ECLI:NL:RBROT:2022:8166

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
C/10/642555 / JE RK 22-1835
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 augustus 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft op 4 augustus 2022 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen met een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 augustus 2022 zijn de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. R. Delgado, en vertegenwoordigers van de GI verschenen. De vader was niet aanwezig.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] sinds maart 2021 verblijft bij Timon, waar hij aanzienlijke vooruitgang boekt in zijn ontwikkeling. De moeder heeft echter zorgen geuit over de gang van zaken rondom de uithuisplaatsing en het contact met [naam kind]. De kinderrechter heeft de situatie van [naam kind] en de relatie met zijn moeder zorgvuldig gewogen. Ondanks de zorgen van de moeder over de hulpverlening, is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [naam kind].

De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] te verlengen tot 25 augustus 2023, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en is schriftelijk vastgesteld op 23 augustus 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/642555 / JE RK 22-1835
Datum uitspraak: 17 augustus 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2006 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder],
advocaat: mr. R. Delgado, te Hoogvliet Rotterdam,

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 4 augustus 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- het e-mailbericht met twee producties van mr. Delgado van 16 augustus 2022.
Op 17 augustus 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [naam kind], die voorafgaand aan de mondelinge behandeling apart is gehoord, in het
bijzijn van zijn mentor van Timon;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- vertegenwoordigers van de GI, [naam 1] en [naam 2].
Opgeroepen en niet verschenen is de vader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] verblijft op een groep van Timon.
Bij beschikking van 25 augustus 2021 (van team familie) van deze rechtbank is [naam kind] onder toezicht gesteld tot 25 augustus 2022. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend tot 25 augustus 2022.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen met een jaar.
Tevens verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen met een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [naam kind] verblijft bij Timon. Hij boekt daar enorme vooruitgang. [naam kind] wordt vanuit Timon ondersteund bij schoolse zaken en bij zijn transitie. [naam kind] vindt het moeilijk om sociale contacten te leggen. Ook daarin wordt hij ondersteund door zijn mentor van Timon. Sinds kort heeft [naam kind] een bijbaan. Verder is [naam kind] aangemeld voor de genderpoli. De GI is er van op de hoogte dat [naam kind] een afsluitend gesprek met de moeder wil. Daarnaast denkt [naam kind] er aan om weer het contact met zijn vader en broers op te bouwen, om een rustige en ongedwongen manier. De GI kan [naam kind] daarbij helpen. De GI heeft meerdere afspraken met de moeder gehad om te praten over de situatie. Het is eerder misgegaan, toen de regie bij de gemeente en het wijkteam lag. De GI wil kijken op welke manier de moeder toch contact kan hebben met [naam kind]. De moeder is zelf wisselend in haar wensen ten aanzien van dat contact. De GI wilde ambulante hulpverlening inzetten en is met een WMO-medewerker bij de moeder op huisbezoek gegaan. Uiteindelijk heeft de moeder besloten om deze hulp af te wijzen. Voordat kan worden gewerkt aan contactherstel tussen de moeder en [naam kind] is het belangrijk dat de moeder begeleiding heeft. De GI merkt dat de moeder moeite heeft met de transitie van [naam kind] en dat zij in een rouwfase zit. De moeder praat niet op een prettige manier over de transitie van [naam kind] en zij kan leren om daar beter mee om te gaan. [naam kind] wil graag geaccepteerd en begrepen worden.

