ECLI:NL:RBROT:2022:8013

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 september 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
10/115792-22 en 10/132527-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taakstraf voor openlijke geweldpleging en succesvol beroep op noodweer in poging doodslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 september 2022 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging en poging tot doodslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 mei 2022 te Rotterdam openlijk geweld heeft gepleegd tegen een persoon, waarbij hij het slachtoffer tegen het hoofd heeft geslagen en tegen de benen heeft getrapt. Dit feit is door de verdachte bekend en wordt zonder nadere motivering bewezen verklaard. In de tweede zaak, die zich op 28 mei 2022 afspeelde, heeft de verdachte een mes gebruikt om de aangever in de buik te steken, wat leidde tot een potentieel dodelijke verwonding. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond. De rechtbank heeft het beroep op noodweer gehonoreerd, omdat de verdachte zich verdedigde tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding door de aangever, die hem met een ijzeren pijp aanviel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag en ontsloeg hem van alle rechtsvervolging in die zaak. Voor de openlijke geweldpleging werd een taakstraf van 120 uren opgelegd, waarbij rekening werd gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn problematische alcoholgebruik en de aanbevelingen van de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/115792-22 en 10/132527-22 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 26 september 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting gedetineerd in de P.I. Rotterdam, locatie De Schie,
raadsman mr. G.W. Wurpel, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 september 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.B. Epozdemir heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder parketnummer 10/132527-22 impliciet primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/132527-22 impliciet subsidiair ten laste gelegde en van het onder parketnummer 10/115792-22 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 58 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering en partiële vrijspraak (in de zaak met parketnummer 10/115792-22)
De primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard. Op basis van het dossier kan echter niet worden vastgesteld dat het lichamelijk letsel van de aangever is veroorzaakt door het door de verdachte gepleegde geweld. De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van het daarop ziende strafverzwarende deel van de tenlastelegging.
4.2.
Bewijswaardering (in de zaak met parketnummer 10/132527-22)
4.2.1.
Ter inleiding: de vaststaande feiten
Op 28 mei 2022 bevonden de verdachte en de aangever zich samen in de woning van de aangever. Op enig moment ontstond tussen hen een discussie en sloeg de aangever de verdachte met een ijzeren pijp. De verdachte pakte toen een mes dat bij hem in de buurt lag, maakte daarmee zwaaiende bewegingen in de richting van de aangever en stak hem in zijn buik. De aangever liep hierdoor een steekwond op in zijn bovenbuik, waarbij zijn lever werd beschadigd. Dit letsel was potentieel dodelijk.
4.2.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het handelen van de verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm niet was gericht op doodslag, maar op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte moet dan ook worden vrijgesproken van de ten laste gelegde poging tot doodslag. Volgens de officier van justitie kan de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend worden bewezen.
4.2.3.
De beoordeling
Anders dan de officier van justitie heeft gesteld, is de rechtbank van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van voorwaardelijke opzet op de dood van de aangever. Een mes zoals het onderhavige is een geschikt middel om iemand van het leven te beroven en het is een feit van algemene bekendheid dat zich in het bovenlichaam vitale organen en slagaders bevinden. Het kan dan ook niet anders zijn dan dat de verdachte met zijn gedragingen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de aangever zou overlijden.
Op basis van het dossier kan niet (buiten redelijke twijfel) worden vastgesteld dat de verdachte de aangever met een mes in of op zijn hoofd heeft gestoken, gesneden of geslagen. Het deel van de tenlastelegging dat ziet op deze handeling, kan dan ook niet wettig en overtuigend worden bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank, voor de zaak met parketnummer 10/115792-22, een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 9 mei 2022 te Rotterdam,
openlijk, te weten rond een parkeerplaats gelegen op de Carnissesingel, aan de openbare weg en op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [naam slachtoffer 1], door
- die [naam slachtoffer 1] tegen het hoofd te stompen en
- die [naam slachtoffer 1] tegen de benen te trappen.
In bijlage III heeft de rechtbank, voor de zaak met parketnummer 10/132527-22, de inhoud van de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 28 mei 2022 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer 2] opzettelijk
van het leven te beroven, met een mes,
- in de buik van die [naam slachtoffer 2] heeft gestoken, en
- in en de linker arm van die [naam slachtoffer 2] heeft gestoken en gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

