ECLI:NL:RBROT:2022:8185

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
9670515 CV EXPL 22-3755
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur bedrijfsruimte en indeplaatsstelling met betrekking tot onvoorziene omstandigheden en boeterente

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, heeft Van Amstel Nederveen B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] met betrekking tot een huurovereenkomst voor bedrijfsruimte. De huurovereenkomst was oorspronkelijk aangegaan tussen Van Amstel Nederveen en voormalig huurders, maar werd later overgedragen aan [gedaagde] via een indeplaatsstelling. Van Amstel Nederveen vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, alsook betaling van huurachterstand, boeterente en buitengerechtelijke kosten. Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat de huurachterstand door [gedaagde] inmiddels was ingelopen, maar Van Amstel Nederveen handhaafde haar vordering met betrekking tot de boeterente en buitengerechtelijke kosten.

De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] boeterente verschuldigd was wegens het niet tijdig betalen van de huur, ondanks zijn verweer dat hij niet op de hoogte was van de algemene voorwaarden. De rechter stelde vast dat de indeplaatsstelling betekende dat [gedaagde] gebonden was aan de voorwaarden van de huurovereenkomst, inclusief het boetebeding. De kantonrechter wees de vordering van Van Amstel Nederveen grotendeels toe, met uitzondering van een deel van de gevorderde buitengerechtelijke kosten, die niet voldoende onderbouwd waren. De uitspraak werd gedaan op 15 april 2022, waarbij [gedaagde] werd veroordeeld tot betaling van de boeterente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten aan Van Amstel Nederveen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9670515 / CV EXPL 22-3755
uitspraak: 15 april 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Van Amstel Nederveen B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 4 februari 2022,
gemachtigde: mr. M.J. Schapendonk, te Rosmalen,
tegen
[gedaagde],h.o.d.n.
[handelsnaam 1]en
[handelsnaam 2],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Van Amstel Nederveen’ respectievelijk ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding, met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van het op de rolzitting d.d. 8 februari 2022 door [gedaagde] gegeven mondelinge antwoord;
  • het tussenvonnis van 21 februari 2022, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 24 maart 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij [naam 1] is verschenen namens Van Amstel Nederveen, bijgestaan door de gemachtigde, [naam 2]. [gedaagde] is in persoon verschenen, vergezeld door zijn tolk en ondersteuner [naam 3]. De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen ter zitting is besproken.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

In deze procedure wordt van het volgende uitgegaan.
2.1.
Tussen Van Amstel Nederveen als verhuurder en [naam 4] en [naam 5] als huurders (hierna: ‘voormalig huurders’) is een huurovereenkomst tot stand gekomen met betrekking tot de bedrijfsruimte aan de [adres] (hierna: ‘het gehuurde’). De huurovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd, voor de duur van 2 jaar, van 1 juni 2017 tot en met 31 mei 2019. De huurovereenkomst is hierna voortgezet voor een aaneensluitende periode van drie jaar, tot en met 31 mei 2022. De huurovereenkomst wordt conform artikel 3.3 van de huurovereenkomst voortgezet voor een aaneensluitende periode van vijf jaar, derhalve tot en met 31 mei 2027.
2.2.
Op 8 maart 2021 hebben voormalig huurders, [gedaagde] en Van Amstel Nederveen een overeenkomst tot ‘indeplaatsstelling’ gesloten. Voor zover van belang zijn partijen daarin het volgende overeengekomen:
“Partijtwee[voormalig huurders] alle rechten en verplichtingen van het huurcontract wenst over te doen aan partijdrie[[gedaagde]].
Partijeen[Van Amstel Nederveen] met deze “indeplaatsstelling” akkoord gaat per 1 april 2021”.
2.3.
Uit hoofde van de huurovereenkomst is [gedaagde] bij vooruitbetaling een huurprijs verschuldigd aan Van Amstel Nederveen, laatstelijk ten bedrage van € 1.497,24 (incl. BTW) per maand.
2.4.
Op de huurovereenkomst zijn de algemene bepalingen huurovereenkomst winkelruimte en van andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW (hierna: “de algemene voorwaarden”) van toepassing verklaard.
2.5.
Artikel 17.1 en 18.2 van de algemene voorwaarden luiden als volgt:
“17.1 In alle gevallen waarin verhuurder een sommatie, een ingebrekestelling of een exploot aan huurder doet uitbrengen, of in geval van procedures tegen huurder om deze tot nakoming van de huurovereenkomst of tot ontruiming te dwingen, is huurder verplicht alle daarvoor gemaakte kosten, zowel in als buiten rechte - met uitzondering van de ingevolge een definitieve rechterlijke beslissing door verhuurder te betalen proceskosten - aan verhuurder te voldoen. De gemaakte kosten worden tussen partijen bij voorbaat vastgesteld op een bedrag dat niet lager is dan het gebruikelijke tarief dat door gerechtsdeurwaarders wordt gehanteerd.”
18.2
Telkens indien een uit hoofde van de huurovereenkomst door huurder verschuldigd bedrag niet prompt op de vervaldag is voldaan, verbeurt huurder aan verhuurder van rechtswege per kalendermaand vanaf de vervaldag van dat bedrag een direct opeisbare boete van 2% van het verschuldigde per kalendermaand, waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt, met een minimum van € 300,00 per maand.”

