In deze zaak gaat het om een kort geding dat is aangespannen door de ouders van een 17-jarige leerling, [naam eiser 3], die van school is verwijderd door de Vereniging voor Christelijk Voortgezet Onderwijs te Rotterdam en Omgeving (VCVO). De ouders vorderen dat de school hun zoon weer toelaat, na een incident waarbij de leerling een demonstratie tegen zijn leraar had aangevraagd, wat door de school als een ernstige schending van de gedragsnormen werd beschouwd. De school had de leerling geschorst en vervolgens besloten tot definitieve verwijdering, met als argument dat de actie van de leerling het gevoel van veiligheid van het personeel ernstig had aangetast. De voorzieningenrechter oordeelt dat de school niet in redelijkheid tot de zwaarste sanctie van verwijdering heeft kunnen komen, gezien de omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat [naam eiser 3] een probleemloze schoolcarrière had en spijt betuigde. De rechter wijst de vordering van de ouders toe, waardoor [naam eiser 3] binnen 24 uur weer op school moet worden toegelaten, en veroordeelt de VCVO in de proceskosten. De rechter benadrukt dat de actie van de leerling niet acceptabel was, maar dat de maatregel van verwijdering niet proportioneel was.