5.1.
Kwalificatie
Het bewezen feit levert op:
(in de zaak met parketnummer 10/115792-22)
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
(in de zaak met parketnummer 10/132527-22)
poging tot doodslag
5.2.
De strafbaarheid van het feit in de zaak met parketnummer 10/115792-22
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.
5.3.
Het beroep op noodweer in de zaak met parketnummer 10/132527-22
5.3.1.
Noodweer
De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweer. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake was van een noodweersituatie. Tussen het slaan met de ijzeren pijp en het steken met een mes zat te veel tijd om te kunnen spreken van een ogenblikkelijke aanranding. Voor zover de verdachte zich mocht verdedigen, was die verdediging niet proportioneel en subsidiair.
5.3.2.
De beoordeling
Een beroep op noodweer kan worden gehonoreerd als aannemelijk is geworden dat het handelen van de verdachte was geboden voor de noodzakelijke verdediging van het – in dit geval – eigen lijf tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. Van een dergelijke aanranding kan ook sprake zijn bij een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. De rechtbank moet de feitelijke toedracht afleiden uit de wettelijke bewijsmiddelen, maar over de precieze feitelijke toedracht is enige onzekerheid toegestaan.
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier voldoende aanknopingspunten om het beroep op noodweer te kunnen honoreren. Zij overweegt hiertoe als volgt.
Allereerst zijn de verklaringen die de verdachte heeft afgelegd consequent en grotendeels consistent. Verder wordt zijn verklaring dat de aangever maar bleef slaan, ondersteund door de eerste verklaring van de aangever en de medische informatie over de verdachte van 30 mei 2022 die is opgemaakt door een forensisch arts. Daaruit blijkt dat de verdachte tenminste 13 bloeduitstortingen op zijn arm en rug had en een hoofdwond die in het ziekenhuis moest worden gehecht. Over de bloeduitstortingen heeft de forensisch arts genoteerd dat deze gezien hun grootte en rangschikking kunnen zijn ontstaan als gevolg van een slag met een cilindervormig voorwerp. Verder heeft de verdachte verklaard dat hij op een bank in een hoek zat en daar niet uit weg kon komen door de aanval van aangever. Toen heeft hij een mes gepakt dat in zijn buurt lag en de aangever vervolgens in ieder geval in zijn buik gestoken. De aangever heeft bevestigd dat het mes in zijn huis lag.
De rechtbank acht, vooral gelet op het letsel van de verdachte en de eerste verklaring van de aangever, deze gang van zaken aannemelijk. Er is derhalve sprake geweest van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het lijf van de verdachte waartegen verdediging geboden was. Gelet op de duur en de intensiteit van de aanval met de ijzeren pijp is het steken met het mes een proportionele verdediging geweest.
5.3.3.
Conclusie
Het voorgaande betekent dat sprake is van een geslaagd beroep op noodweer, dat de strafbaarheid van het feit uitsluit. De verdachte zal voor dit feit dan ook worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6..Strafbaarheid verdachte

In de zaak met parketnummer 10/115792-22 is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is in die zaak dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld. Dat geweld vond plaats op een voor het publiek toegankelijk en zichtbaar plein naast het parkeerterrein bij de nachtopvang van het Leger des Heils. Nadat een ander het slachtoffer had aangevallen, mengde de verdachte zich in die aanval. Hij sloeg het slachtoffer drie keer met een vuist op zijn gezicht en trapte met kracht tegen zijn benen, terwijl het slachtoffer geen kant op kon. De verdachte was op dat moment geschorst uit de nachtopvang vanwege vergelijkbare voorvallen.
Met het gebruikte geweld hebben de verdachte en een ander het slachtoffer pijn en ongemak bezorgd en inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke integriteit. Verder veroorzaken dergelijke feiten gevoelens van onveiligheid en onrust bij slachtoffers en in de maatschappij. Dat geldt temeer wanneer het feit plaatsvindt aan de openbare weg en dus in mogelijke aanwezigheid van omstanders. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 25 augustus 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet recentelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Het strafblad van de verdachte heeft dus geen strafverhogend effect.
7.3.2.
Rapportages
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 september 2022. Dit rapport is geschreven naar aanleiding van beide ten laste gelegde feiten en houdt, kort samengevat, het volgende in. De verdachte is in de afgelopen jaren afgegleden op de maatschappelijke ladder, doordat hij zijn baan, vriendin en woning is kwijtgeraakt. Op grond van deze factoren, in combinatie met een mogelijk problematisch alcoholgebruik, schat de reclassering het recidiverisico in op gemiddeld tot hoog. De reclassering adviseert om in geval van een veroordeling een deels voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, waaronder diagnostiek en ambulante behandeling.
7.4.
Oordelen van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot het volgende oordeel.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op de omvang van de – na aftrek van het voorarrest – nog resterende straf, ziet de rechtbank geen ruimte voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummers 10/115792-22 en 10/132527-22 (impliciet) primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde in de zaak onder parketnummer 10/132527-22 geen strafbaar feit oplevert en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
stelt vast dat het bewezen verklaarde in de zaak onder parketnummer 10/115792-22 oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte in de zaak onder parketnummer 10/115792-22 strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
geen te verrichten taakstraf resteert.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. A. van Luijck en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
onder parketnummer 10/132527-22:
hij op of omstreeks 28 mei 2022 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer 2]
opzettelijk
van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een mes, althans een scherp en/of puntig en/of hard voorwerp
meermalen, althans eenmaal
- in de buik van die [naam slachtoffer 2] heeft gestoken, en/of
- in en/of op het hoofd van die [naam slachtoffer 2] heeft gestoken en/of gesneden en/of geslagen, en/of
- in en/of tegen de/een (linker) arm van die [naam slachtoffer 2] heeft gestoken en/of gesneden en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
onder parketnummer 10/115792-22:
hij op of omstreeks 9 mei 2022 te Rotterdam,
openlijk, te weten op/rond (een parkeerplaats gelegen op) de Carnissesingel,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [naam slachtoffer 1], door
- die [naam slachtoffer 1] tegen het hoofd, althans het lichaam te slaan en/of stompen en/of
- die [naam slachtoffer 1] tegen de benen, althans het lichaam te schoppen en/of trappen,
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een of meerdere hoofdwonden en/of verwondingen aan de vingers en/of verwondingen aan de benen, voor [naam slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 mei 2022 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door
- die [naam slachtoffer 1] tegen het hoofd, althans het lichaam te slaan en/of stompen en/of
- die [naam slachtoffer 1] tegen de benen, althans het lichaam te schoppen en/of trappen.