3..De vordering

3.1.
Van Amstel Nederveen heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot het gehuurde te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde binnen drie dagen na betekening van het vonnis en tot betaling aan Van Amstel Nederveen van € 7.257,10, bestaande uit
€ 4.510,52 aan huurachterstand, € 1.800,00 aan (boete)rente en € 946,58 aan buitengerechtelijke kosten. Daarnaast heeft Van Amstel Nederveen gevorderd [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.497,24 per maand vanaf de dag waarop de huurovereenkomst zal zijn ontbonden tot en met de ontruimingsdatum en daarna tot aan de dag dat waarop Van Amstel Nederveen het gehuurde aan een derde verhuurt, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
3.2.
Van Amstel Nederveen heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat de huurachterstand die [gedaagde] had volledig is ingelopen en dat zij als gevolg daarvan haar vordering tot ontbinding en ontruiming intrekt. Van Amstel Nederveen handhaaft evenwel haar vordering met betrekking tot het restant aan (boete)rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
3.3.
[gedaagde] is ondanks aanmaning in gebreke gebleven met de regelmatige betaling van de huur. Op grond van artikel 18.2 van de algemene voorwaarden maakt Van Amstel Nederveen derhalve aanspraak op betaling van een boete wegens het tekortschieten in de nakoming van de overeenkomst door [gedaagde], van € 300,00 per maand vanaf augustus 2021 tot en met januari 2022. De boete beloopt een bedrag van € 1.800,00.
3.4.
Door de wanbetaling van [gedaagde] zag Van Amstel Nederveen zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven aan haar gemachtigde, waarna buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. De kosten komen primair krachtens de huurovereenkomst en subsidiair krachtens de wettelijke bepalingen voor rekening van [gedaagde]. De kosten van deze werkzaamheden zijn conform artikel 17.1 van de toepasselijke algemene voorwaarden vastgesteld op een bedrag van € 946,58 (incl. BTW).

4..Het verweer

4.1.
[gedaagde] erkent de ontstane huurachterstand. Hij is het echter niet eens met de vordering ten aanzien van de (boete)rente. [gedaagde] is huurder van het gehuurde geworden via een indeplaatsstelling. Hij stelt de algemene huurvoorwaarden waarop de (boete)rente gebaseerd is nooit ontvangen te hebben waardoor hij zich er niet bewust van was een boete te riskeren.

