldeisers] een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 21,05%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk veertien van de vijftien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Stroomopwaarts MVS. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster sinds januari 2022 beschikt over een fulltime baan. Verzoekster werkt 38 uur per week en werkt soms ook in de weekenden. Dat betekent dat verzoekster reeds voldoet aan de in de schuldsaneringsregeling bestaande werkverplichting voor 36 uur per week. Verzoekster heeft hiermee laten zien dat zij gemotiveerd is om een zo hoog mogelijke afloscapaciteit te genereren voor haar schuldeisers. Zij kan inmiddels aanzienlijk meer aanbieden dan het percentage van 7,11% zoals gemeld in de aanbiedingsbrief.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoekster het maximale ten behoeve van haar schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoekster staat onder beschermingsbewind. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van [schuldeisers], die geweigerd hebben in te stemmen.
Het verzoek om [schuldeisers] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
[schuldeisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [schuldeisers] om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt [schuldeisers] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.A. Cnossen, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2022. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.