ECLI:NL:RBROT:2022:8118

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
29 september 2022
Zaaknummer
9902563 CV EXPL 22-2157
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van pensioenpremies en proceskosten door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid en andere stichtingen tegen Ridderbouw B.V.

In deze zaak vorderden de Stichtingen, waaronder het Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid, betaling van pensioenpremies en proceskosten van Ridderbouw B.V. De procedure begon met een dagvaarding op 17 mei 2022, waarin de Stichtingen stelden dat Ridderbouw als werkgever verplicht was om premies te betalen voor haar werknemers. De Stichtingen vorderden in totaal € 2.390,91 van het Pensioenfonds, € 85,26 van het O&O-fonds en € 24,94 van het Aanvullingsfonds, plus proceskosten. Ridderbouw erkende in haar antwoord dat zij een deel van de vorderingen had betaald, maar de Stichtingen stelden dat deze betalingen na de dagvaarding waren gedaan, waardoor zij recht hadden op vergoeding van de proceskosten.

De kantonrechter oordeelde dat de Stichtingen terecht aanspraak maakten op de proceskosten, omdat Ridderbouw pas na de dagvaarding had betaald. De rechter stelde vast dat Ridderbouw grotendeels in het ongelijk was gesteld en veroordeelde haar tot betaling van de proceskosten, die werden begroot op € 547,01. De rechter hield rekening met de betalingen die Ridderbouw al had gedaan en met de fout in de dagvaarding, waarbij een eerder ontvangen bedrag niet was meegenomen. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 9902563 CV EXPL 22-2157
datum uitspraak: 22 september 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van

1..Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid,

vestigingsplaats: Amsterdam,
2. Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Bouw & Infra,
vestigingsplaats: Harderwijk,
3. Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra,
vestigingsplaats: Harderwijk,
eiseressen,
gemachtigde: Flanderijn gerechtsdeurwaarders,
tegen
Ridderbouw B.V.,
vestigingsplaats: Dordrecht,
gedaagde,
vertegenwoordigd door: [naam01] .
Eiseressen worden hierna samen aangeduid als “de Stichtingen” en individueel als “het Pensioenfonds” (eiseres sub 1), “het O&O-fonds” (eiseres sub 2) en “het Aanvullingsfonds” (eiseres sub 3). Gedaagde wordt hierna aangeduid als “Ridderbouw”.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 17 mei 2022, met bijlagen;
  • het antwoord van Ridderbouw (e-mailbericht van 29 juni 2022);
  • de akte uitlaten tevens houdende vermindering van eis van 28 juli 2022 van de Stichtingen;
  • de antwoordakte van Ridderbouw (e-mailbericht van 5 augustus 2022).

2..Het geschil

2.1.
Volgens de Stichtingen valt Ridderbouw als werkgever onder hun werkingssfeer en is Ridderbouw daarom verplicht om premies/bijdragen te betalen voor haar werknemers. De Stichtingen vorderen in de dagvaarding dat Ridderbouw wordt veroordeeld om ter zake van premies/bijdragen, buitengerechtelijke incassokosten en rente aan het Pensioenfonds een bedrag van € 2.390,91 te betalen, aan het O&O-fonds een bedrag van € 85,26 en aan het Aanvullingsfonds een bedrag van € 24,94. Dit alles met veroordeling van Ridderbouw in de kosten van het geding, te vermeerderen met de btw.
2.2.
In haar antwoord stelt Ridderbouw dat zij “heden” een bedrag van € 1.173,24 heeft overgemaakt aan de Stichtingen en een bedrag van € 650,65 aan Flanderijn voor de kosten.
2.3.
De Stichtingen hebben op deze betalingen gereageerd in hun akte uitlaten. Zij hebben toegelicht dat in het petitum van de dagvaarding per abuis een op 26 januari 2022 van Ridderbouw ontvangen bedrag van € 935,39 niet verwerkt was, waardoor de vordering van het Pensioenfonds € 1.496,73 had moeten zijn, van het O&O-fonds € 53,37 en van het Aanvullingsfonds € 15,61. Met de betalingen van Ridderbouw van € 1.173,24 en € 650,65 (totaal € 1.823,89), die zijn ontvangen, heeft Ridderbouw de openstaande bedragen voldaan en een deel (€ 258,17) van de proceskosten. Volgens de Stichtingen zijn de betalingen gedaan en ontvangen na betekening van de dagvaarding en nadat de eerste zittingsdag had plaatsgevonden, zodat zij recht heeft op vergoeding van het overige deel van de proceskosten. De Stichtingen hebben gelet op het voorgaande hun eis verminderend en vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Ridderbouw te veroordelen in de kosten van het geding, te vermeerderen met de btw over de daarvoor in aanmerking komende kostenposten.
2.4.
Ridderbouw stelt in haar antwoordakte dat zij alles heeft betaald en dat zij niet begrijpt waarom de Stichtingen meer van haar willen.

3..De beoordeling

3.1.
De kantonrechter is van oordeel dat de Stichtingen terecht aanspraak maken op de proceskosten. Doordat Ridderbouw de vorderingen van de Stichtingen heeft erkend en pas na de dagvaarding en eerste rolzitting heeft betaald, hebben de Stichtingen proceskosten moeten maken die voorkomen hadden kunnen worden als Ridderbouw de vorderingen vóór het uitbrengen van de dagvaarding had betaald. Ridderbouw is hierdoor de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, zodat zij in de proceskosten veroordeeld zal worden. De kantonrechter zal er bij het bepalen van de hoogte van de proceskosten rekening mee houden dat de in de dagvaarding gevorderde hoofdsom te hoog was omdat de Stichtingen de betaling van € 935,39 daar per abuis niet in hadden opgenomen. De kantonrechter zal er ook rekening mee houden dat Ridderbouw reeds een deel van de proceskosten betaald heeft.
3.2.
De proceskosten van de Stichtingen worden tot vandaag begroot op € 487,- aan griffierecht, € 131,18 aan dagvaardingskosten en € 187,- aan salaris gemachtigde (1 punt met een waarde van € 187,- per punt). Vanwege de betaling van Ridderbouw van € 258,17, zal Ridderbouw worden veroordeeld om € 547,01 aan proceskosten aan de Stichtingen te betalen.

4..De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt Ridderbouw in (het nog niet betaalde deel van) de proceskosten, aan de kant van de Stichtingen tot vandaag vastgesteld op € 547,01;
4.2.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en in het openbaar uitgesproken.
31688