ECLI:NL:RBROT:2022:8189

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
9554546
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 1 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee eisers en een gedaagde over huurachterstand en de ontbinding van de huurovereenkomst. De eisers, die de verhuurders zijn, hebben de gedaagde, de huurder, aangeklaagd wegens een huurachterstand van € 2.917,42. De gedaagde heeft erkend dat er betalingsproblemen waren, maar betwist de hoogte van de huurachterstand en heeft aangevoerd dat haar betalingsproblemen te wijten zijn aan persoonlijke omstandigheden, waaronder de coronapandemie en het niet tijdig ondertekenen van het huurcontract door de verhuurder.

Tijdens de mondelinge behandeling op 26 april 2022 is de huurachterstand vastgesteld op € 6.098,92, waarbij de gedaagde niet alle betalingen kon onderbouwen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter heeft daarbij de persoonlijke omstandigheden van de gedaagde meegewogen, maar geconcludeerd dat deze niet voldoende zijn om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld om de huurachterstand te betalen, de huurovereenkomst te ontbinden en de woning binnen veertien dagen te ontruimen.

De rechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van de eisers toegewezen, die zijn vastgesteld op € 799,60. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk aan de uitspraak moet voldoen, ook al kan zij in hoger beroep gaan. Dit vonnis benadrukt de strikte eisen die aan huurders worden gesteld met betrekking tot tijdige betaling van huur en de gevolgen van huurachterstand.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9554546 CV EXPL 21-38597
datum uitspraak: 1 juli 2022
vonnis van de kantonrechter
in de zaak van

1..[eiser 1],

2. [eiser 2],
woonplaats: [woonplaats eisers]
eisers,
gemachtigde: [naam],
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
gemachtigde: mr. J. Pearson.
De partijen worden hierna ‘[eisers]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 19 november 2021, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • het vonnis van 7 februari 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • akte houdende overlegging overzicht huurachterstand tot en met april 2022.
1.2.
Op 26 april 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en de gemachtigden besproken.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt vanaf 1 juni 2021 een woning van [eisers] De maandelijkse huurprijs bedraagt op dit moment € 875,50 per maand en moet bij vooruitbetaling worden betaald. De woning is gelegen aan de [adres] (hierna: ‘de woning’).
2.2.
Bij brief van 20 oktober 2021 wordt [gedaagde] door de gemachtigde van [eisers] gesommeerd tot betaling van € 3.704,40 aan huurachterstand, rente en incassokosten.

3..Het geschil

3.1.
[eisers] eisen samengevat:
  • de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen om het gehuurde te ontruimen;
  • [gedaagde] te veroordelen aan [eisers] te betalen € 2.989,17 met rente;
  • [gedaagde] te veroordelen om aan [eisers] € 875,50 per maand te betalen vanaf 1 december 2021 tot en met de maand waarin de ontruiming heeft plaatsgevonden;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 2.971,42 en rente van € 17,75 (berekend tot 18 november 2021).
3.2.
[eisers] baseren de eis op het volgende. [gedaagde] heeft een huurachterstand van € 2.917,42 laten ontstaan. Deze huurachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst.
3.3.
[gedaagde] erkent dat er betalingsproblemen met de huur waren, maar betwist de hoogte van de gestelde huurachterstand, omdat zij meerdere betalingen heeft verricht. Daarnaast is het niet geheel aan haar te wijten dat de huurachterstand is ontstaan. De verhuurder heeft namelijk niet op tijd het huurcontract ondertekend, waardoor [gedaagde] zich niet kon inschrijven op het adres van de woning. Als gevolg hiervan heeft zij inkomensschade geleden. Verder speelt mee dat [gedaagde] te maken had met de gevolgen van de coronapandemie waardoor haar inkomsten als freelancer ook wegvielen. Bovendien heeft haar ex-partner enkele keren nagelaten de alimentatie betalen. Er was kortom geen sprake van betalingsonwil, maar van betalingsonmacht. Gelet op de persoonlijke omstandigheden en het feit dat er geen sprake is van structurele wanbetaling, is het in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid om de huurovereenkomst te ontbinden.

