ECLI:NL:RBROT:2022:8087

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
28 september 2022
Zaaknummer
C/10/638702 / HA ZA 22-435
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. J. van den Bos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing incidentele vordering tot voeging en doorhaling van de hoofdzaak

Op 28 september 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een incident waarbij de eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.T.J. Hoff, een incidentele vordering tot voeging heeft ingediend. De eiseres vorderde in de hoofdzaak betaling van een bedrag van € 89.325,00 van de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.W. Autar-Matawlie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoofdzaak en de incidentele vordering samenhangen, aangezien beide zaken betrekking hebben op de afwikkeling van de nalatenschap van de overleden echtgenoot van de eiseres, die tevens de vader van de gedaagde is. De rechtbank oordeelde dat de voeging van de zaken wenselijk was, ondanks dat de andere zaak ambtshalve was doorgehaald. De rechtbank benadrukte dat de doorhaling geen rechtsgevolgen heeft en dat de zaken gelijk kunnen oplopen. In de beslissing heeft de rechtbank de kosten van het incident gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Tevens is de hoofdzaak doorgehaald op de rol, wat een administratieve handeling betreft zonder invloed op de mogelijkheid om later verder te procederen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/638702 / HA ZA 22-435
Vonnis in incident van 28 september 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres],
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. G.T.J. Hoff te Haarlem,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. S.W. Autar-Matawlie te ’sGravenhage.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding (inclusief Engelse vertaling) van 18 februari 2022, met producties;
  • de incidentele vordering tot voeging;
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2..De vordering in de hoofdzaak

2.1.
[eiseres] vordert (samengevat) in de hoofdzaak, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van € 89.325,00 te vermeerderen met de contractuele althans wettelijke rente vanaf 25 mei 2005 tot de dag der algehele voldoening;
II. [gedaagde] te veroordelen in de beslagkosten en de proceskosten, met nakosten en wettelijke rente.

3..Het geschil in het incident

3.1.
[gedaagde] vordert dat de hoofdzaak wordt gevoegd met de bij deze rechtbank aanhangige zaak met het zaaknummer / rolnummer C/10/615058 / HA ZA 21-241.
3.2.
[eiseres] refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

4..De beoordeling in het incident

4.1.
Op grond van artikel 222 Rv kan onder meer voeging worden gevorderd indien voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn. Tussen partijen is niet in geschil dat de zaken een zodanige samenhang hebben dat zij verknocht zijn in de zin van artikel 222 Rv. Beide zaken draaien immers - heel kort gezegd - om de afwikkeling van de nalatenschap van de overleden echtgenoot van [eiseres], zijnde de vader van [gedaagde]. Gezien de inhoudelijke samenhang van de zaken acht de rechtbank het wenselijk om de zaken te voegen.
4.2.
Dat de zaak met het zaaknummer / rolnummer C/10/615058 / HA ZA 21-241 ambtshalve is doorgehaald maakt overigens - anders dan [eiseres] zich afvraagt in haar incidentele conclusie - niet dat voeging niet mogelijk is. Artikel 222 Rv bepaalt dat voeging van aanhangige zaken mogelijk is en een zaak is ingevolge artikel 125 lid 1 Rv aanhangig sinds de dag van de dagvaarding. De doorhaling van de zaak op de rol maakt dat niet anders, omdat doorhaling geen rechtsgevolgen heeft (artikel 246 lid 2 Rv).
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Voor zover [gedaagde] heeft willen betogen dat hij onnodige kosten heeft moeten maken, wordt dit betoog verworpen, omdat [gedaagde] ook bij formulier had kunnen berichten dat hij instemde met de door [eiseres] voorgestelde rolvoeging. Voor zover [eiseres] heeft willen betogen dat zij onnodige kosten heeft moeten maken, wordt dit betoog verworpen, omdat [eiseres] zich eenvoudig had kunnen refereren aan het oordeel van de rechtbank.

5..Ambtshalve beoordeling in de hoofdzaak

5.1.
De rechtbank begrijpt uit het rolvoegingsverzoek van [eiseres] in de dagvaarding en de incidentele vordering tot voeging van [gedaagde] dat partijen de zaken gelijk willen laten oplopen. Omdat de andere zaak is doorgehaald op de rol, begrijpt de rechtbank het verzoek om beide zaken gelijk op te laten lopen aldus dat wordt verzocht om deze zaak door te halen op de rol. Dat zal de rechtbank dan ook doen. De rechtbank merkt daarbij nogmaals op dat doorhaling van de zaak geen rechtsgevolgen heeft. Doorhaling van de hoofdzaak op de rol is slechts een administratieve handeling in de roladministratie en staat er niet aan in de weg dat er op enig moment verder wordt geprocedeerd. Als partijen dat wensen, kunnen zij de (gevoegde) zaken aldus weer op de rol brengen.

6..De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
voegt de hoofdzaak met de bij deze rechtbank aanhangige zaak met zaaknummer / rolnummer C/10/615058 / HA ZA 21-241;
6.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak
6.3.
bepaalt dat de zaak wordt doorgehaald op de rol van 28 september 2022.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J. van den Bos. Het is ondertekend door de rolrechter en door deze in het openbaar uitgesproken op 28 september 2022.
3537/1407