De toezichthouder schrijft in het rapport onder meer het volgende.
“
Aanleiding:
Dit rapport van bevindingen is opgesteld naar aanleiding van een inspectie op donderdag 23 juli 2020 in het kader van Vervoerder van dieren. De NVWA had meerdere meldingen ontvangen dat de chauffeurs hun veevervoermiddel, waarmee schapen waren aangevoerd op [Slachterij A] gevestigd aan [adres] , na lossing niet zouden reinigen en ontsmetten.[…]
Bevindingen:
Naar aanleiding van voornoemde meldingen hebben wij, [toezichthouder 1] en [toezichthouder 2] , op donderdag 23 juli 2020 omstreeks 07:00 uur, een ieder afzonderlijk een locatie in genomen in de omgeving van [Slachterij A] zodat wij, [toezichthouder 1] en [toezichthouder 2] , de vervoersbewegingen van en naar het [Slachterij A] konden waarnemen.
Ik, [toezichthouder 1] , zag op dag voornoemd, omstreeks 07.15 uur, een vervoermiddel, zijnde een vrachtauto aan komen rijden.[…]
Van voornoemde waarneming heb ik, [toezichthouder 1] , mijn collega [toezichthouder 2] geïnformeerd. Hij zag dat het vervoermiddel naar [Slachterij A] ging. Na enkele minuten zag hij dat het genoemde vervoermiddel terug kwam rijden gaande over de [weg] in de richting van [plaats] .
Ik, [toezichthouder 1] , ben toen met een opvallende dienstvoertuig van de NVWA naar het kruispunt [kruispunt] gereden. Ik zag dat het onderhavig vervoermiddel links van mijn zijde aan kwam rijden.[…]
Op mijn aanwijzingen parkeerde de chauffeur het vervoermiddel in de naast de weg gelegen berm. Ik, [toezichthouder 1] , zag dat het vervoermiddel voorzien was van het Nederlands kenteken[kenteken] . Ook zag ik, op de bestuurders deur, de naam van [eiseres] vermeld staan.
Later heb ik, [toezichthouder 1] , de meldkamer van de NVWA verzocht de houder van genoemd kenteken op te vragen. In de ontvangen uitdraai met de aansprakelijkheid gegevens zag ik dat het kenteken op naam staat van: [eiseres] , [adres] .[…]
Ik, [toezichthouder 1] en later [toezichthouder 2] , hebben ons aan de chauffeur van het vervoermiddel in onze functie bekend gemaakt en ik, [toezichthouder 1] , heb mij als toezichthouder van de NVWA gelegitimeerd met het van dienstwege verstrekt legitimatiebewijs.
Ik, [toezichthouder 1] , heb de chauffeur het doel van de inspectie medegedeeld. De chauffeur maakte zich bekend als [naam] te heten.
Op mijn, [toezichthouder 1] , verzoek aan chauffeur [naam] opende hij aan de achterkant van het vervoermiddel de laadklep van het vervoermiddel.
Wij, [toezichthouder 1] en [toezichthouder 2] , zagen dat in de laadruimte van het vervoermiddel geen dieren bevonden.
Ik, [toezichthouder 1] , heb aan chauffeur [naam] gevraagd of hij recent schapen had vervoerd waarop hij bevestigend antwoordde.
Wij, [toezichthouder 1] en [toezichthouder 2] , zagen dat er zaagsel op de laadvloer van het vervoermiddel bevond. Ook zagen wij dat dit zaagsel op meerdere plakken vochtig was vermoedelijk door urine. Ook zagen wij dat het zaagsel op meerdere plaatsen vermengd was met uitwerpselen van mest afkomstig van schapen. Ook zagen wij dat de voorkant van de laadvloer ernstig verontreinigd was door mest afkomstig van schapen.[…]
Op de door mij terzake gestelde vragen, verklaarde overtreder [naam] het volgende:
"Ik ben als chauffeur werkzaam bij [eiseres] . Ik heb nu een goeie veertig schapen naar [Slachterij A] gebracht. Ik ga nu terug naar [eiseres] om de wagen schoon te maken. Jullie mogen mee rijden en dan kun je dat zien. Verder wil ik niks verklaren
.”[…]
Naar aanleiding van vorenstaande bevonden wij, [toezichthouder 1] en [toezichthouder 2] , ons op 23 juli 2020 omstreeks 08.30 uur op het adres [adres] .
Wij zagen dat het vervoermiddel met kenteken [kenteken] in de aanwezige wasplaats stond en dat de laadruimte van het vervoermiddel werd schoongemaakt door eerder gecontroleerde [naam] .