4..De beoordeling

Huurachterstand en rente
4.1.
Bij akte van 20 april 2022 hebben [eisers] een actueel overzicht van de huurachterstand tot en met april 2022 overgelegd. De huurachterstand bedraagt volgens de administratie van [eisers] op dat moment € 6.748,92. In het overzicht is rekening gehouden met twee betalingen die door [gedaagde] zijn verricht, te weten een betaling in augustus 2021 ter hoogte van € 530,58 en een betaling in december 2021 ter hoogte van
€ 600,00. [gedaagde] betwist de hoogte van de huurachterstand. Tijdens de mondelinge behandeling stelt zij rond 10 februari 2022 een betaling van € 650,00 te hebben verricht aan [eisers] [gedaagde] heeft haar stelling echter niet met stukken, zoals een betalingsbewijs, onderbouwd. [eisers] betwisten de ontvangst van die betaling. Daarentegen erkennen [eisers] in
januari2022 wel een betaling van [gedaagde] te hebben ontvangen ter hoogte van € 650,00. Die betaling is niet in mindering gebracht op het door [eisers] overgelegde overzicht van de huurachterstand tot en met april 2022. Gelet hierop dient het bedrag van de huurachterstand tot en met april 2022 te worden verminderd met € 650,00, zodat het deel van de vordering dat ziet op de huurachterstand € 6.098,92 bedraagt.
4.2.
[gedaagde] heeft de huurachterstand voor het overige niet betwist. Dat betekent dat van de juistheid van het genoemde bedrag aan huurachterstand tot en met april 2022 van € 6.098,92 zal worden uitgegaan. [gedaagde] wordt veroordeeld om dit bedrag aan [eisers] te betalen.
4.3.
De rente wordt toegewezen, omdat uit de stellingen van [eisers] volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] deze stelling onvoldoende gemotiveerd heeft betwist.
Ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning
4.4.
Als de huurder zijn verplichting om tijdig de huur betalen niet nakomt, mag de verhuurder de rechter vragen om de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter wijst deze vordering alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Meestal zal een achterstand van meer dan drie maanden voldoende zijn, maar de rechter moet alle omstandigheden afwegen. Van belang is bijvoorbeeld ook of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen (zie: Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810). Gebleken is dat de huurachterstand gedurende de procedure verder is opgelopen en op de dag van de mondelinge behandeling een omvang had van € 6.098,92, in totaal bijna zeven maanden huur. Daarnaast is niet gesteld of gebleken dat de tekortkoming van bijzondere aard is. Hoe vervelend de door [gedaagde] aangevoerde privé omstandigheden ook voor haar zijn, zij kan haar financiële problemen en betalingsonmacht niet aan [eisers] tegenwerpen. De kantonrechter acht de ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling tot ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd, gelet op het belang van [eisers] bij een huurder die (tijdig) aan haar betalingsverplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst voldoet. De gevorderde ontbinding en ontruiming van de huurovereenkomst zal dan ook worden toegewezen. De ontruimingstermijn wordt gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
4.5.
[gedaagde] moet de huur blijven betalen tot en met de maand waarin zij de woning met al haar spullen heeft verlaten [1] . Dit deel van de vordering wordt daarom ook toegewezen, zij het vanaf mei 2022, gelet op de toewijsbare huurachterstand berekend tot en met april 2022.
proceskosten
4.6.
[gedaagde] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eisers] tot vandaag vast op € 123,60 aan dagvaardingskosten, € 240,00 aan griffierecht en € 436,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 218,00 tarief). Dit is totaal € 799,60.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.7.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen € 6.116,67 aan huurachterstand en wettelijke rente berekend tot 18 november 2021, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 2.971,42 vanaf 18 november tot de dag van volledige betaling;
5.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van [eisers] te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] aan [eisers] te betalen € 875,50 per maand, met ingang van de maand mei 2022 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van [eisers] tot vandaag vastgesteld op € 799,60;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
50724

Voetnoten

1.Na ontbinding van de huurovereenkomst is op grond van artikel 7:225 BW een vergoeding gelijk aan de huurprijs verschuldigd.