Het standpunt van de belanghebbende

Namens en door de moeder is ter zitting het volgende naar voren gebracht. Het is een heel typische zaak. De hulpverlenende instantie heeft steken laten vallen en zaken niet opgepakt zoals dat had gemoeten. Wat er in het verleden is gebeurd is bepalend voor hoe het nu met [naam kind] en de moeder gaat. Na een incident in 2019 waarbij de moeder [naam kind] een klap heeft gegeven, is [naam kind] tegen de wil van de moeder in bij de vader geplaatst. De moeder kent de vader en wist van zijn psychische problemen. Zij heeft daarom destijds bij het wijkteam aan de bel getrokken. Pas in mei 2020 kwam de hulpverlening achter de problemen bij de vader. De moeder heeft vervolgens geprobeerd te zoeken naar een plek voor [naam kind] binnen het netwerk, maar [naam kind] is toen naar een crisisopvang gegaan. [naam kind] heeft van alles mee moeten maken bij de vader thuis, maar daar wordt door de GI overheen gestapt. Er wordt niet naar de moeder geluisterd. De moeder zou zelf problemen hebben en hulp nodig hebben. Uit het rapport van de reclassering blijkt dat de moeder geen problemen heeft.
Er wordt in het rapport benoemd dat de moeder niet wil accepteren dat [naam kind] een jongen wil zijn. Dat is niet waar. De moeder heeft [naam kind] drie jaar niet gezien. De GI had werk moeten maken van het repareren van de relatie tussen de moeder en [naam kind]. Verder vermoedt de moeder dat de jeugdbescherming invloed uitoefent op (het tempo van) de transitie van [naam kind]. De moeder is er niet op uit om [naam kind] terug naar huis te halen. Wel wil de moeder een gesprek van moeder tot kind, zodat kan worden uitgesproken wat er in het verleden is gebeurd. Het is positief dat de GI een dergelijk gesprek gaat organiseren. Mogelijk kan de machtiging tot uithuisplaatsing worden verlengd voor een korte duur van zes maanden, zodat toezicht kan worden gehouden op de werkzaamheden van de GI.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
De relatie tussen de moeder en [naam kind] is ernstig verstoord geraakt na een incident in juni 2019. [naam kind] is na dat incident bij de vader geplaatst. Vanwege ernstige persoonlijke problematiek bij de vader kon [naam kind] daar niet langer blijven. Sinds maart 2021 verblijft [naam kind] op een groep van Timon. Hij laat daar een groei in zijn ontwikkeling zien. [naam kind] doet het goed op school en staat sterker in zijn schoenen. Bij Timon krijgt [naam kind] ook de nodige ondersteuning op het gebied van zijn genderdysforie.
De moeder is niet tevreden over de manier waarop het wijkteam en de GI zijn omgegaan met de uithuisplaatsing van [naam kind] en het (gebrek aan) contact tussen de moeder en [naam kind]. De omstandigheid dat de hulpverlening in de periode van juni 2019 tot 2021 niet voldoende heeft ingegrepen, maakt echter niet dat er nu geen ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] meer nodig zijn. De ontwikkeling die [naam kind] in de laatste jaren heeft meegemaakt maakt immers dat hij niet zonder meer en tegen zijn eigen wens weer bij zijn moeder kan gaan wonen. [naam kind] heeft in het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat het goed met hem gaat bij Timon en dat hij daar graag wil blijven. [naam kind] kan bij Timon een traject richting zelfstandigheid volgen.
De kinderrechter vindt het spijtig dat er in het afgelopen jaar geen contact is geweest tussen [naam kind] en de moeder. De GI heeft ter zitting uitgelegd dat [naam kind] er nog niet aan toe was om het contact met de moeder te herstellen en dat de moeder eerst ondersteuning nodig had om het contactherstel op een goede manier te kunnen vormgeven. De moeder lijkt moeite te hebben met de transitie van [naam kind]. Het valt ook de kinderrechter op dat de moeder tijdens de zitting herhaaldelijk spreekt over ‘mijn dochtertje’ als zij het heeft over [naam kind]. De kinderrechter merkt op dat [naam kind] geen klein meisje meer is, maar inmiddels een bijna volwassen man. [naam kind] geeft nu aan dat hij zich sterk genoeg voelt om het gesprek met de moeder aan te gaan. Het is van belang dat de GI dit gesprek op korte termijn organiseert, met passende begeleiding, in ieder geval voor [naam kind] en bij voorkeur ook voor de moeder. Als de moeder begeleiding voor zichzelf blijft weigeren behoeft dat echter niet te betekenen dat het gesprek niet kan plaatsvinden. [naam kind] heeft de hoop uitgesproken dat zijn moeder naar hem zal luisteren, hij wil op zijn beurt ook luisteren naar zijn moeder. Mogelijk ontstaat daardoor een opening voor meer contact.
Gelet op het voorgaande overweegt de kinderrechter dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer nog noodzakelijk is. Ook is een voortzetting van het verblijf van [naam kind] bij Timon in zijn belang. Een korte verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing is niet wenselijk, omdat [naam kind] dan binnen een half jaar opnieuw wordt belast met spanningen rondom een zitting bij de rechtbank. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] verlengen voor de duur van een jaar.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 25 augustus 2023;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 25 augustus 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2022 door mr. A.M.I. van der Does, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M.C. van der Knaap, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 23 augustus 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.