Op dag en tijdstip voornoemd spraken wij met de ons bekende en ons in onze functie kennende [A] als ook zijn broer [B] .
Nadat wij hen op de hoogte hadden gebracht van de bevindingen van eerder genoemde controle verklaarde [B] dat hij, per mail, een verklaring wil doen.
Op donderdag 23 juli 2020 ontving ik, [toezichthouder 1] een mail van [B] waarin hij het volgende verklaard:
"Vandaag heeft een vrachtwagen schapen gelost bij [Slachterij A] , te [plaats] .
De chauffeur heeft de schapen gelost, in het bijzijn van [de bedrijfsleider van Slachterij A] . Nadat de auto gelost was, heeft [de bedrijfsleider van Slachterij A] gezegd tegen chauffeur: Chauffeur, je hebt prima schoongemaakt, ga maar rijden voordat de Keurende Dierenarts van de nVWA aanwezig is!!
De zgn hogedrukspuit, staat niet in handbereik, maar moet over het bedrijf versleept worden, zodat je kan spreken over een "mogelijkheid" tot schoonmaken.
Het vuil over de weg rijden is tegen de regelgeving in, en dat weet de chauffeur, echter die heeft zich laten overtuigen door [de bedrijfsleider van Slachterij A] , om vuil te gaan rijden over de openbare weg. Hiervoor zal de chauffeur zich moeten verantwoorden.
Ik moet echter wel toegeven, dat ik het snap van de chauffeur en van [de bedrijfsleider van Slachterij A] . De faciliteiten zijn niet dusdanig dat men daar correct en snel kan schoonmaken. Dit wordt ook toegegeven door [de bedrijfsleider van Slachterij A] . Echter, er zijn faciliteiten, dus men verschuilt zich daarachter. Laat staan dat men weet waar het ontsmettingsmiddel weet te staan.
Tijdens het gesprek met de nVWA , werd ook erkend dat het geen juiste faciliteiten zijn, maar dat men wettelijk niks kan.
Dit even als korte reactie op het bezoek van deze ochtend.
Met groeten
[B]
”
Op donderdag 23 juli 2020 ontving ik van [B] een mail met de volgende aanvulling:
“Als aanvulling op onderstaand:
De chauffeur heeft de auto schoongemaakt op de plek waar deze geladen is. Het was sowieso zijn intentie om bij terugkomst in [plaats] adequaat en correct te reinigen en te ontsmetten met juiste faciliteiten
.”
Ik, [toezichthouder 1] , heb overtreder [eiseres] een rapport van bevindingen aangezegd.
Op donderdag 23 juli 2020 omstreeks 11.00 uur bevonden wij, [toezichthouder 1] en [toezichthouder 2] , ons op een slachterij cq. vleeshandelsbedrijf [Slachterij A] , gevestigd aan de [adres] .[…]
Wij, [toezichthouder 1] en [toezichthouder 2] , spraken aldaar met de bedrijfsleider die zich aan ons voorstelde [naam] te heten. Nadat ik, [toezichthouder 2] , hem de reden van onze aanwezigheid had medegedeeld en dat wij de losplaats als ook de wasplaats voor vervoermiddelen wilde bekijken verklaarde hij tegen ons dat het vervoermiddel van [eiseres] van welke hedenochtend schapen had gebracht goed schoon gemaakt was en dat hij een nieuwe baal zaagsel erin had gedaan.
Toen wij hem vroegen waar de veewagen schoon was gemaakt liet hij ons de losplaats zien. Wij zagen dat de betonnen vloer van de losplaats nog droog was en dat de aanwezige uitwerpselen/mest van de schapen nog in de natuurlijke consistentie was. Toen wij hem vroegen waar de aansluiting voor water was liet hij ons in een naast gelegen schuur een aansluiting zien die onder de spinnenwebben zat.
Wij concluderen dat deze al langere tijd niet in gebruik is geweest. Ook vroegen wij aan [de bedrijfsleider van Slachterij A] waar de hoge drukspuit stond. [de bedrijfsleider van Slachterij A] liet ons een hogedrukspuit zien die in een andere schuur in de slachthal aanwezig was.
Wij hebben [de bedrijfsleider van Slachterij A] op de hoogte gebracht van onze bevindingen en hem medegedeeld dat het vervoermiddel welke die ochtend de schapen had gebracht niet schoon gemaakt was
Tevens hebben wij [de bedrijfsleider van Slachterij A] erop gewezen dat hij de schoonmaak materialen beschikbaar moet stellen aan de chauffeurs om de vervoermiddelen welke daar schapen komen brengen goed te kunnen reinigen en ontsmetten.”