5..De beoordeling

5.1.
Vaststaat dat de huurachterstand door [gedaagde] volledig is voldaan. Het gaat in deze zaak nog om de vraag of [gedaagde] (boete)rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is.
5.2.
Onbestreden is dat artikel 4.8 van de huurovereenkomst bepaalt dat [gedaagde] gehouden is de huur uiterlijk voor de eerste dag van de periode waar de huur betrekking op heeft te voldoen. Voor zover [gedaagde] heeft aangevoerd tijdig de huurpenningen te betalen, heeft hij die stelling tegenover de betwisting van Van Amstel Nederveen niet geconcretiseerd, en ook niet onderbouwd met bewijsstukken. Uit de door Van Amstel Nederveen overgelegde specificatie van de huurachterstand blijkt dat [gedaagde] in de periode augustus 2021 tot en met januari 2022 (de periode waarop de gevorderde contractuele boete betrekking heeft) niet op tijd heeft betaald.
5.3.
Op grond van artikel 18.2 van de toepasselijke algemene voorwaarden, is [gedaagde] boeterente verschuldigd vanwege de vertraging in de nakoming van de betalingsverplichting. Het verweer van [gedaagde] dat hij geen boeterente is verschuldigd, omdat de algemene voorwaarden nooit aan hem zouden zijn verstrekt waardoor hij geen kennis heeft kunnen nemen van het boeterentebeding, kan hem niet baten.
De tussen partijen overeengekomen ‘indeplaatsstelling’ van 8 maart 2021 tussen de voormalig huurders en [gedaagde] kwalificeert als contractsoverneming in de zin van artikel 6:159 BW. Op grond van het tweede lid van artikel 6:159 BW gaan alle rechten en verplichtingen van de overdragende partij over op de derde, in dit geval [gedaagde]. Als bepaald in artikel 2.1 van de huurovereenkomst maken de algemene voorwaarden deel uit van die huurovereenkomst, zodat ook [gedaagde] hieraan is gebonden. In de rechtsverhouding met Van Amstel Nederveen kan [gedaagde] zich er derhalve niet achter verschuilen dat hij niet van de inhoud van deze voorwaarden op de hoogte was. [gedaagde] is aldus eveneens gebonden aan het in de algemene voorwaarden opgenomen boetebeding.
Nu vast staat dat [gedaagde] de huur over de maanden augustus 2021 tot en met januari 2022 niet (tijdig) heeft voldaan, is hij een contractuele boete verschuldigd van € 1.800,-
(6 x € 300,-).
5.4.
[gedaagde] heeft aangevoerd minder inkomsten te hebben kunnen genereren als gevolg van de coronamaatregelen. Voor zover [gedaagde] daarmee een beroep heeft willen doen op huurkorting gelet op onvoorziene omstandigheden in verband met de corona crisis, kan dit hem niet baten. Een onvoorziene omstandigheid is een omstandigheid die op het moment van totstandkoming van de overeenkomst nog in de toekomst is gelegen en die daarin niet is verdisconteerd. De huurovereenkomst is gesloten op 8 maart 2021, bijna een jaar nadat de uitbraak van het coronavirus in Nederland heeft geleid tot maatregelen van de overheid tegen dat virus. Anders dan vóór medio maart 2020 het geval was, kon het rondwaren van het virus in Nederland op 8 maart 2021 niet worden aangemerkt als een omstandigheid die onvoorzien was. Hetzelfde geldt voor het bestaan van ingrijpende maatregelen van de overheid tegen het coronavirus. Bovendien heeft [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd dat zijn bedrijfsvoering (ernstig) is getroffen door de coronacrisis. De dienstverlening van [gedaagde] is namelijk niet afhankelijk van de komst van publiek, waardoor de bedrijfsvoering niet direct wordt getroffen als gevolg van de beperkende maatregelen.
5.5.
Van Amstel Nederveen maakt voorts aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten ad € 946,58. In artikel 17.1 van de algemene voorwaarden is opgenomen dat Van Amstel Nederveen gerechtigd is om buitengerechtelijke incassokosten in rekening te brengen, die worden vastgesteld op een bedrag dat niet lager is dan het gebruikelijke tarief dat door gerechtsdeurwaarders wordt gehanteerd. De kantonrechter is van oordeel dat Van Amstel Nederveen voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat zij kosten heeft moeten maken ter verkrijging van haar vordering buiten rechte anders dan ter voorbereiding van de dagvaarding en instructie van de zaak. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is echter hoger dan het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten bepaalde tarief, welk tarief door gerechtsdeurwaarders wordt gehanteerd. Door Van Amstel Nederveen is niet onderbouwd dat en waarom in dit geval een hoger bedrag dan in het Besluit genoemde bedrag redelijk is. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief berekend over de toewijsbare hoofdsom ten tijde van de dagvaarding. Dit betekent dat een bedrag ter hoogte van € 697,02 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen.
5.6.
De kantonrechter verwijst [gedaagde] voor het treffen van een betalingsregeling naar de gemachtigde van Van Amstel Nederveen.
5.7.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde] in de proceskosten van Van Amstel Nederveen veroordeeld, bestaande uit verschotten en gemachtigdensalaris. De verschotten zijn vastgesteld op € 514,00 aan griffierecht en € 103,33 aan exploot- en informatiekosten. Het salaris voor de gemachtigde van Van Amstel Nederveen wordt begroot op (2 punten à € 311,00, in totaal) € 622,00.

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Van Amstel Nederveen tegen kwijting te betalen € 1.800 aan boeterente;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 946,58 aan buitengerechtelijke kosten;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Van Amstel Nederveen vastgesteld op € 617,33 aan verschotten en € 622,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
50724